In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een aannemer en een opdrachtgever. De eiseres, een besloten vennootschap, vorderde betaling van onbetaalde facturen voor werkzaamheden die zij op regiebasis had uitgevoerd aan de woning van de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de aannemer niet voldoende inzicht had gegeven in de uitgevoerde werkzaamheden, waardoor niet kon worden vastgesteld welke redelijke prijs voor deze werkzaamheden verschuldigd was. De rechtbank verwees naar eerdere tussenvonnissen waarin werd gesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst was en dat de werkzaamheden niet waren vastgelegd. De rechtbank benadrukte de informatieplicht van de aannemer en het belang van een goede administratie, vooral bij regiewerkzaamheden. De vordering van de aannemer werd afgewezen, en de gedaagde werd in het gelijk gesteld. De rechtbank veroordeelde de eiseres ook in de proceskosten, die op € 10.597,00 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.