ECLI:NL:RBLIM:2025:2526

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11265120/CV 24-4361
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen de stichting DUPROFA SUPER CONVENIENCE FUND (verhuurder) en een huurder die in persoon procedeerde. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte vanwege een aanzienlijke huurachterstand van twaalf maanden, die opliep tot € 36.125,89. De huurder had geen huur betaald sinds april 2024, met uitzondering van een betaling van € 500,00 in juli 2024. Ondanks meerdere aanhoudingen van de mondelinge behandeling, was de huurder niet aanwezig, wat ongebruikelijk is, maar de kantonrechter besloot de behandeling door te laten gaan vanwege de ernstige huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de huurder in de nakoming van de huurovereenkomst zodanig ernstig was dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De huurder had niet aangetoond dat hij zijn goede wil had getoond door enige huur te betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurder toegewezen, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de bedrijfsruimte binnen veertien dagen, en betaling van de huurachterstand en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 11265120 \ CV EXPL 24-4361
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
de stichting DUPROFA SUPER CONVENIENCE FUND,
gevestigd en kantoorhoudende te Oestgeest,
eisende partij,
hierna te noemen: de verhuurder,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders Eindhoven,
tegen
[huurder] h.o.d.n. [bedrijfsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling (26 november 2024) is bepaald;
- de door de verhuurder overgelegde nadere producties (huurovereenkomst, Algemene Bepalingen, Huishoudelijk reglement), die tevens aan [huurder] zijn verzonden;
- de door de verhuurder overgelegde nadere productie (actuele huurachterstand);
- het bericht van [huurder] van verhindering (ziek);
- de brief waarin een mondelinge behandeling (28 januari 2025) is bepaald;
- het bericht van [huurder] van verhindering (verhinderdata);
- de brief waarin een mondelinge behandeling (27 februari 2025) is bepaald;
- de door de verhuurde overgelegde nadere productie (actuele huurachterstand)
- het bericht van [huurder] van verhindering (ziek);
- de mondelinge behandeling van 27 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[huurder] heeft met [vorige verhuurder] een huurovereenkomst gesloten, ingaande 18 december 2015, betreffende de bedrijfsruimte bestaande uit een winkelruimte ter grootte van circa 160 m2, staande en gelegen te [plaatsnaam] aan [adres] .
2.2.
De verhuurder is rechtsopvolger van [vorige verhuurder] .
2.3.
De huurachterstand bij dagvaarding (tot en met juli 2024) bedroeg € 13.167,11. Tot en met februari 2025 bedraagt de huurachterstand € 36.125,89.

3.Het geschil

3.1.
De verhuurder vordert - samengevat – ontbinding van de huurovereenkomsten en veroordeling van [huurder] tot ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand en betaling van de maandelijks verschuldigde (huur)vergoeding tot aan de dag van ontruiming, te vermeerderen met (buitengerechtelijke en proces)kosten en rente.
3.2.
De verhuurder legt aan de vordering ten grondslag de forse en steeds verder oplopende huurachterstand. [huurder] schiet daarmee tekort in zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, welke tekortkoming zodanig ernstig is, dat deze een ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.3.
[huurder] concludeert tot afwijzing van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. [huurder] wenst met de verhuurder tot een (betalings)regeling te komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst wordt overwogen dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden zonder dat [huurder] aanwezig was. Gelet op de wens van [huurder] om wel bij de behandeling aanwezig te zijn, is dit niet te doen gebruikelijk. Echter, gelet op de steeds verder oplopende huurachterstand heeft de kantonrechter redenen gezien om de mondelinge behandeling toch doorgang te laten hebben. Bij deze beslissing heeft zeker meegewogen dat [huurder] helemaal niets inlost op de huurachterstand, de verschuldigde lopende huurtermijnen niet betaalt én de mondelinge behandeling al twee keer is verplaatst.
Huurachterstand
4.2.
Bij dagvaarding, die is betekend op 8 augustus 2024, bedroeg de huurachterstand tot en met juli 2024 € 13.167,11. De omvang van de huurachterstand bij dagvaarding is door [huurder] niet betwist, zodat de vordering te dien aanzien voor toewijzing gereed ligt.
Ontbinding en ontruiming
4.3.
Ingevolge de huurovereenkomst is [huurder] de maandelijkse huur bij vooruitbetaling verschuldigd vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betalingen betrekking hebben. Het niet nakomen van deze (betaling)verplichting levert een tekortkoming op.
4.4.
Getuige de actuele overzichten die de verhuurder in het geding heeft gebracht, die tevens per post aan [huurder] zijn gezonden en waarvan de juistheid door [huurder] in zijn nadien gevoerde correspondentie niet is betwist, heeft [huurder] vanaf april 2024 helemaal geen huur meer betaald (uitgezonderd een bedrag van € 500,00 op 23 juli 2024). [huurder] schiet hiermee ernstig tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst.
4.5.
[huurder] voert weliswaar aan dat hij heel graag zijn bloemenwinkel (met personeel) wil behouden, maar hij toont dit op geen enkele wijze aan. Om zijn goede wil te tonen, had het op de weg van [huurder] gelegen om op z’n minst de lopende huur, althans enig bedrag, aan de verhuurder te voldoen.
4.6.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de kantonrechter van de verhuurder niet verlangd worden [huurder] nog langer in het genot van het gehuurde te laten. De tekortkoming aan de zijde van [huurder] is zodanig ernstig dat deze een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De daarop ziende vorderingen van de verhuurder zullen daarom ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal worden vastgesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis. De kantonrechter ziet, nu er helemaal geen huurpenningen worden betaald, geen aanleiding een langere termijn aan [huurder] te gunnen.
4.7.
De gevorderde (schade)vergoeding van € 3.306,43 per maand voor elke maand of gedeelte daarvan vanaf 1 augustus 2024 tot het moment waarop de bedrijfsruimte daadwerkelijk is ontruimd en weer ter beschikking is gesteld aan de verhuurder, zal eveneens worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten en rente
4.8.
De door de verhuurder gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten en boeterente zal worden toegewezen. [huurder] heeft de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde Algemene Bepalingen niet betwist en de kantonrechter acht geen termen aanwezig om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan.
Conclusie
4.9.
Gelet op al het bovenstaande zal worden toegewezen:
  • de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee samenhangend de ontruiming van het gehuurde;
  • de huurtermijnen tot en met juni € 9.860,68
de boeterente conform artikel 26 lid 2 Alg.bep. € 453,80
incassokosten conform art 33 Algemene bepalingen € 1.789,71
huur juli 2024
€ 3.306,43
Subtotaal € 15.410,62
betaling op 23 juli 2024
€ 500,00-/-
Totaal € 14.910,62,
te vermeerderen met de rente en een bedrag per maand gelijk aan de huurtermijnen vanaf 1 augustus 2024, een en ander zoals in de dagvaarding is gevorderd.
Proceskosten
4.10.
[huurder] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de verhuurder worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.492,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de bedrijfsruimte met verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [plaatsnaam] aan [adres] ,
5.2.
veroordeelt [huurder] om de bedrijfsruimte met verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [plaatsnaam] aan [adres] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, ter vrije en algehele beschikking te stellen van de verhuurder,
5.3.
veroordeelt [huurder] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de verhuurder te voldoen een bedrag van € 14.910,62, te vermeerderen met de rente van 24% per jaar over € 12.667,11 vanaf 1 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [huurder] om aan de verhuurder te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 3.306,43 voor elke ingegane maand met ingang van 1 augustus 2024 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
5.5.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 2.492,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Dohmen en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.
ksf