ECLI:NL:RBLIM:2025:2415
Rechtbank Limburg
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene in het kader van wilsbekwaamheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondercuratelestelling van een betrokkene, geboren in 1952. Het verzoekschrift was ingediend op 19 december 2024, met bijlagen waaronder een bereidverklaring van de voorgestelde curator. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 februari 2025, waarbij verschillende betrokkenen aanwezig waren, waaronder de dochter van de betrokkene en de bewindvoerder. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er eerder bewind en mentorschap was ingesteld over de betrokkene, maar dat de vraag of ondercuratelestelling nodig was, nog niet inhoudelijk kon worden beoordeeld.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de wilsbekwaamheid van de betrokkene in het geding gebracht. Er werd vastgesteld dat ongeacht de aanwezigheid van een mentor of curator, de hulpverlener of arts zelf moet bepalen of de betrokkene wilsbekwaam is in de specifieke situatie. De kantonrechter heeft echter niet de overtuiging gekregen dat de betrokkene wilsbekwaam was om het verzoek tot ondercuratelestelling zelf in te dienen. Hierdoor werd de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
De kantonrechter heeft voorts opgemerkt dat familie, bewindvoerder of mentor wel een verzoek tot ondercuratelestelling kunnen indienen, wat dan inhoudelijk beoordeeld zou moeten worden. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.