In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen de stichting DUPROFA SUPER CONVENIENCE FUND (verhuurder) en een huurder die in persoon procedeerde. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte vanwege een aanzienlijke huurachterstand van twaalf maanden, die opliep tot € 36.125,89. De huurder had geen huur betaald sinds april 2024, met uitzondering van een betaling van € 500,00 in juli 2024. Ondanks meerdere aanhoudingen van de mondelinge behandeling, was de huurder niet aanwezig, wat ongebruikelijk is, maar de kantonrechter besloot de behandeling door te laten gaan vanwege de ernstige huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de huurder in de nakoming van de huurovereenkomst zodanig ernstig was dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De huurder had niet aangetoond dat hij zijn goede wil had getoond door enige huur te betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurder toegewezen, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de bedrijfsruimte binnen veertien dagen, en betaling van de huurachterstand en proceskosten.