Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek met producties 1 tot en met 3
- de rolinstructie inhoudende dat het recht van [gedaagde] om te concluderen voor dupliek is vervallen.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft CZ Zorgverzekeringen N.V. (hierna: CZ) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeert. CZ vordert terugbetaling van een bedrag van € 1.780,47, bestaande uit € 1.388,11 aan hoofdsom, € 208,22 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 184,14 aan wettelijke rente. De vordering is gebaseerd op het feit dat CZ medische kosten heeft vergoed voor de gedaagde, terwijl deze in de betreffende periode niet verzekerd was. De procedure is gestart met een dagvaarding op 17 september 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar heeft de vordering inhoudelijk niet voldoende betwist.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat CZ onverschuldigd heeft betaald, omdat de gedaagde geen basisverzekering had afgesloten voor de periode waarin hij zorg heeft ontvangen. De kantonrechter heeft de vordering van CZ toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, en de wettelijke rente over het bedrag van € 1.388,11. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.018,72. Het vonnis is uitgesproken op 5 maart 2025 door mr. P.H.M. Kuster en is uitvoerbaar bij voorraad.