Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met een productie
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. (hierna: VGZ) een vordering ingesteld tegen Exquis Bewindvoering B.V. (hierna: Exquis bewindvoering q.q.) in de hoedanigheid van bewindvoerder van een onderbewindgestelde. De procedure is gestart met een dagvaarding op 18 september 2024, waarin VGZ betaling van openstaande zorgkosten en premies vorderde. De onderbewindgestelde had een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ, maar Exquis bewindvoering q.q. heeft na meerdere betalingsherinneringen nagelaten om de openstaande bedragen te voldoen. VGZ had eerder al een vordering tot betaling van € 500,00 ingesteld, welke door de kantonrechter was toegewezen, maar het restant van de schuld bleef onbetaald.
In het geschil vorderde VGZ een bedrag van € 3.038,03, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Exquis bewindvoering q.q. erkende de vordering, maar stelde dat er geen betalingsregeling getroffen kon worden vanwege beslag op het inkomen van de onderbewindgestelde. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ gedeeltelijk toegewezen. De gevorderde hoofdsom werd erkend en toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. De wettelijke rente werd toegewezen over een deel van de vordering, en Exquis bewindvoering q.q. werd veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken op 5 maart 2025 door de kantonrechter P.H.M. Kuster, die de vordering van VGZ grotendeels heeft toegewezen en Exquis bewindvoering q.q. in de proceskosten heeft veroordeeld.