Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2025 in de zaak tussen
[eiser] , wonend te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2025.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiser, eigenaar van een geschakelde woning, heeft beroep ingesteld tegen de vastgestelde waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2024, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 680.000,-. Na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 645.000,-, maar eiser is van mening dat de waarde te hoog is en stelt dat deze niet meer dan € 620.000,- kan zijn, gebaseerd op de WOZ-waarde van een vergelijkbaar object.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op basis van de waarde in het economische verkeer. Eiser heeft zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een schending hiervan. De rechtbank concludeert dat de taxatiefout die eiser aanvoert, een incidentele fout betreft die zich slechts in een minderheid van de gevallen voordoet. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.