ECLI:NL:RBLIM:2025:1957

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
11280134 \ CV EXPL 24-4311
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Trifunović
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit twee partijen, ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij en ontruiming van het gehuurde. De eisers hebben de gedaagde, die sinds 1 oktober 2023 een woning huurt, in gebreke gesteld wegens een huurachterstand van € 8.575,00 tot en met september 2024. Ondanks een veertiendagenbrief en een actueel overzicht van de huurachterstand, die inmiddels was opgelopen tot € 13.215,93, heeft de gedaagde niet betaald. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat hij geen huur meer heeft betaald vanwege ongedierteproblemen en het ontbreken van warm water, maar dit werd door de eisers betwist. De kantonrechter heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn claims, maar dit is niet gebeurd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde tekort is geschoten in zijn betalingsverplichtingen, wat voldoende is voor ontbinding van de huurovereenkomst. De vorderingen van de eisers worden toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De ontruimingstermijn wordt vastgesteld op twee weken na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11280134 \ CV EXPL 24-4311
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] , H.O.D.N. [eiser sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2] , H.O.D.N. [eiser sub 1],
te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. J.J. Schaeken,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 november 2024
- de e-mail van 22 januari 2025 van [eisers]
- de e-mail van 31 januari 2025 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 31 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de nagekomen stukken van [gedaagde] , ter griffie ontvangen op 3 februari 2024.
1.2.
[gedaagde] heeft kort voor aanvang van de mondelinge behandeling telefonisch en per e-mail van 31 januari 2025 verzocht om de zaak aan te houden, omdat hij wegens autopech niet in staat was om op zitting te verschijnen. [eisers] heeft zich tegen dit aanhoudingsverzoek verzet.
Ter onderbouwing van het aanhoudingsverzoek heeft [gedaagde] stukken nagezonden, die op 3 februari 2025 ter griffie zijn ontvangen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eisers] verhuurt aan [gedaagde] met ingang van 1 oktober 2023 de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] (hierna: het gehuurde). De maandelijkse huurprijs van
€ 1.130,00 moet telkens uiterlijk op de eerste dag van de betreffende maand zijn voldaan.
2.2.
[gedaagde] heeft tot en met september 2024 een huurachterstand opgebouwd van
€ 8.575,00.
2.3.
[eisers] heeft op 26 januari 2024 melding gedaan bij de gemeente in het kader van haar verplichtingen als verhuurder die voortvloeien uit het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.
2.4.
[eisers] heeft [gedaagde] op 29 februari 2024 een zogeheten veertiendagenbrief gestuurd en daarmee [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de huurachterstand binnen 15 dagen na bezorging alsnog te betalen. Bij uitblijven daarvan, zou hij ook € 634,25 (inclusief btw) aan incassokosten moeten betalen.
2.5.
[eisers] heeft per e-mail van 22 januari 2025 een actueel overzicht van de huurachterstand overgelegd, waaruit blijkt dat de huurachterstand inmiddels nog verder is opgelopen tot een bedrag van € 13.215,93 (berekend tot en met januari 2025).

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde. [eisers] vordert daarnaast – na vermeerdering van de eis – dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van:
  • € 9.209,25 (hetgeen € 8.575,00 aan achterstallige huur tot en met september 2024 omvat en € 634,25 aan vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente,
  • € 1.130,00 voor iedere maand gedurende welke [gedaagde] na 30 september 2024 het gehuurde in gebruik houdt, totdat hij de woning heeft ontruimd,
  • de proceskosten.
3.2.
[eisers] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de verplichting tot betaling van de huurtermijnen niet is nagekomen en dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] . [gedaagde] voert daartoe aan dat hij geen huur meer heeft betaald, omdat hij langdurig last heeft van ongedierte (muizen en ratten) en er tevens geen warm water was. [gedaagde] heeft dit gemeld, maar [eisers] heeft deze gebreken niet verholpen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Nagekomen stukken
4.1.
De hierboven onder 1.1 genoemde stukken die niet zijn ontvangen binnen de voorgeschreven termijn van ten minste tien dagen vóór de mondelinge behandeling, zijn op zitting toegelaten. Partijen hebben zich daar niet tegen verzet.
Aanhoudingsverzoek
4.2.
De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 31 januari 2025 voortgezet en de beslissing op het aanhoudingsverzoek van [gedaagde] aangehouden tot 4 februari 2025 om 14:00 uur. Zodoende heeft [gedaagde] gedurende twee werkdagen de kans gehad om bewijs over te leggen van voornoemde autopech. Indien dergelijk bewijs uit zou blijven of naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende zou zijn om het aanhoudingsverzoek te dragen, zou vonnis volgen.
De kantonrechter heeft op grond van de door [gedaagde] nagezonden stukken besloten om het aanhoudingsverzoek af te wijzen wegens onvoldoende bewijs van de autopech op 31 januari 2025.
Vermeerdering van de eis
4.3.
De vermeerdering van de eis wordt toegelaten, aangezien [gedaagde] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. [1]
Opschorting van de betaling van de huur
4.4.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo, dat hij een beroep doet op opschorting van de betaling van de huur in de zin van artikel 6:262 BW. Uit dit artikel volgt dat, indien een partij haar verbintenis uit een overeenkomst niet nakomt, de wederpartij de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen mag opschorten. Wanneer sprake is van gedeeltelijke of niet behoorlijke nakoming is opschorting slechts toegestaan, voor zover de tekortkoming in kwestie dat rechtvaardigt.
4.4.1.
In deze zaak gaat het enerzijds om de verplichtingen van [eisers] als verhuurder om aan [gedaagde] als huurder het ongestoorde genot van het gehuurde mogelijk te maken en op verlangen van [gedaagde] gebreken aan het gehuurde te verhelpen. Anderzijds gaat het om de verplichting van [gedaagde] om de huur tijdig te betalen aan [eisers] .
4.4.2.
[gedaagde] heeft gesteld dat in het gehuurde sprake is van een ongedierteprobleem en dat er geen warm water was. [eisers] heeft dit betwist.
4.4.3.
Door [eisers] is erkend dat in januari 2023 door de voorgaande bewoner van het gehuurde melding is gemaakt van ongedierte. Hierna heeft een in dierenplagen gespecialiseerd bedrijf werkzaamheden verricht ter voorkoming van uitbreiding van de plaag. In januari 2024 heeft [eisers] vervolgens nog één melding van ongedierte ontvangen van [gedaagde] , waarna wederom iemand langs is geweest die bestrijdingswerkzaamheden heeft verricht. [eisers] heeft laatstelijk op 1 september 2024 bericht ontvangen van de persoon die de bestrijdingswerkzaamheden heeft verricht en van hem vernomen dat na zijn bezoek aan het gehuurde nog één keer contact is geweest met [gedaagde] , die één muis had gevangen. Daarna is er geen contact meer geweest met [gedaagde] . [eisers] heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat in dit geval geen sprake is van overlast, maar van een incident dat bovendien is opgelost. Ten aanzien van de door [gedaagde] gestelde afwezigheid van warm water, heeft [eisers] ter zitting aangevoerd dat [gedaagde] hier nooit melding van heeft gemaakt en bovendien tot op heden in het gehuurde woont, waar hij onmogelijk al deze tijd zonder warm water heeft kunnen verblijven.
4.4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld dat het gehuurde lijdt aan een gebrek waardoor het woongenot wordt verstoord. [2] Omdat [gedaagde] bij repliek een mondelinge behandeling heeft verzocht, lag het op zijn weg om ter zitting te reageren op de betwistingen van [eisers] en zijn standpunt met betrekking tot de door hem gestelde problemen verder te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. [gedaagde] is er in de uitnodigingsbrief voor de mondelinge behandeling op gewezen dat hij persoonlijk diende te verschijnen en dat de kantonrechter uit zijn niet-verschijnen passende gevolgtrekkingen kan maken, ook in zijn nadeel.
4.5.
Omdat [gedaagde] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, slaagt het beroep op opschorting niet. [gedaagde] is dan ook onterecht overgegaan tot opschorting van de betaling van zijn huur.
Ontbinding en ontruiming
4.6.
Ten aanzien van de gevorderde ontbinding en ontruiming geldt in beginsel dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een overeenkomst de wederpartij het recht geeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk door de rechter te doen ontbinden. Het moet daarbij wel gaan om een tekortkoming van voldoende gewicht.
4.7.
Vast staat dat [gedaagde] in de nakoming van zijn betalingsverplichting fors is tekortgeschoten. Een huurachterstand van drie maanden of meer wordt in de regel aangemerkt als een tekortkoming van voldoende gewicht om ontbinding te rechtvaardigen. De huurachterstand van [gedaagde] , die door hem niet is bestreden, omvat maar liefst een jaar. [gedaagde] heeft daarnaast geen omstandigheden aangevoerd waardoor de huurachterstand niet tot ontbinding zou moeten leiden. [3] De gevorderde ontbinding en ontruiming worden dan ook toegewezen. De ontruimingstermijn wordt daarbij gesteld op twee weken na betekening van het vonnis, nu geen sprake is van feiten of omstandigheden die nopen tot afwijking van deze gebruikelijke ontruimingstermijn.
Huurachterstand en incassokosten
4.8.
De gevorderde huurachterstand zal worden toegewezen. Het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is niet betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan om buitengerechtelijke incassokosten in rekening te mogen brengen. Dit betekent dat [gedaagde] (berekend tot en met september 2024) aan [eisers] een bedrag verschuldigd is van:
Huurachterstand: € 8.575,00
Incassokosten:
€ 634,25(conform dagvaarding)
Totaal: € 9.209,25
Proceskosten
4.9.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom ook de proceskosten betalen van [eisers] . Deze worden vastgesteld op:
Kosten dagvaarding: € 112,99
Griffierecht € 248,00
Salaris gemachtigde:
€ 612,00(3 x € 204,00)
Totaal € 972,99
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eisers] dat heeft gevorderd en zij er belang bij heeft om het gehuurde spoedig aan een andere huurder ter beschikking te kunnen stellen. [4] Dit betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als een van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats 2] aan de [adres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en zaken te ontruimen, en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eisers] te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 9.209,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf oktober 2024 aan [eisers] een maandelijkse vergoeding te betalen gelijk aan de huurprijs van € 1.130,00 tot aan het tijdstip van de ontruiming,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eisers] gevallen en tot op heden begroot op € 972,99,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Trifunović en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 130 Rv.
2.Artikel 7:204 lid 2 BW.
3.Vgl. Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
4.Artikel 233 Rv.