ECLI:NL:RBLIM:2025:2097

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/03/311291 / HA ZA 22-500
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en de verplichtingen van de aannemer bij regiewerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een aannemer en een opdrachtgever. De eiseres, een besloten vennootschap, vorderde betaling van onbetaalde facturen voor werkzaamheden die zij op regiebasis had uitgevoerd aan de woning van de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de aannemer niet voldoende inzicht had gegeven in de uitgevoerde werkzaamheden, waardoor niet kon worden vastgesteld welke redelijke prijs voor deze werkzaamheden verschuldigd was. De rechtbank verwees naar eerdere tussenvonnissen waarin werd gesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst was en dat de werkzaamheden niet waren vastgelegd. De rechtbank benadrukte de informatieplicht van de aannemer en het belang van een goede administratie, vooral bij regiewerkzaamheden. De vordering van de aannemer werd afgewezen, en de gedaagde werd in het gelijk gesteld. De rechtbank veroordeelde de eiseres ook in de proceskosten, die op € 10.597,00 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/311291 / HA ZA 22-500
Vonnis van 29 januari 2025 in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. R.T.L.J. Jongen,
tegen:
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.J.C. Delahaye.

1.De procedure

1.1.
Het verder verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeslissing van 19 juni 2024,
- het B4-formulier van [eiseres] van 4 juli 2024,
- het B16-formulier van [gedaagde] van 9 juli 2024,
- de akte (inclusief producties 22, 23 en 24) van [eiseres] op de roldatum van 14 augustus 2024,
- het B4-formulier van [gedaagde] van 28 augustus 2024,
- de akte (inclusief producties K en L) van [gedaagde] op de roldatum van 9 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 8 mei 2024 heeft de rechtbank (in rechtsoverweging 4.5) overwogen dat op dat moment niet kon worden vastgesteld dat het betoog van [eiseres] overtuigender of steekhoudender is dan dat van [gedaagde] of andersom. De rechtbank overwoog verder dat een deskundigenonderzoek is aangewezen om de vraag te kunnen beantwoorden wat een redelijke prijs is voor de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden. In de nadien door partijen ingediende aktes hebben beide partijen naar voren gebracht dat eerst, voordat tot inschakeling van een deskundige kan worden overgegaan, zo veel mogelijk duidelijkheid moet komen omtrent de vraag welke werkzaamheden [eiseres] aan de woning van [gedaagde] heeft uitgevoerd. Om die reden heeft de rechtbank in de daarop gevolgde rolbeslissing van 19 juni 2024 [eiseres] in de gelegenheid gesteld om bij akte op te sommen welke werkzaamheden zij tegen welke manuren en met welke materialen (en daarmee gemoeide kosten), heeft verricht, waarna [gedaagde] de gelegenheid heeft gekregen om daar bij antwoordakte op te reageren. In deze rolbeslissing heeft de rechtbank ten behoeve van een overzichtelijke opsomming een format van een tabel/overzicht aangedragen. [eiseres] heeft vervolgens een akte genomen op de roldatum van 14 augustus 2024 en daarbij onder de producties 23 en 24 twee (afzonderlijke) overzichten/tabellen van (onder meer) werkzaamheden opgenomen. [gedaagde] heeft daar bij antwoordakte op de roldatum van
9 oktober 2024 op gereageerd, waarbij hij (onder productie K) een reactie van deskundige [naam deskundige] van [handelsnaam] (hierna: [naam deskundige] ) alsmede (onder productie L) een reactie op de door [eiseres] in productie 23 opgevoerde werkzaamheden heeft overgelegd.
2.2.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank zich gesteld voor de (voor)vraag of [eiseres] voldoende inzicht heeft verschaft in de door haar uitgevoerde werkzaamheden aan de woning van [gedaagde] , opdat een deskundige kan worden benoemd die deze werkzaamheden beoordeelt en vervolgens de vraag kan worden beantwoord welke redelijke prijs [gedaagde] daarvoor verschuldigd is. Onlosmakelijk zijn hiermee dus verbonden de onbetaalde facturen van [eiseres] , die zij aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
2.3.
Zoals de rechtbank onder 2.2 in het tussenvonnis van 8 mei 2024 overwoog, hebben [eiseres] en [gedaagde] de door [eiseres] aangenomen opdracht niet schriftelijk vastgelegd en zijn zij geen vaste aanneemsom of prijs overeengekomen. De werkzaamheden zijn uitgevoerd op regiebasis. Op grond van artikel 7:752 lid 1 BW is [gedaagde] (de opdrachtgever) een redelijke prijs verschuldigd, indien de prijs bij het sluiten van de overeenkomst niet is bepaald, zoals in het onderhavige geval. [eiseres] dient dan als grondslag van haar vordering tot betaling van een redelijke prijs te stellen en te bewijzen dat aan haar opdracht is verstrekt om voor rekening van [gedaagde] het werk tot stand te brengen, dat het werk door haar is opgeleverd en door [gedaagde] is aanvaard, en dat haar daarom de gevorderde redelijke prijs toekomt.
2.4.
Zoals de rechtbank onder 4.1 in het tussenvonnis van 8 mei 2024 overwoog, heeft [gedaagde] betwist dat de door [eiseres] in rekening gebrachte prijs redelijk is, waarbij hij tevens onder meer heeft aangevoerd dat [eiseres] te traag heeft gewerkt, te veel uren in rekening heeft gebracht en de facturen van [eiseres] niet controleerbaar zijn op de uitgevoerde werkzaamheden, omdat deze facturen onvoldoende zijn gespecificeerd. Ook tegen de opgevoerde materialen heeft [gedaagde] gemotiveerd verweer gevoerd. Gelet hierop ligt het – naast de hiervoor bedoelde stelplicht en bewijslast – op de weg van [eiseres] om te stellen en vervolgens te onderbouwen welke werkzaamheden, tegen welke manuren en met welke materialen (en daarmee gemoeide kosten), exact zijn uitgevoerd.
2.5.
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat [gedaagde] aan [eiseres] een opdracht heeft verstrekt die kan worden omschreven als: “u vraagt, wij draaien.” Dat ontslaat [eiseres] echter niet van de verplichting om goed – en controleerbaar – te administreren welke werkzaamheden zij voor [gedaagde] heeft uitgevoerd. Weliswaar heeft [eiseres] gesteld dat het onmogelijk is om achteraf te beoordelen welke werkzaamheden exact zijn uitgevoerd en hoeveel uren daarmee waren gemoeid, maar dat ontslaat haar niet van de plicht om als aannemer een redelijk inzicht te bieden in de bestede tijd, de verrichte werkzaamheden en de gebruikte/toegepaste materialen. Aanneming van werk is immers een bijzondere vorm van de overeenkomst van opdracht. Op grond van artikel 7:403 BW heeft [eiseres] een informatieplicht en moet onder omstandigheden rekening en verantwoording worden afgelegd. Dat heeft [eiseres] echter nagelaten, waartoe het volgende.
2.5.1.
Juist bij een onduidelijk, omvangrijk project op regiebasis als dat van [gedaagde] had [eiseres] een goede administratie moeten voeren. Die verplichting wordt niet minder zwaar of minder belangrijk, omdat – zoals [eiseres] heeft aangegeven – een bestek of ontwerp ontbreekt. Juist bij gebrek hieraan had het op de weg van [eiseres] als aannemer gelegen om gedetailleerd te administreren wat precies is gedaan en welk materiaal daarbij is gebruikt. In feite zijn dit communicerende vaten: hoe minder is ontworpen/getekend of in een bestek is opgenomen, hoe groter de plicht van de aannemer om de administratie goed bij te houden.
2.5.2.
Juist in het geval dat [gedaagde] (volgens [eiseres] ) zelf partijen inschakelde (voor andere werkzaamheden dan waarvoor hij met [eiseres] had gecontracteerd), zelf materialen inkocht en daarnaast [eiseres] verzocht werkzaamheden uit te voeren die normaliter door anderen hadden moeten worden gedaan of verkeerd door anderen waren gedaan, had het op de weg van [eiseres] gelegen om goed te documenteren wat zij nu precies aan werkzaamheden verrichtte en al had verricht. Door dit achterwege te laten heeft [eiseres] er zelf toe bijgedragen dat er onvoldoende overzicht is ontstaan over wat zij aan werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] heeft verricht. [eiseres] dient zich dit vooral zelf aan te rekenen.
2.5.3.
Het voorgaande spreekt temeer, nu [gedaagde] (volgens [eiseres] ) gedurende de bouw om “talloze wijzigingen” verzocht, waardoor (aanvankelijk opgedragen) werkzaamheden van [eiseres] weer wijzigden. Daarbij komt dat juist bij de transformatie van een voormalig bedrijfspand naar een woning en de (volgens [eiseres] ) daarmee gepaard gaande kans dat tijdens de bouw onvoorziene zaken naar voren komen die kostenverhogend werken, een goede administratie belangrijk is om achteraf te kunnen beoordelen wat exact is gedaan.
2.6.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiseres] onvoldoende inzicht heeft verschaft in de werkzaamheden die zij exact tegen welke manuren, met welke materialen en daartegenover staande kosten ten behoeve van [gedaagde] heeft uitgevoerd. [eiseres] is daartoe ruimschoots in de gelegenheid gesteld. Zo is [eiseres] bij voornoemde rolbeschikking nog eens gevraagd hom en kuit te geven. Daarbij heeft [eiseres] niet het format gevolgd dat de rechtbank in de rolbeslissing van 19 juni 2024 heeft gegeven. De door [eiseres] geproduceerde overzichten (producties 23 en 24) zijn niet met elkaar te rijmen en geven onvoldoende duidelijkheid omtrent het voorgaande. Hier staat tegenover dat [gedaagde] middels een rapport van [naam deskundige] (productie I.3 bij de conclusie van antwoord) heeft getracht om te reconstrueren welke manuren [eiseres] gemaakt zou moeten hebben, gerelateerd aan de uitgevoerde werkzaamheden. Zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 8 mei 2024 onder rechtsoverweging 2.11 heeft opgenomen, was volgens de berekening van [naam deskundige] met de verbouwing slechts een totaal van 2.553,59 manuren gemoeid, terwijl [eiseres] een totaal van 9.513,25 uur in rekening heeft gebracht, bijna vier keer zoveel. Weliswaar heeft [eiseres] behoorlijk wat kritiek op het rapport van [naam deskundige] geuit, maar de rechtbank stelt vast dat [gedaagde] [eiseres] voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om ‘mee te doen’ en haar zienswijze op de rapportage van [naam deskundige] te geven, althans verifieerbare stukken over te leggen. [eiseres] heeft dat in de wind geslagen en de gelegenheid om betrokken te worden aan zich voorbij laten gaan. Bovendien heeft [eiseres] geen eigen deskundige in de arm genomen, hetgeen de rechtbank enigszins bevreemdt, omdat, zoals reeds overwogen, de stelplicht en bewijslast op [eiseres] rust. Met een eigen deskundigenrapportage had [eiseres] de rechtbank en [gedaagde] mogelijk beter kunnen inlichten over de omvang van de werkzaamheden dan zij thans heeft gedaan.
2.7.
Vanwege het ontbreken – en uitblijven – van een deugdelijke onderbouwing door [eiseres] is niet meer te achterhalen welke werkzaamheden exact (tegen welke manuren, met welke materialen en daar tegenover staande kosten) zijn uitgevoerd. Als gevolg daarvan kan dus niet worden vastgesteld welke redelijke prijs [gedaagde] voor de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden is verschuldigd. Hierdoor kan niet (meer) worden vastgesteld of [eiseres] recht heeft op betaling van de door haar gevorderde onbetaalde facturen als onderdeel van die (niet meer vast te stellen) redelijke prijs. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] (onder I) moet worden afgewezen.
2.8.
De (onder II) gevorderde buitengerechtelijke incassokasten delen hetzelfde lot als de hiervoor afgewezen vordering.
2.9.
[gedaagde] vordert [eiseres] te veroordelen in de beslagkosten. Volgens [gedaagde] dienen de beslagkosten voor eigen rekening en risico van [eiseres] te komen (temeer er rauwelijks door [eiseres] beslag is gelegd). Nu [gedaagde] niet heeft gesteld dat hij zelf kosten in het kader van het beslag heeft gemaakt, blijven de beslagkosten voor rekening van [eiseres] en hoeft in dit kader geen veroordeling te worden uitgesproken.
2.10.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
8.142,00
(3 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
10.597,00

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 10.597,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.
JPW