ECLI:NL:RBLIM:2025:2137

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
C/03/307244 / HA ZA 22-308
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake benoeming deskundigen in civiele procedure over ontwikkelingsstoornissen

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Limburg op 5 februari 2025 een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) en verschillende gedaagden, waaronder een bewindvoerder en een aantal pro se gedaagden. De zaak betreft een bodemprocedure waarin eerder een deskundige was benoemd om de relatie tussen een magnesiumoverdosering en ontwikkelingsstoornissen bij een van de gedaagden te onderzoeken. In het tussenvonnis van 5 februari 2025 heeft de rechtbank de uitlatingen van partijen over het voornemen om deskundigen te benoemen besproken, evenals de vraagstelling aan de deskundigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder benoemde deskundige, [naam deskundige], met pensioen is gegaan en niet meer beschikbaar is. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid geboden om een nieuwe deskundige voor te stellen. AZM heeft dr. F. Groenendaal voorgesteld, en de rechtbank heeft besloten deze deskundige te benoemen, met de mogelijkheid dat hij bijstand kan krijgen van dr. W.C.G. Overweg-Plandsoen. De rechtbank heeft ook de vraagstelling aan de deskundige aangepast en benadrukt dat de deskundige moet onderzoeken of de magnesiumoverdosering heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van de gedaagde. De rechtbank heeft verder aangegeven dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de offerte van de deskundige zodra deze is ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/307244 / HA ZA 22-308
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
ACADEMISCH ZIEKENHUIS MAASTRICHT,
zetelend te Maastricht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: AZM,
advocaat: mr. K. Mous,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] ,

pro se,
wonend te Maastricht,
2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ,
wonend te Maastricht,
3.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3],
pro se,
wonend te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] ,
of afzonderlijk [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1 en 2] (pro se) en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ,
advocaat: mr. L.H.G. Pelzer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 december 2023,
- de antwoordakte van AZM van 24 januari 2024,
- de akte uitlating na tussenvonnis van [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] van 24 januari 2024,
- de antwoordakte van AZM van 20 maart 2024,
- de nadere (antwoord)akte na tussenvonnis van [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] van 20 maart 2024.
- de e-mail van de rechtbank aan partijen van 16 september 2024 naar aanleiding van het bericht van het Beatrix Kinderziekenhuis gericht aan de rechtbank dat de beoogd deskundige, [naam deskundige] , recent met pensioen is gegaan en een benoeming als deskundige niet meer aanvaardt,
- de e-mail van mr. Mous van 24 september 2024,
- de e-mail van de rechtbank aan partijen van 22 oktober 2024, met daarin opgenomen de reactie van [naam deskundige] van 17 oktober 2024 waarin hij bevestigt af te zien van benoeming als deskundige en waarin hij voorstelt dr. F. Groenendaal te benaderen als deskundige,
- de antwoord-akte van AZM van 30 oktober 2024,
- de akte uitlating deskundigen van [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] van 30 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

N.a.v. rov. 4.25. van het tussenvonnis van 13 december 2023
2.1.
De rechtbank heeft partijen in rov. 4.25. van het vonnis van 13 december 2023 in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voornemen van de rechtbank om
[naam deskundige] (hierna: [naam deskundige] ) als deskundige te benoemen, over de voorgestelde vraagstelling aan [naam deskundige] en de omvang van de kosten.
2.2.
Na het wijzen van voornoemd vonnis is gebleken dat [naam deskundige] vanwege zijn pensionering niet langer als deskundige optreedt. De rechtbank heeft partijen in verband daarmee de gelegenheid geboden zich uit te laten over de persoon van een andere deskundige en over de vraag of dit gevolgen zou moeten hebben voor de eerder voorgestelde vraagstelling aan [naam deskundige] .
Het voornemen om een deskundigenbericht in te winnen
2.3.
AZM is van mening dat er geen aanleiding is voor een nieuw deskundigenbericht omdat partijen gebonden zijn aan de uitkomst van de eerdere deskundigenberichten van [naam deskundige] . Op basis van het rapport van [naam deskundige] uit 2008 moet uitgegaan worden van een percentage van 50%, in ieder geval voor wat betreft de toen bestaande ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Volgens AZM heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 13 december 2023 nog niet geoordeeld over de vraag of en in hoeverre partijen gebonden zijn aan het rapport van [naam deskundige] uit 2008 en waarom er aanleiding bestaat voor een nieuwe expertise door [naam deskundige] of een andere deskundige.
2.4.
[gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] hebben geen bezwaar tegen een deskundigenbericht.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de inhoud van een deskundigenbericht dat op hun gezamenlijk verzoek is opgesteld, tenzij er zwaarwegende bezwaren zijn in te brengen tegen dat bericht. Van zwaarwegende bezwaren is onder andere sprake indien het bericht niet voldoet aan daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica.
2.6.
Indien een op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebracht deskundigenrapport in het geding is gebracht, is het vervolgens aan de rechter om te beoordelen welke waarde daaraan moet worden toegekend (art. 152 lid 2 Rv). Gelet hierop staat het de rechter vrij om bij de beoordeling van het geschil een dergelijk rapport tot uitgangspunt te nemen, ook als in het partijdebat bezwaren zijn geuit tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud daarvan (HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2024:3654).
2.7.
Vaststaat dat [naam deskundige] in 2008 gerapporteerd heeft over [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , die toen 5,5 jaar oud was, op gezamenlijk verzoek van partijen en dat de medisch adviseurs van beide partijen zich destijds konden vinden in de bevindingen van [naam deskundige] (zie rov. 2.7., 2.8., 2.9., 2.10. en 4.19. van het tussenvonnis van 13 december 2023). [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] scharen zich thans niet meer achter de conclusie van [naam deskundige] in 2008 dat de magnesiumoverdosering voor circa 50% heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en de extreme predysmaturiteit de andere 50%. Zij stellen vraagtekens bij dit door [naam deskundige] genoemde percentage. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] niet onderbouwd gesteld dat het rapport van [naam deskundige] van 2008 - uitgaande van de medische informatie waarover hij beschikte - niet voldoet aan daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. Dat betekent dat partijen in beginsel aan dit rapport gebonden zijn. De rechtbank neemt het rapport van [naam deskundige] uit 2008 daarom als uitgangspunt bij de beoordeling van het geschil.
2.8.
Ook met inachtneming van dat uitgangspunt heeft de rechtbank om meerdere redenen behoefte aan aanvullende informatie door een deskundige.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] is inmiddels volwassen. Voor de beoordeling van de vorderingen is haar ontwikkeling sinds 2008 van belang. Uit nader deskundigenonderzoek zal moeten blijken of er bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] nog steeds sprake is van ontwikkelingsstoornissen, of het dezelfde stoornissen zijn als vastgesteld door [naam deskundige] in 2008 of (ook) andere stoornissen, of deze eventuele stoornissen passen bij vroeggeboortes met een laag geboortewicht en of er een relatie is met de magnesiumoverdosering.
[gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] stellen te beschikken over cd-roms met opnames uit 2012, 2013, en 2017 die relevant zijn voor de beantwoording van deze vragen. Voor de rechtbank is niet duidelijk of de beelden op deze opnames dateren van 2012, 2013 en 2017 - dan heeft [naam deskundige] in 2008 er geen kennis van kunnen nemen - of dat beelden uit de eerste periode van het leven van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] pas in die genoemde jaren op een CD gezet zijn. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] aangevoerd dat [naam deskundige] destijds niet een compleet beeld gehad heeft van de medische informatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , omdat pas later aanvullende gegevens over de eerste dagen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] naar voren zijn gekomen. Vervolgens hebben zij in dat kader verwezen naar de cd-roms uit 2012, 2013, 2017. [naam deskundige] schrijft op pagina 2 van zijn rapport uit 2008 dat hij gebruik heeft gemaakt van de
“kopieën van het klinische dossier, en brieven, rapportages en onderzoeksbevindingen gedateerd tussen 17 mei 2022 en 19 december 2005 (conform overzicht bijlagen in de brief d.d. 5 februari 2007 van Veduma (…)”. In dit ‘overzicht bijlagen’ [1] staan vooral schriftelijke stukken vermeld en daarnaast “onderzoeksbevindingen van 4 december 2002”. Of hiertoe beelden van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] behoord hebben of verslagen naar aanleiding van beeldvorming kan de rechtbank niet vaststellen. De beoordeling van het geschil dient plaats te vinden op basis van alle relevante medische informatie over [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . De rechtbank acht het daarom van belang dat een deskundige bij de beantwoording van de vragen ook kennis neemt van deze cd-rom uit 2012, 2013 en 2017. Het is aan [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] om die beelden te zijner tijd aan de deskundige ter beschikking te stellen, met een kopie aan AZM.
[naam deskundige] heeft in zijn rapport verwezen naar op dat moment bekende wetenschappelijke literatuur. Sindsdien heeft de wetenschap niet stilgestaan. Niet uitgesloten kan worden dat resultaten van recenter wetenschappelijk onderzoek van invloed zijn op de beantwoording van de vraag naar de mate waarin de magnesiumoverdosering heeft bijgedragen aan eventuele ontwikkelingsstoornissen bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] nu.
Tegen de achtergrond van dit alles heeft de rechtbank geoordeeld zoals vermeld in rov. 4.23. van eerder genoemd tussenvonnis. Uiteindelijk zal na onderzoek blijken of de deskundige tot hetzelfde inzicht komt als [naam deskundige] in 2008 of tot een ander inzicht.
2.9.
De slotsom is dat de rechtbank een deskundigenbericht noodzakelijk acht en daartoe over zal gaan.
De persoon van de deskundige
2.10.
[gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] stellen voor als deskundigen te benoemen dr. F. Groenendaal, neonatoloog, samen met dr. Overweg-Plandsoen, kinderneuroloog.
2.11.
AZM stelt voor om dr. Groenendaal te benoemen. Als hij behoefte heeft aan bijstand door dr. W.C.G. Overweg-Plandsoen, stemt AZM daarmee in.
2.12.
Partijen hebben in het verleden gekozen voor [naam deskundige] als deskundige. Hij was neonatoloog. De rechtbank zal daarom ook nu een neonatoloog benoemen als deskundige en daarbij de voorkeur van partijen volgen: dr. F. Groenendaal. Met verwijzing naar rov. 4.22. van het tussenvonnis van 13 december 2023 overweegt de rechtbank dat als dr. Groenendaal voor de beantwoording van de vragen hulp nodig heeft van dr. Overweg-Plandsoen, hij die hulp mag inschakelen.
2.13.
De rechtbank heeft dr. Groenendaal onlangs schriftelijk benaderd met de vragen of hij bereid en in staat is om als deskundige op te treden, of hij behoefte heeft aan bijstand door dr. Overweg-Plandsoen en hem verzocht om een offerte van de kosten (inclusief eventuele kosten voor bijstand door dr. Overweg-Plandsoen) op te stellen. Zodra de rechtbank zijn antwoord ontvangen heeft, zullen partijen hierover in kennis gesteld worden en mogen zij zich uitlaten over de hoogte van de kosten van de deskundige, die zoals al overwogen is in rov. 4.30. van het voornoemd tussenvonnis door AZM voorgeschoten moeten worden.
De vraagstelling
2.14.
Volgens AZM dient de nadere vraagstelling aan een deskundige te worden toegesneden op het oordeel van de rechtbank over het eerdere rapport van [naam deskundige] . In dat kader doet AZM voorstellen voor herformulering van de vragen 5, 6 en 7. De analyse van een deskundige kan, zo stelt AZM, beperkt blijven tot eventuele nieuwe/aanvullende ontwikkelingsstoornissen en de deskundige kan de vraag gesteld worden of het eerder berekende percentage ook ziet op die stoornissen. De vraagstelling zal in ieder geval aangepast moeten worden door in vraag 3 expliciet te vragen naar het type ontwikkelingsstoornis en in de vragen 5 en 7 te focussen op de (eventuele) ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ter zake waarvan niet eerder (in 2008 en 2017) al een percentage van 50% is vastgesteld. Ook dient de deskundige gevraagd te worden om zijn antwoord zoveel mogelijk te onderbouwen aan de hand van studies die betrekking hebben op het ontstaan van ontwikkelingsstoornissen bij vroeggeboortes met een laag geboortegewicht. Verder dient als extra vraag nog te worden toegevoegd: “
Wilt u aangeven of het door u berekende percentage van toepassing is op alle door u vastgestelde stoornissen of dat (ook) sprake is van ontwikkelingsstoornissen die niet verband houden met de overdosering en waarop het door u berekende percentage dus niet van toepassing is?”. Dit om te voorkomen dat als vaststaand feit alle ontwikkelingsstoornissen automatisch (volgens een bepaald toerekeningspercentage) aan de medische fout gekoppeld worden, terwijl onduidelijk is welke stoornissen nu aan de orde zijn en dus ook of voor die stoornissen (steeds) geldt dat sprake is van een mogelijk verband met de gemaakte fout.
2.15.
[gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] hebben in hun akte van 30 oktober 2024 geen melding gemaakt van een door hen gewenste wijziging van de vraagstelling. De rechtbank begrijpt dat zij hun eerder gemaakte opmerkingen over de vraagstelling handhaven. Volgens [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] kan een deskundige op de voorgestelde vraag 5 geen objectief antwoord geven. Het is bekend dat te vroeg geboren kinderen met een laag geboortegewicht een slechte start hebben, maar volgens eerdere berichtgeving van [naam deskundige] zou 50% van deze kinderen een normaal ontwikkelingspatroon vertonen en derhalve geen blijvende nadelige gevolgen ervaren van het te vroeg geboren zijn met een laag geboortegewicht. Het blijft derhalve onduidelijk tot welke groep [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] zou hebben behoord. Een deskundige kan, gelet op het vorenstaande, uitsluitend gevraagd worden om zich uit te laten over de studies die betrekking hebben op de nadelige gevolgen van vroeggeboortes met een laag geboortegewicht. Vraag 5 moet daarom vervangen worden door een vraag waarin de deskundige verzocht wordt algemene percentages te noemen wat betreft de gevolgen van de fout zonder en met nadelige gevolgen van vroeggeboorte met een laag geboortegewicht. Dit dient ten behoeve van een berekening die gemaakt moet worden door een statisticus. Aangezien vraag 7 samenhangt met vraag 5, dient deze ook te worden geherformuleerd, aldus [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie]
2.16.
Gelet op de opmerkingen van partijen over de door de rechtbank in rov. 4.24. van het tussenvonnis van 13 december 2023 voorgestelde vraagstelling zal de rechtbank de vragen 1, 2 en 3 ongewijzigd laten.
2.17.
Ter verduidelijking zal de rechtbank vraag 4 aanpassen en daarvan maken:
4. Zo ja, van welk type ontwikkelingsstoornis(sen) is sprake? Gaat het om dezelfde ontwikkelingsstoornis(sen) als in 2008 of gaat het (ook) om andere ontwikkelingsstoornis(sen)?
2.18.
De rechtbank volgt [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] niet in hun betoog dat op vraag 5 geen objectief antwoord te geven is. De deskundige kan immers door de wijze van de vraagstelling bij de beantwoording daarvan eventueel niet eerder bij [naam deskundige] bekende medische informatie over [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] betrekken, evenals haar ontwikkeling sinds 2008 en nieuwe wetenschappelijke onderzoeksresultaten.
De rechtbank heeft vraag 5 naar aanleiding van diverse opmerkingen van AZM deels aangepast, waardoor de oorspronkelijk voorgesteld vraag 7 komt te vervallen. De gewijzigde vraag 5 komt als volgt te luiden:
5. A) Mocht u (ook) andere ontwikkelingsstoornis(sen) bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] vaststellen dan [naam deskundige] in 2008 heeft gedaan, heeft de magnesiumoverdosering bijgedragen aan die ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ? En als dat het geval is, in welke mate?
B) Deelt u, gelet op eventuele door u vastgestelde ontwikkelingsstoornis(sen) van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , alle nieuwe wetenschappelijke onderzoeksresultaten sinds 2008 en eventuele door partijen nieuw aangereikte medische informatie met betrekking tot [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] waarover [naam deskundige] mogelijk in 2008 niet beschikte, de opvatting van [naam deskundige] zoals verwoord in zijn rapport uit 2008 dat de magnesiumoverdosering voor circa 50% heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en de extreme pre-dysmaturiteit voor de andere 50%?
Zo nee, van welk percentage gaat u uit en waarom?
C) Wilt u aangeven of het door u berekende percentage van toepassing is op alle door u vastgestelde stoornissen of dat (ook) sprake is van ontwikkelingsstoornissen die niet verband houden met de overdosering en waarop het door u bekende percentage dus niet van toepassing is?
U wordt verzocht uw antwoorden zo veel mogelijk te motiveren aan de hand van studies die betrekking hebben op het ontstaan van ontwikkelingsstoornissen bij vroeggeboortes met een laag geboortegewicht en andere studies die u relevant acht.
2.19.
Omdat niet [naam deskundige] maar een andere deskundige vraag 6 zal beantwoorden zal de rechtbank vraag 6 herformuleren overeenkomstig de wijze die AZM heeft voorgesteld.
2.20.
De vraagstelling aan de deskundige zal, gelet op het voorgaande, als volgt komen te luiden:
Is er sprake van een medische eindtoestand bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ?
Zo nee, verwacht u een belangrijke verbetering of verslechtering bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] (welke?) en op welke termijn verwacht u dat er sprake is van een medische eindsituatie?
Is er sprake van (een) blijvende ontwikkelingsstoornis(sen) bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ?
4. Zo ja, van welk type ontwikkelingsstoornis(sen) is sprake? Gaat het om dezelfde ontwikkelingsstoornis(sen) als in 2008 of gaat het (ook) om andere ontwikkelingsstoornis(sen)?
5. A) Mocht u (ook) andere ontwikkelingsstoornis(sen) bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] vaststellen dan [naam deskundige] in 2008 heeft gedaan, heeft de magnesiumoverdosering bijgedragen aan die ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] ? En als dat het geval is, in welke mate?
B) Deelt u, gelet op eventuele door u vastgestelde ontwikkelingsstoornis(sen) van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , alle nieuwe wetenschappelijke onderzoeksresultaten sinds 2008 en eventuele door partijen nieuw aangereikte medische informatie met betrekking tot [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] waarover [naam deskundige] mogelijk in 2008 niet beschikte, de opvatting van [naam deskundige] zoals verwoord in zijn rapport uit 2008 dat de magnesiumoverdosering voor circa 50% heeft bijgedragen aan de ontwikkelingsstoornissen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en de extreme pre-dysmaturiteit voor de andere 50%?
Zo nee, van welk percentage gaat u uit en waarom?
C) Wilt u aangeven of het door u berekende percentage van toepassing is op alle door u vastgestelde stoornissen of dat (ook) sprake is van ontwikkelingsstoornissen die niet verband houden met de overdosering en waarop het door u bekende percentage dus niet van toepassing is?
U wordt verzocht uw antwoorden zo veel mogelijk te motiveren aan de hand van studies die betrekking hebben op het ontstaan van ontwikkelingsstoornissen bij vroeggeboortes met een laag geboortegewicht en andere studies die u relevant acht.
6. Is voor u inzichtelijk hoe [naam deskundige] is gekomen tot zijn conclusie dat de kans op ontwikkelingsstoornissen toe is genomen van 39% naar 77,8%?
Zo ja, wilt u zijn benadering nader toelichten?
7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
N.a.v. rov. 4.27. van het tussenvonnis van 13 december 2023
2.21.
Voorts heeft de rechtbank partijen in rov. 4.27. van het tussenvonnis van
13 december 2023 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal verzekeringsgeneeskundige(n) en arbeidsdeskundige(n), de persoon van de deskundige(n), de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen en de omvang van de kosten.
Verzekeringsgeneeskundige
2.22.
Partijen zijn het erover eens dat volstaan kan worden met benoeming van één verzekeringsgeneeskundige. Zij hebben allebei voorgesteld een van de verzekeringsartsen verbonden aan 1MA te Rosmalen te benoemen als deskundige. AZM noemt specifiek de heer [naam verzekeringsarts 1] dan wel mevrouw [naam verzekeringsarts 2] van 1MA. Uit de nadere (antwoord)akte na tussenvonnis van [gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] leidt de rechtbank af dat zij kunnen instemmen met benoeming van een van deze twee door AZM genoemde personen. Over de hoogte van de kosten van de deskundige hebben partijen zich niet uitgelaten.
2.23.
AZM heeft bij akte naar voren gebracht dat de door de rechtbank voorgestelde vraagstelling voor nu akkoord is, met dien verstande dat AZM meent dat aan de hand van het rapport van de deskundige bezien zal moeten worden of nog aanleiding bestaat aandacht te besteden aan eventuele beperkingen die niet te relateren zijn aan de gemaakte fout. Dit kan pas vastgesteld worden na kennisname van het deskundigenrapport.
2.24.
[gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] stellen voor de volgende vragen aan de verzekeringsgeneeskundige voor te leggen:
Wat zijn de bevindingen bij uw uitvoerige verzekeringsgeneeskundige anamnese?
Wat zijn de bevindingen bij de bestudering van de meegezonden stukken (voor zover voor een verzekeringsgeneeskundige beoordeling relevant)?
Welke belemmeringen stelt u bij betrokkene vast bij het verrichten van activiteiten van het dagelijks leven zoals zelfverzorging, de vrije tijdsbesteding, sportbeoefening, beroepsbeoefening en de huishoudelijke arbeid, wilt u daarbij tevens betrekken de belemmeringen die betrokkene zelf vermeldt?
Indien u lichamelijk onderzoek wenselijk acht, wilt u de daaruit voortvloeiende bevindingen vermelden?
Wat zijn de verzekeringsgeneeskundige wegingen van alle bij u bekende gegevens, zijn er naar uw mening nog beperkingen waarmee bij de beoordeling rekening dient te worden gehouden?
Is bij betrokkene sprake van een situatie dat zij wel op eigen (beperkt) niveau kan functioneren maar in een beperkt aantal uren?
Kunt u aan de hand van uw eigen bevindingen aan de hand van meegezonden stukken een functionele mogelijkhedenlijst opstellen conform de daarvoor geldende criteria, deze ten behoeve van een arbeidsdeskundige expertise?
Zijn er vanuit verzekeringsgeneeskundig oogpunt naar uw mening nog andere relevante opmerkingen te maken ten aanzien van deze casus?
2.25.
Gelet op hetgeen AZM naar voren heeft gebracht, zal de rechtbank partijen nadat de deskundige de gestelde vragen heeft beantwoord, bij akte in de gelegenheid stellen zich erover uit te laten of de vraagstelling aanpassing behoeft gezien de inhoud van het deskundigenrapport. Daarna zal de rechtbank de vraagstelling definitief vaststellen.
2.26.
Nu partijen het eens zijn over de persoon van de verzekeringsgeneeskundige zal de rechtbank te zijner tijd de heer [naam verzekeringsarts 1] of mevrouw [naam verzekeringsarts 2] van 1MA benaderen met de vraag of hij/zij bereid is de benoeming als deskundige te aanvaarden.
Arbeidsdeskundige
2.27.
Partijen zijn het erover eens dat volstaan kan worden met benoeming van één arbeidsdeskundige, namelijk de heer J. Verhoeven van Letselschade Loopbaan Centrum te Eindhoven. De rechtbank zal hem te zijner tijd benaderen met de vraag of hij bereid is de benoeming als arbeidsdeskundige te aanvaarden. Over de hoogte van zijn kosten hebben partijen zich niet uitgelaten.
2.28.
AZM heeft naar voren gebracht dat de vragen aan de arbeidsdeskundige afhankelijk zijn van de bevindingen van de beoogd deskundige Groenendaal en de verzekeringsgeneeskundige. Na de betreffende rapportages zal moeten worden vastgesteld welke blijvende beperkingen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] heeft als gevolg van de fout. Mogelijk zal er ook sprake zijn van beperkingen die niets met de fout te maken hebben. Dat zal dan tot uiting moeten worden gebracht in de vraagstelling. AZM verzoekt de rechtbank dan ook nog niet de exacte vraagstelling voor deze deskundige vast te stellen. Voorts wijst AZM erop dat de rechtbank in de vraagstelling voor de arbeidsdeskundige de termen ‘ontwikkelingsstoornis’ en ‘beperking’ door elkaar gebruikt worden (vraag 2 aan de arbeidsdeskundige). Volgens AZM zou moeten worden uitgegaan van ‘beperkingen’.
2.29.
[gedaagden in conventie, eiseressen in conventie] stellen voor de volgende vragen aan de arbeidsdeskundige te stellen:
Wilt u aan de hand van de door de verzekeringsdeskundige opgestelde functionele mogelijkhedenlijst een arbeidsmogelijkhedenlijst opstellen, rekening houdend met de geduide beperkingen, zoals die uit de functionele mogelijkhedenlijst blijken?
Wilt u bij de geduide functies aangeven in welke range de daaraan verbonden inkomens liggen?
Wilt u bij de beoordeling tevens rekening houden met de belasting voortvloeiende uit huishoudelijke werkzaamheden die kunnen passen binnen de belastbaarheid van betrokkene?
2.30.
De rechtbank zal te zijner tijd in de vraagstelling voor de arbeidsdeskundige de term ‘ontwikkelingsstoornis’ wijzigen in ‘beperking’. Ook zal de rechtbank partijen nadat de beoogd deskundige Groenendaal en de verzekeringsgeneeskundige gerapporteerd hebben bij akte in de gelegenheid stellen zich erover uit te laten of de vraagstelling aanpassing behoeft gezien de inhoud van die rapporten.
2.31.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verstaat dat partijen op een nader te communiceren roldatum in de gelegenheid zullen worden gesteld te reageren op de hoogte van de offerte van beoogd deskundige
dr. F. Groenendaal zodra de rechtbank zijn reactie en offerte heeft ontvangen en deze aan partijen heeft toegezonden,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
5 februari 2025.
AP

Voetnoten

1.Zie productie 3 dagvaarding.