ECLI:NL:RBLIM:2025:204

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
11452441 CV EXPL 24-6285
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming woonruimte wegens huurachterstand en overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Custom Real Estate B.V. en een gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij, Custom, vorderde ontruiming van de woonruimte vanwege een huurachterstand van vier maanden en overlast. De gedaagde had sinds september 2024 niet betaald, wat resulteerde in een huurachterstand van € 11.400,00. De kantonrechter verleende verstek tegen de gedaagde, omdat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de oplopende huurachterstand en de overlast. De rechter concludeerde dat het zeer waarschijnlijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden, waardoor de vordering tot ontruiming kon worden toegewezen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de gebruiksvergoeding van € 2.850,00 per maand vanaf 1 februari 2025 tot de ontruiming.

De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 1.316,39 bedroegen. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woonruimte moest ontruimen en de achterstallige huur moest betalen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11452441 \ CV EXPL 24-6285
Vonnis in kort geding van 15 januari 2025
in de zaak van
CUSTOM REAL ESTATE B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
hierna te noemen: Custom,
gemachtigde: mr. T.R.S. Franssen,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] , ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 december 2024
- de mondelinge behandeling van 9 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Custom vordert -samengevat- ontruiming van de woonruimte aan [adres] , te [woonplaats] en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de huurachterstand en de huurpenningen tot aan de ontruiming met rente en de proceskosten inclusief nakosten met wettelijke rente.
2.2.
Custom legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Custom heeft sinds 1 februari 2024 met [gedaagde] een (tijdelijke) huurovereenkomst gesloten met betrekking tot voormelde woonruimte. De huurprijs bedraagt € 2.850,00 per maand. [gedaagde] schiet sinds september 2024 structureel tekort in de nakoming van haar betalingsverplichting door niet te betalen. Per december 2024 is er een huurachterstand van € 11.400,00.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter verleent verstek tegen [gedaagde] , omdat de dagvaarding op de voorgeschreven manier is betekend en zij niet is verschenen. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering van Custom beoordeelt op basis van (alleen) de stellingen van Custom.
3.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Custom daarbij een spoedeisend belang heeft. De spoedeisendheid van de zaak vloeit hier voort uit de aard van de vorderingen (1. oplopende huurachterstand en 2. overlast).
3.3.
Voor toewijzing van een ontruimingsvordering in kort geding is vereist dat het zeer waarschijnlijk is dat de kantonrechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst ontbindt en de vordering tot ontruiming wordt toegewezen. In deze zaak wordt betaling van de huur van september 2024 tot en met december 2024 gevorderd. Ook de inmiddels opengevallen huur van januari 2025 is niet betaald. Er is daardoor sprake van een aanzienlijke huurachterstand. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat van Custom niet kan worden gevergd de huurovereenkomst voort te zetten. De vordering tot ontruiming van de woonruimte wordt -vooruitlopend daarop- dan ook toegewezen. Aan het overige door Custom aangevoerde komt de kantonrechter niet meer toe.
3.4.
Custom vordert betaling van de gebruiksvergoeding/huur van € 2850,00 per maand vanaf 1 februari 2025 tot de dag dat de woning ontruimd is. Custom stelt hiertoe dat [gedaagde] weliswaar met de noorderzon vertrokken lijkt te zijn, maar dat haar spullen nog steeds in de woning aanwezig zijn. Custom heeft tijd nodig om de woning te ontruimen. Ook deze vordering zal worden toegewezen.
3.5.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Custom worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
114,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.316,39
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte te [woonplaats] aan de [adres] , te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, en de sleutels af te geven aan Custom,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan Custom:
€ 11.400,00 aan achterstallige huur tot en met december 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2024 tot de dag van voldoening,
€ 2.850,00 per maand vanaf 1 februari 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.316,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
MW