ECLI:NL:RBLIM:2025:1928

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
03.261121.24, 20.001902.21 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie en voor doxing van twee politieambtenaren

Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, alsook van doxing van twee politieambtenaren. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. J. Engels. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 februari 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 augustus 2024 in de gemeente Bergen wapens van categorie III en munitie voorhanden had, en dat hij in de periode van 9 juni 2023 tot en met 9 juli 2024 persoonsgegevens van politieambtenaren had verspreid met het oogmerk hen vrees aan te jagen en ernstige overlast te bezorgen. De rechtbank oordeelde dat de doxing van twee politieambtenaren niet strafbaar was, omdat dit feit gepleegd was voordat de wetgeving omtrent doxing in werking trad op 1 januari 2024. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schade voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.261121.24
Parketnummer : 20.001902.21 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. Engels, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 februari 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zijn ter zitting verschenen. Namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] is op de zitting tevens gehoord [naam casemanager] , casemanager GTPA. De benadeelde partij [slachtoffer 3] is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 en 2:(vuur)wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 3:persoonsgegevens van politieambtenaren heeft verspreid of ter beschikking heeft gesteld met het doel die ambtenaren vrees aan te jagen, overlast te bezorgen of in hun beroep te hinderen (
doxing).Subsidiair is dit ten laste gelegd als smaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
359a Sv-verweer
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er bij het binnentreden en aantreffen van de wapens geen vormen zijn verzuimd. De verdachte is wegens eerdere veroordelingen voor de Wet Wapens en Munitie aangehouden door de Ondersteuningsgroep van de politie. Volgens protocol hebben zij de gehele woning veiliggesteld. Zij zijn bevoegd daarbij afgesloten deuren te openen. Na het forceren van de slaapkamerdeur zagen zij direct enkele wapens open en bloot in het zicht liggen in de slaapkamerkast, waarna een machtiging tot doorzoeking op grond van de Wet Wapens en Munitie is afgegeven.
3.2
Het standpunt van de verdediging
359a Sv-verweer
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van feit 1 en feit 2. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de doorzoeking van de woning onrechtmatig is geweest. Er werd een machtiging tot binnentreden ter aanhouding afgegeven, maar vervolgens werd – terwijl de verdachte reeds in de hal was aangehouden – op de eerste verdieping een afgesloten slaapkamerdeur geopend en werden twee jachtgeweren aangetroffen. Pas daarna werd een machtiging tot doorzoeking op grond van de Wet Wapens en Munitie afgegeven. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting van al hetgeen uit de doorzoeking als bewijsmiddelen is voortgevloeid. Bij gebrek aan ander bewijs (behalve de verklaring van de verdachte) dient daarom vrijspraak van feit 1 en feit 2 te volgen.
Inhoudelijk bewijsverweren
De raadsvrouw heeft subsidiair partiële vrijspraak bepleit van het voorhanden hebben van de tenlastegelegde patroonmagazijnen geschikt voor kalibers 5.56 x 45mm Navo en .223. De verdachte ontkent dat de patroonmagazijnen zijn eigendom zijn, en was zich niet bewust van hun aanwezigheid. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging opgemerkt dat doxing pas strafbaar is gesteld vanaf 1 januari 2024. Er dient derhalve partiële vrijspraak te volgen ten aanzien van de politieambtenaren [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
359a Sv-verweer
Op 14 augustus 2024 is de politie de woning van de verdachte aan de [adresgegevens verdachte] binnengetreden ter aanhouding van de verdachte. De hulpofficier van justitie heeft daartoe op 12 augustus 2024 een machtiging tot binnentreden afgegeven.
Uit het dossier blijkt tevens dat de verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie, waaronder een veroordeling voor vuurwapenbezit. Gelet hierop kon de aanhouding in redelijkheid als risicovol worden aangemerkt, waarbij naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar voor personen aanwezig was. De officier van justitie heeft daarop beslist dat voor het binnentreden ter fine van aanhouding de Ondersteuningsgroep Limburg zou worden ingezet. Bij het veiligstellen van de woning werd door de Ondersteuningsgroep – conform protocol – een slaapkamerdeur geforceerd. De schuifdeur van een kledingkast in deze slaapkamer stond open, en twee jachtwapens lagen open en bloot in het zicht. Pas na het aantreffen van deze - op het eerste gezicht strafbare - wapens werd een machtiging tot binnentreden afgegeven, waarna op basis van artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie de woning is doorzocht. Daarbij werden onder meer de tenlastegelegde wapens en munitie aangetroffen.
Dit alles brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat geen vormen zijn verzuimd in de zin van artikel 359a Sv. Er bestaat derhalve geen aanleiding om de resultaten van de doorzoeking uit te sluiten van het bewijs.
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2
De onderstaande bewijsmiddelen zijn in dit vonnis zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4]hebben als volgt gerelateerd [2] :
Op 14 augustus 2024 waren wij belast met de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adresgegevens verdachte] . Hierbij werden de navolgende goederen aangetroffen:
  • diverse soorten scherpe munitie, ladekast, slaapkamer 3;
  • 3 handvuurwapens (3x 9mm PAC), ladekast, slaapkamer 3.
Verbalisant [verbalisant 5]heeft de wapens en de munitie onderzocht en heeft de onderzochte goederen als volgt omschreven [3] :
Op 24 september 2024, heb ik, een onderzoek ingesteld naar de op 14 augustus 2024 te [adresgegevens verdachte] , in beslaggenomen voorwerpen:
  • Gaspistool (foto’s 1 en 2), voorzien van SIN AART1787NL, van het merk Zoraki (ATAK arms), model M906. Kaliber 9 millimeter P.A.K. Dit voorwerp betreft een vuurwapen (gaspistool) in de vorm van een pistool, in het kaliber 9 millimeter P.A.K. Dit betreft een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III sub 1 van de Wet Wapens en Munitie;
  • Gaspistool en schietbeker (foto’s 3 tot en met 6), voorzien van SIN AART1789NL, van het merk Zoraki (ATAKA arms), model M906. Kaliber 9 millimeter P.A.K. Dit voorwerp betreft een vuurwapen (gaspistool) in de vorm van een pistool, in het kaliber 9 millimeter P.A.K. Dit betreft een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. In deze verpakking werd nog een schietbeker aangetroffen, met inscriptie PTB 1064. Dit voorwerp betreft een schietbeker voor een gaspistool. De Werkgroep Advies Wapens en munitie heeft aangegeven dat een schietbeker beschouwd moet worden als een loop. Derhalve zijn de bepalingen betreffende wapens van de categorie III sub 1, van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op deze loop;
  • Gaspistool (foto’s 7 tot en met 10), voorzien van SIN AART1788NL, van het merk Zoraki (ATAK arms), model M906. Kaliber 9 millimeter P.A.K. Dit voorwerp betreft een vuurwapen (gaspistool) in de vorm van een pistool, in het kaliber 9 millimeter P.A.K. Dit betreft een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III sub 1 van de Wet Wapens en Munitie. In deze verpakking werd nog een schietbeker aangetroffen, met inscriptie PTB 1064. Dit voorwerp betreft een schietbeker voor een gaspistool. De Werkgroep Advies Wapens en munitie heeft aangegeven dat een schietbeker beschouwd moet worden als een loop. Derhalve zijn de bepalingen betreffende wapens van de categorie III sub 1, van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op deze loop;
  • Patroonmagazijn (foto 17), voorzien van SIN AART1783NL, van het merk Zoraki, capaciteit zes knal- dan wel gaspatronen. Ingevolge onderdeel 1.2.3 van de Circulaire wapens en munitie 2019 wordt het patroonmagazijn aangemerkt als een onderdeel waarop de Wet wapens en munitie van toepassing is. Derhalve zijn de bepalingen betreffende wapens van de categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op dit patroonmagazijn;
  • Twee patroonmagazijnen geschikt voor de kalibers 5.56x45 millimeter Navo en .223 (foto 23), voorzien van SIN AART1785NL. Ingevolge onderdeel 1.2.3 van de Circulaire wapens en munitie 2019 wordt het patroonmagazijn aangemerkt als een onderdeel waarop de Wet wapens en munitie van toepassing is. Derhalve zijn de bepalingen betreffende wapens van de categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op deze beide patroonmagazijnen.
  • Patroonmagazijn geschikt voor de kalibers 5.56x45 millimeter Navo en .223 (foto 24), voorzien van SIN AART1786NL. Ingevolge onderdeel 1.2.3 van de Circulaire wapens en munitie 2019, wordt het patroonmagazijn aangemerkt als een onderdeel waarop de Wet wapens en munitie van toepassing is. Derhalve zijn de bepalingen betreffende wapens van de categorie III sub 1 van de Wet wapens en
munitie mede van toepassing op deze beide patroonmagazijnen.
Verbalisant [verbalisant 2]heeft als volgt gerelateerd [4] :
Op 14 augustus 2024 was ik op het adres [adresgegevens verdachte] . Tijdens deze doorzoeking is in de onderzijde van de ladekast munitie aangetroffen. Dit betrof:
- 50 patronen .32 auto;
- 100 patronen .38-40;
- 12 patronen 7,65mm;
- 16 patronen kaliber 16;
- 245 patronen kaliber 12;
- 439 patronen .22.
Ik herkende al deze patronen als zijnde munitie van de categorie III, zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 Wet Wapens en Munitie. Het voorhanden hebben van deze munitie is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Tussen deze munitie zaten ook een drietal zwarte plastic doosjes welke elk een pistool bevatten met patroonhouder. De drie pistolen betroffen drie identieke pistolen van het merk Zoraki in het kaliber 9mm PAK. Ik zag dat deze pistolen voldeden aan een vuurwapen van de categorie III zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie II onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het voorhanden hebben van deze pistolen is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie. In de twee laden werden ook nog drie patroonhouders aangetroffen voor een geweer in het kaliber 5,56mm en twee patroonhouders voor een pistool. Deze patroonhouders zijn een essentieel onderdeel van een vuurwapen. Daarmee zijn zij vuurwapens in de categorie III zoals genoemd in artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het voorhanden hebben van deze patroonhouders is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie.
De verdachteheeft ter terechtzitting als volgt verklaard [5] :
Ik heb de pistolen in Duitsland gekocht. Ik heb er drie gekocht om er samen met vrienden op oudejaarsavond vuurwerk mee af te schieten. U, voorzitter, houdt mij voor dat er behoorlijk wat munitie is aangetroffen. Ik wist dat ik de munitie niet mocht hebben. Het is niet slim om die in huis te hebben, maar het is wel gebeurd. Alles lag boven in de kast op de eerste verdieping.
Bewijsoverweging feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van wapens en munitie vereist is dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid hiervan. De bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie ervan. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat als algemene ervaringsregel heeft te gelden dat een bewoner van een huis zich bewust moet zijn van hetgeen zich in zijn huis bevindt. Daarnaast is vereist dat het wapen en de munitie zich in de machtssfeer van de verdachte bevond. Daarvoor is het niet noodzakelijk dat deze zich in de directe nabijheid van de verdachte bevinden.
Ten tijde van de inval stond de verdachte als enige ingeschreven op het adres [adresgegevens verdachte] . De verdachte was in de woning aanwezig toen de politie binnentrad, en de wapens en munitie zijn deels aangetroffen in een afgesloten kamer op de eerste verdieping. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de wapens heeft gekocht in Duitsland en dat hij wist dat hij de munitie niet mocht hebben. Ten aanzien van de patroonmagazijnen overweegt de rechtbank dat deze zijn aangetroffen in dezelfde ruimte als de overige wapens en munitie. Niet is aannemelijk gemaakt of geworden dat iemand anders buiten verdachtes weten de patroonmagazijnen in de slaapkamer heeft neergelegd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte wist van hun aanwezigheid. Zij bevonden zich bovendien in zijn machtssfeer. Daarmee is voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor feit 1 en 2 in al hun onderdelen.
Ten aanzien van feit 3
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 4]heeft als volgt verklaard [6] :
Ik ben als wijkagent voor de gemeente Bergen werkzaam. Door meerdere mensen, zowel privé als zakelijk, werd ik erop geattendeerd dat [verdachte] , een inwoner van het dorp [plaats] , waar ik als wijkagent voor verantwoordelijk ben, twee berichten over mij op zijn Facebookpagina had geplaatst.
Ik zag dat het eerste bericht geplaatst was op 7 juli 2024. Ik zag dat de letterlijke
tekst van dit bericht was: “Nogmaals de vraag? Mag deze agente moedwillig op deze
manier met mijn spullen omgaan en mijn ruiten beschadigen??? Delen wordt gewaardeerd. Maak haar beroemd..!!” Ik zag dat bij het bericht een video was geplaatst. Ik zag en herkende op deze video mijzelf, samen met enkele collega's, terwijl wij bezig waren met een doorzoeking in de woning van [verdachte] . Ik zag dat
ik duidelijk herkenbaar in beeld was. Deze beelden zijn door [verdachte] al eens eerder
geplaats, op 5 oktober 2023, met eenzelfde tekst erbij.
Ik zag dat het tweede bericht geplaatst was op 9 juli 2024. Ik zag dat de letterlijke
tekst van dit bericht was: “Wie hem het beste afmaakt krijgt een lekkere flesje
drank..!! Kijk me dan staan. Ik ben zo stoer. Heel m'n dorp moet me niet. Ik heb
geen.... een.... bij.... Uiteraard word delen gewaardeerd en mag iedereen mee
doen..!!!!” Ik zag dat onder dit bericht een foto was geplaatst waarop ik in uniform bij
de ingang van een feesttent sta. Ik zag dat mijn gezicht met groene kleur is
weggewerkt, waardoor mijn gezicht niet zichtbaar is. Ik herken mijzelf op deze foto
aan mijn houding, armen en vorm van mijn lichaam. Mensen die mij kennen zullen mij ook op deze foto herkennen, ook al is mijn gezicht niet zichtbaar. Meerdere mensen in mijn omgeving herkennen mij ook op deze foto.
Ik zag dat [verdachte] op 1 juli 2024 zijn profielfoto van zijn Facebookpagina had
gewijzigd. Ik zag dat zijn profielfoto nu een foto van een meisje met rood haar en
sproeten was, met daarop de tekst: “Gingers do have souls A freckle for every soul
they steal.” Vertaald vanuit het Engels naar het Nederlands betekent dit: “Gingers
hebben zielen. Een sproet voor elke ziel die ze stelen.” ‘Ginger’ is een synoniem
voor mensen met rood haar. Ik merk hierbij op dat ik rood haar en sproeten heb.
Eerder gebruikte [verdachte] een foto van zichzelf als profielfoto. Ik zag verder dat [verdachte] de profielnaam van zijn Facebookpagina had veranderd van [verdachte] naar [verdachte] [slachtoffer 4] . Deze achternaam komt overeen met mijn achternaam.
Deze berichten hebben alleen maar tot doel om op te ruien tot het plegen van enig strafbaar feit, namelijk het beledigen van mij. Door deze berichten worden mijn eer en goede naam aangerand. Ik word door het publiek aangesproken op deze berichten.
Verder werd ik in mijn privé tijd er ook mee geconfronteerd. Ik ben meerdere malen door mensen uit mijn privé omgeving aangesproken over de berichten van [verdachte] . Ik ervaar hier hinder en overlast van in mijn privé en werksfeer.
Aangever [slachtoffer 1]heeft als volgt verklaard [7] :
Ik werd door een collega geattendeerd op een Facebookpagina waar onder andere een foto van mij en mijn collega is geplaatst. Ik ben herkenbaar in beeld, in politie-uniform, waarbij opgeroepen wordt mijn naam te achterhalen. Het bericht werd op 9 juni 2023 geplaatst op Facebook, door een persoon die zich [verdachte] [slachtoffer 4] noemt. Een passage in de tekst naast de foto luidt: “Zal hun ook even lastig vallen zoals ze mij lastig vallen en bekend maken..!!!! als iemand hun namen weet heb ik ze graag aub want die wouden ze niet geven..!!!!” Door het trachten te achterhalen van mijn persoonsgegevens, wordt het persoonlijk gemaakt. Nu ik deze oproep tot achterhalen van mijn gegevens heb gezien, merk ik dat dit me onrustig maakt. Ik wens door de uitvoering van mijn werk, geen privé last te ervaren.
Aangever [slachtoffer 3]heeft als volgt verklaard [8] :
Ik werd erop geattendeerd dat [verdachte] berichten over mij op zijn Facebookpagina had geplaatst. Het bericht is geplaatst op 9 juni 2023 [9] . Ik zag dat bij het bericht foto's waren geplaatst. Ik zag en herkende op deze foto mijzelf. Door deze berichten worden mijn eer en goede naam aangetast. Door [verdachte] wordt in het bericht aangegeven dat hij mij zal lastigvallen en bekend wil gaan maken. Het politieteam in Gennep is een klein team en ik ervaar hier hinder en overlast van in de werksfeer. Deze ongefundeerde berichten raken mij persoonlijk en in de werksfeer ook mijn netwerkpartners. Ik merk ook dat dit wat doet met het veiligheidsgevoel. Dat ook netwerkpartners en collega's mij hierover aanspreken zorgt voor hinder en verstoring van mijn werkzaamheden.
Aangever [slachtoffer 2]heeft als volgt verklaard [10] :
[verdachte] verspreidde beelden van mij met het oogmerk mij ernstige overlast aan te doen dan wel aan te laten doen of mij in de uitoefening van mijn ambt of beroep ernstig te hinderen dan wel ernstig te laten hinderen. Ik zag dat mijn collega het Facebook-bericht dat [verdachte] postte toonde en ik zag dat het bericht dat [verdachte] postte op woensdag 5 juni 2024 werd gepost. De beelden waar ik op stond die op het openbare Facebook-account van [verdachte] stonden, waren opgenomen vanuit een van de beveiligingscamera's bij de voordeur van [verdachte] . Het betroffen twee beelden, van zowel mijn bezoek in burger als in uniform. Het bericht dat [verdachte] op woensdag 5 juni 2024 postte luidde als volgt: ‘Zoek de verschillen?? Glasvezel/politie Zn rooie oortjes zijn hetzelfde. Delen is lief.’
De verdachteheeft ter terechtzitting als volgt verklaard [11] :
Het klopt dat ik op 7 juli 2024 een bericht over [slachtoffer 4] op Facebook heb geplaatst. Ze heeft me die dag aangehouden en lastiggevallen. Ik was boos en heb dat uit onmacht geplaatst. Op 9 juli 2024 heb ik een tekst met foto geplaatst. Ik was zo boos en verdrietig dat ik dat op Facebook had gezet, dat was dom. Achteraf realiseer ik me dat het vervelend is. Ik heb de berichten geplaatst zodat ik met rust gelaten word.
Ik heb 9 juni 2023 een bericht met een filmpje geplaatst waarop twee politieambtenaren te zien waren. Ik wilde aangifte tegen ze doen, dus ik heb bij het filmpje gevraagd of iemand de naam van de agenten wist. Ik kan me achteraf voorstellen dat zij hierdoor hinder en overlast hebben ervaren.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt als volgt. ‘Doxing’ is sinds 1 januari 2024 strafbaar gesteld in artikel 285d van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Met de strafbaarstelling van ‘doxing’ wordt de norm gesteld dat het zich verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens van een ander voor intimiderende doeleinden, zoals vrees aan (laten) jagen en/of ernstige overlast aan (laten) doen, onacceptabel is en daarom is het onder de reikwijdte van het Wetboek van Strafrecht gebracht. Het doel van de strafbaarstelling is de persoonlijke vrijheid van (potentiële) slachtoffers beschermen.
Voor strafbaarheid van doxing is vereist dat degene die zich de persoonlijke gegevens verschaft, deze verspreidt of anderszins ter beschikking stelt (hierna samen aan te duiden als: verspreiden). Dat zijn gedragingen die opzet impliceren. Het verspreiden moet zijn gedaan met het oogmerk om een ander vrees aan te jagen, ernstige overlast aan te (laten) doen of ernstig te hinderen in zijn beroepsuitoefening. Aan het oogmerkvereiste, wat de zwaarste opzetvorm is, is voldaan als de verdachte op het moment van die gedraging die bedoeling heeft dan wel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte heeft beseft dat het noodzakelijke gevolg van zijn handeling is, dat het slachtoffer vrees zal worden aangejaagd, ernstige overlast zal worden aangedaan of in de uitoefening van zijn ambt of beroep zal worden gehinderd.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte in een periode van ruim één jaar op meerdere tijdstippen persoonsgegevens en foto’s en video’s van meerdere politieambtenaren heeft gedeeld op zijn (deels) openbare Facebookprofiel, voorzien van begeleidende berichten. In deze berichten staan nare teksten over hen geschreven, worden gegevens vermeld die naar hen herleidbaar zijn en wordt opgeroepen tot het delen van het bericht en/of de persoonsgegevens. De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij de gebruiker was van het betreffende Facebookprofiel.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de berichten heeft geplaatst omdat hij boos en wanhopig was en hij rust wilde. Het kan niet anders zijn dan dat de verdachte bij het plaatsen van de berichten heeft beseft dat zijn handelen de betrokkenen vrees zou aanjagen, ernstige overlast zou veroorzaken of in de uitoefening van hun ambt ernstig zou hinderen. Daarmee is voldaan aan het oogmerkvereiste.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
op 14 augustus 2024 in de gemeente Bergen (L) wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer vuurwapens:
- een gaspistool, merk Zoraki (ATAK arms) M906, kaliber 9 millimeter P.A.K. (foto 1 en 2),
- een gaspistool, merk Zoraki (ATAK arms) M906, kaliber 9 millimeter P.A.K. (foto 3 t/m 6),
- een schietbeker (zijnde een loop) voor een gaspistool met inscriptie PTB 1064 (foto 3 en 6),
- een gaspistool, merk Zoraki (ATAK arms) M906, kaliber 9 millimeter P.A.K. (foto 7 t/m 10),
- een schietbeker (zijnde een loop) voor een gaspistool met inscriptie PTB 1064 (foto 10),
- een patroonmagazijn, merk Zoraki (foto nr. 17)
- 2 patroonmagazijnen geschikt voor kalibers 5.56X45 millimeter Navo en .223 (foto 23),
- een patroonmagazijn geschikt voor kalibers 5.56X45 millimeter Navo en .223 (foto 24),
telkens zijnde (onderdelen van) vuurwapens in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 2:
op 14 augustus 2024 in de gemeente Bergen (L) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer patronen:
- 14 hagelpatronen in het kaliber 16 Ga (foto 14),
- één (1) hagelpatroon in het kaliber 16 Ga (foto 15),
- één (1) hagelpatroon in het kaliber 16 Ga (foto 16),
- 50 kogelpatronen in het kaliber .32 (foto 18),
- 6 kogelpatronen in het kaliber .38-40 (foto’s 19 en 20),
- 4 hagelpatronen in het kaliber 12 Ga (foto 25),
- 435 kogelpatronen in het kaliber .22 Long Rifle (foto 26 en 27),
- 92 kogelpatronen in het kaliber .38-40 (foto 28),
- 10 kogelpatronen in het kaliber 7.65 millimeter Browning (foto 29),
- 2 kogelpatronen in het kaliber 7.65 millimeter Browning (foto 30),
- 46 hagelpatronen in het kaliber 12 Ga (foto 31),
- 95 hagelpatronen in het kaliber 12 Ga (foto 32),
- 100 hagelpatronen in het kaliber 12 Ga (foto 33),
voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 3 primair:
op tijdstippen in de periode van 9 juni 2023 tot en met 9 juli 2024 in de gemeente Bergen (L) persoonsgegevens van een ander, te weten namen, foto’s en video’s van een ander, te weten
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 2]
heeft verspreid en/of ter beschikking heeft gesteld, met het oogmerk om die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ,
- vrees aan te (laten) jagen
- ernstige overlast aan te (laten) doen en
- in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig te (laten) hinderen,
terwijl dit feit werd gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van de politie.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Strafbaarstelling doxing
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte met betrekking tot de doxing begaan jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , omdat artikel 285d Sr, waarin doxing strafbaar is gesteld, eerst op 1 januari 2024 in werking is getreden.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging, mede in het licht van het standpunt van de officier van justitie zoals hierboven verwoord, zo dat de verdachte hiermee het verwijt wordt gemaakt het bericht met betrekking tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] binnen de ten laste gelegde periode te hebben geplaatst, en niet (tevens) dat hij de berichten gedurende de ten laste gelegde periode heeft nagelaten te verwijderen.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de verdachte op 9 juni 2023 foto’s op Facebook heeft geplaatst waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] herkenbaar (en in politie-uniform) in beeld werden gebracht. De foto’s gingen vergezeld van belastende teksten. Toen de verdachte de berichten plaatste, was artikel 285d Sr nog niet in werking getreden. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank derhalve van oordeel dat de onder feit 3 bewezen verklaarde feitelijkheden ten aanzien van de politieambtenaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet als strafbaar zijn te kwalificeren. De verdachte dient voor dit deel van de bewezenverklaring te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Op de datum van het plaatsen van de berichten die betrekking hebben op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] was doxing wel strafbaar, zodat feit 3 voor wat betreft deze politieambtenaren kan worden gekwalificeerd als doxing.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 3 primair:
het verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens van een ander of een derde met het oogmerk om die ander vrees aan te jagen dan wel aan te laten jagen, ernstige overlast aan te doen dan wel aan te laten doen of hem in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig te hinderen dan wel ernstig te laten hinderen, meermalen gepleegd.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Afwezigheid van alle schuld (AVAS)
De raadsvrouw heeft bepleit om de verdachte ten aanzien van de drie gaspistolen te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld (hierna: AVAS). De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte in de veronderstelling was dat hij (niet strafbare) alarmpistolen had gekocht. De verdachte heeft de wapens legaal in Duitsland gekocht. Hij wist niet dat zij in Nederland strafbaar waren en ontkent dat met deze wapens gaspatronen verschoten konden worden. Daarnaast verkeerde de verdachte in de veronderstelling dat deze wapens reeds bij een eerdere doorzoeking in beslag waren genomen en aan hem waren teruggegeven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op AVAS slechts kan slagen als iemand daadwerkelijk niet weet dat hij strafbaar handelt. Op het moment dat de verdachte de wapens in Duitsland kocht, lag het op zijn weg om te onderzoeken of hij deze ook in Nederland voorhanden mocht hebben. De verdachte was zich volledig bewust van de aanwezigheid van de wapens en had kunnen weten dat het in Nederland strafbaar wapenbezit betreft.
De rechtbank overweegt dat voor het slagen van een beroep op AVAS wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Van onbewustheid kan slechts sprake zijn, indien de verdachte ten tijde van het begaan van het feit daadwerkelijk in de overtuiging verkeerde dat zijn gedraging niet ongeoorloofd was.
Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte geen beroep op verontschuldigbare dwaling toe. De Wet Wapens en Munitie strekt tot het bevorderen van de veiligheid in de samenleving door strafbaarstelling van het bezit van vuurwapens. Degene die desondanks toch een vuurwapen wenst te bezitten, zal de nodige voorzichtigheid dienen te betrachten omtrent de geoorloofdheid van dit bezit. Nu uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte omtrent de strafbaarheid van het aanwezig hebben van deze voorwerpen inlichtingen en/of advies heeft ingewonnen van enige op het terrein van vuurwapens gezaghebbende bron, zoals de politie, kan hij zich niet beroepen op verontschuldigbare dwaling toe ten aanzien van de wederrechtelijkheid van zijn handelen. Dat hij de wapens in Duitsland heeft gekocht en dat ze daar wel zijn toegestaan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om hem van de op hem rustende onderzoeksplicht te ontslaan. Bovendien had de verdachte, gelet op zijn eerdere veroordelingen ten aanzien van de Wet Wapens en Munitie, beter moeten weten. Verdachtes verklaring dat met de wapens geen gaspatronen konden worden afgeschoten, wordt weerlegd door de bevindingen van de wapenexperts.
De verdachte komt gelet op het voorgaande geen beroep toe op afwezigheid van alle schuld. De verdachte is strafbaar aangezien ook anderszins geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
359a verweren: het verweer strekkende tot strafvermindering
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de binnentreding ter fine van aanhouding aangevoerd dat dit een onherstelbaar vormverzuim oplevert dat (subsidiair) met toepassing van artikel 359a Sv tot strafvermindering moet leiden.
De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat bij de aanhouding van de verdachte excessief politiegeweld is toegepast, waardoor de verdachte aanzienlijk letsel heeft opgelopen. Buitensporig politiegeweld levert een schending op van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit vormverzuim dient eveneens tot strafvermindering te leiden.
Inhoudelijk strafmaatverweer
De raadsvrouw heeft bepleit om bij een strafoplegging verder rekening te houden met de duur van het voorarrest en met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
359a verweer: Het verweer strekkende tot strafvermindering
De rechtbank heeft hierboven (onder 3.4) reeds uiteengezet dat de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot aanhouding van de verdachte door de Ondersteuningsgroep van de politie, en dat het binnentreden in dat kader (een ‘versnelde instap’) niet onrechtmatig is geweest. De Ondersteuningsgroep heeft bij de aanhouding van de verdachte conform protocol gehandeld en de veiligheid voorop gesteld. Ofschoon de rechtbank niet uitsluit dat de verdachte daarbij hardhandig is aangepakt, zoals hij heeft verklaard, is niet gebleken dat de verdachte daarbij zodanig letsel heeft opgelopen dat artikel 3 van het EVRM hierdoor zou zijn geschonden. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen vormen verzuimd in de zin van artikel 359a Sv waarmee de rechtbank rekening moet houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Ernst van de feiten
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in zijn woning meerdere wapens en ongeveer 1000 patronen voorhanden gehad. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan doxing van twee ambtenaren van politie.
Het illegaal voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie zijn ernstige delicten waartegen streng wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaan en het steeds verder toenemende bezit en gebruik daarvan in de burgermaatschappij. Het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen brengt een volstrekt onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving met zich mee. De rechtbank heeft oog voor de maatschappelijke problematiek die de laatste jaren op het gebied van vuurwapengebruik speelt. Tegen die achtergrond dient het onbevoegd bezit van vuurwapens en munitie krachtig te worden bestreden.
Daarnaast heeft de verdachte de integriteit van meerdere politieambtenaren aangetast door het delen van foto’s en/of video’s waarop zij herkenbaar in beeld zijn, vergezeld van belastende teksten. Uit de schriftelijke toelichting van [slachtoffer 2] blijkt dat hij zich in zijn werk gehinderd voelt door het handelen van de verdachte. Hij maakt zich regelmatig zorgen over de gevolgen en is alerter dan voorheen. De impact van het handelen van de verdachte op [slachtoffer 4] is nog groter. Uit haar schriftelijke verklaring blijkt dat de aanhoudende ongefundeerde beledigingen van de verdachte haar privéleven enorm raken. Het veiligheidsgevoel van haar en haar familie is aangetast en er heersen gevoelens van angst en onveiligheid in haar gezin. Dat de verdachte zijn profielnaam op Facebook in ‘ [slachtoffer 4] ’ heeft veranderd, heeft zij als een grote inbreuk op haar privacy ervaren. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld met de kennelijke bedoeling om de betrokkenen te schaden, en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor smaad, belediging en mishandeling van een politieambtenaar. Hij liep ter zake van deze feiten nog in een proeftijd. De verdachte is ook eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van (vuur)wapens.
Daarnaast is op basis van de stukken in het dossier gebleken dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan een consult van een psycholoog. Ook aan de reclassering heeft de verdachte te kennen gegeven niet mee te willen werken aan enig contact. De rechtbank heeft door deze weigering van contact met instanties slechts beperkt zicht gekregen op de persoon van de verdachte. Ofschoon bij de verdachte geen psychische problematiek is vastgesteld, heeft de verdachte wel zorgelijk gedrag laten zien. De rechtbank wijst in het bijzonder op de verontrustende berichten in de telefoon van de verdachte, de jerrycansmet brandbare vloeistof die zijn aangetroffen in de woning van de verdachte en de stelligheid waarmee de verdachte verklaart over zijn beleving van gebeurtenissen die geen steun vindt in het dossier.
Conclusie
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur hiervan de heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, aanleiding om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De verdachte lijkt wrok te koesteren jegens de politie en stelt zich wantrouwend op naar instanties. De goederen die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, in samenhang met de verontrustende berichten in zijn telefoon, maken dat de rechtbank zich zorgen maakt over de veiligheid van personen en meer in het bijzonder politiemensen. Een fors voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte te weerhouden van verdere strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de straf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De volgende slachtoffers hebben zich in de strafzaken gevoegd als benadeelde partij en verzocht om schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]vorderen ten aanzien van feit 3 ieder afzonderlijk een bedrag van € 569,00, bestaande uit immateriële schade.
[slachtoffer 4]vordert ten aanzien van feit 3 een bedrag van € 1.350,00, bestaande uit € 449,00 aan materiële schade en € 901,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben tevens verzocht om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2] . Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] vraagt de officier van justitie toewijzing van de immateriële schade en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde in de vordering van de materiële kosten.
De officier van justitie vordert over de toe te wijzen bedragen, vermeerderd met de wettelijke renten, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Gelet op het ontbreken van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde ten aanzien van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] is de officier van justitie van oordeel dat zij in hun vorderingen niet kunnen worden ontvangen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich volledig aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 3. bewezenverklaarde strafbare feit schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat de vordering gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] in zijn goede naam en eer is aangetast en dat hij door toedoen van de verdachte hinder heeft ondervonden. Het betreft één bericht, dat beperkt bekeken is. De rechtbank schat de schade die de benadeelde hierdoor heeft geleden, in redelijkheid op € 250,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 5 juni 2024. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het meer gevorderde afwijzen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het onder 3. bewezenverklaarde strafbare feit schade heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde immateriële schade volledig voor toewijzing vatbaar. De verdachte heeft herhaaldelijk acties gericht tegen [slachtoffer 4] en heeft obsessief en onberekenbaar gehandeld. De rechtbank acht derhalve het gevorderde bedrag van € 901,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 9 juli 2024, voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade, namelijk het camerasysteem, is de rechtbank van oordeel dat ook deze kosten voor toewijzing in aanmerking komen. Op grond van de bewijsmiddelen is immers komen vast te staan dat de verdachte obsessief en gericht meerdere acties tegen de benadeelde partij heeft ondernomen, waaruit volgt dat de verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De benadeelde heeft onderbouwd naar voren gebracht dat haar veiligheidsgevoel in hoge mate is aangetast. De verdachte weet bovendien waar zij woont. Om die reden staat de aanschaf van een camerasysteem naar het oordeel van de rechtbank in zodanig verband tot het bewezen verklaarde feit dat deze schadepost aan de verdachte als een gevolg hiervan kan worden toegerekend. De rechtbank acht derhalve het gevorderde bedrag van € 449,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf de aanschafdatum, 30 augustus 2024, voor toewijzing vatbaar.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezenverklaarde feit (feit 3) schade hebben geleden, zal de rechtbank de benadeelden in hun vordering niet-ontvankelijk verklaren. Doxing is in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld per 1 januari 2024. De verdachte heeft het feit jegens [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] op 9 juni 2023 begaan, derhalve op een tijdstip waarop het feit niet strafbaar was.
De rechtbank ziet ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van 5 juli 2022 van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 76 dagen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf op zijn plaats is. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten.

9.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen wapens en munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu deze aan de verdachte toebehoren en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De inbeslaggenomen nabootsing van de handgranaat (G1730152) zal worden geretourneerd aan de verdachte nu met dit voorwerp geen strafbaar feit is gepleegd en het bezit daarvan niet strafbaar is gesteld.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57 en 285d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde ten aanzien van feit 3 voor wat betreft het plaatsen van de berichten met betrekking tot de politieambtenaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien van die onderdelen in de tenlastelegging (doxing [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ) van alle rechtsvervolging;
- verklaart dat het overigens bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
Strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf groot
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 2]
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van feit 3
    gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
    € 250,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 5 juni 2024 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af;
  • veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legtaan de verdachte de verplichting
    optot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
    € 250,00,bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 5 juni 2024 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaaltde duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
    5 dagenen verstaat dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaaltdat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 2] , in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
[slachtoffer 4]
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ten aanzien van feit 3
    toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
    € 1.350,00, bestaande uit € 449,00 materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
    30 augustus 2024 tot aan de dag van de volledige voldoening, en € 901,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 9 juli 2024 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legtaan de verdachte de verplichting
    optot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] van
    € 1.350,00te vermeerderen met de rente over € 449,- over de periode van 30 augustus 2024 tot aan de dag van de volledige voldoening en de wettelijke rente over € 901,- te berekenen over de periode van 9 juli 2024 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaaltde duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
    23 dagenen verstaat dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
[slachtoffer 1]
  • verklaartde benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeeltde benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
[slachtoffer 3]
  • verklaartde benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeeltde benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Beslag
-
onttrektaan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 100 STK Munitie, voorwerpnummer G1730136;
  • 95 STK Munitie, voorwerpnummer G1730137;
  • 438 STK Munitie, voorwerpnummer G1730139;
  • 94 STK Munitie, voorwerpnummer G1730140;
  • 46 STK Munitie, voorwerpnummer G1730141;
  • 14 STK Munitie, voorwerpnummer G1730142;
  • 1 STK Munitie, voorwerpnummer G1730143;
  • 1 STK Munitie, voorwerpnummer G1730144;
  • 50 STK Munitie, voorwerpnummer G1730145;
  • 10 STK Munitie, voorwerpnummer G1730147;
  • 6 STK Munitie, voorwerpnummer G1730148;
  • 4 STK Munitie, voorwerpnummer G1730149;
  • 1 STK Munitie, voorwerpnummer G1730150;
  • 1 STK Wapen, zwart, patroonhouder, voorwerpnummer G1730151;
  • 2 STK Munitie, voorwerpnummer G1730152;
  • 1 STK Wapen, Zoraki 9mm Pak, voorwerpnummer G1730155;
  • 1 STK Wapen, Zoraki 9 mm Pak, voorwerpnummer G1730157;
  • 1 STK Wapen, zwart, voorwerpnummer G1730153;
  • 1 STK Wapen, Zoraki 9 mm Pak, voorwerpnummer G1730160;
  • 2 STK Wapen, zwart, voorwerpnummer G1730161;
  • 1 STK Wapen, zwart, voorwerpnummer G173056;
-
gelast de teruggavevan het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
1 STK Wapen, betreft nabootsing handgranaat, voorwerpnummer G1730154;
Vordering tot tenuitvoerlegging
-
beveeltde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 juli 2022 gewezen onder parketnummer
20-001902-21, te weten:
76 dagen gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en mr. L. Bastiaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A.J.A.P. Merk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2025.
Buiten staat
Mr. K.G. Witteman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging (na wijziging)
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 in de gemeente Bergen (L)
een of meer wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer vuurwapen(s):
- een gaspistool, merk Zoraki (ATAK arms) M906, kaliber 9 millimeter P.A.K. (foto 1 en 2),
- een gaspistool, merk Zoraki (ATAK arms) M906, kaliber 9 millimeter P.A.K. (foto 3 t/m 6),
- een schietbeker (zijnde een loop) voor een gaspistool met inscriptie PTB 1064 (foto 3 en 6),
- een gaspistool, merk Zoraki (ATAK arms) M906, kaliber 9 millimeter P.A.K. (foto 7 t/m 10),
- een schietbeker (zijnde een loop) voor een gaspistool met inscriptie PTB 1064 (foto 10),
- een patroonmagazijn, merk Zoraki (foto nr. 17),
- 2 patroonmagazijnen geschikt voor kalibers 5.56X45 millimeter Navo en .223 (foto 23),
- een patroonmagazijn geschikt voor kalibers 5.56X45 millimeter Navo en .223 (foto 24),
(telkens) zijnde een of meer (onderdelen van) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 in de gemeente Bergen (L)
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een of meer patronen:
- 14 hagelpatronen in het kaliber 16 Ga (foto 14),
- één (1) hagelpatroon in het kaliber 16 Ga (foto 15),
- één (1) hagelpatroon in het kaliber 16 Ga (foto 16),
- 100 kogelpatronen in het kaliber .32 (foto 18),
- 6 kogelpatronen in het kaliber .38-40 (foto’s 19 en 20),
- 6 knal-/gaspatronen van het merk Zoraki (foto 21 en 22),
- 4 hagelpatronen in het kaliber 12 Ga (foto 25),
- 435 kogelpatronen in het kaliber .22 Long Rifle (foto 26 en 27),
- 92 kogelpatronen in het kaliber .38-40 (foto 28),
- 10 kogelpatronen in het kaliber 7.65 millimeter Browning (foto 29),
- 2 kogelpatronen in het kaliber 7.65 millimeter Browning (foto 30),
- 46 hagelpatronen in het kaliber 12 Ga (foto 31),
- 95 hagelpatronen in het kaliber 12 Ga (foto 32),
- 100 hagelpatronen in het kaliber 12 Ga (foto 33),
voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 3 primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 juni 2023 tot en met 9 juli 2024 in de gemeente Bergen (L)
een of meer persoonsgegevens van een ander/of een derde, te weten
namen, foto’s en/of video’s van een ander, te weten
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 2]
zich heeft verschaft, heeft verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld,
met het oogmerk om die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] ,
- vrees aan te (laten) jagen
- ernstige overlast aan te (laten) doen en/of
- in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig te (laten) hinderen,
terwijl dit feit werd gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
T.a.v. feit 3 subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juni 2023 tot en met 9 juli 2024 in de gemeente Bergen, althans in Nederland, opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van politieambtenaren (te weten: [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] ) heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of
door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
door telkens opzettelijk en met voornoemd doel via openbare sociale media, te weten Facebook, meerdere berichten, foto's en/of video's heeft verspreid met - onder andere - de volgende inhoud:
- ( Facebook 5 juni 2024): “Zoek de verschillen. ??Glasvezel/politie Zn rooie oortjes zijn hetzelfde. Delen is lief.” en hierbij twee beelden te plaatsen van die [slachtoffer 2] ,
- ( Facebook 9 juni 2024) “Je komt de politie tegen bij dichterbij en je ziet ze in je spiegel al bijna verongelukken met hun omdraai actie en dan zitten er nog 2 auto's tussen dus ik voel het al aankomen die stalkers gaan me aanhouden dus ik parkeer paar kilometer in het bos motor uit en auto deur open en begin met filmen met de telefoon ..!! komen de 2 helden aan volle gas met hun smoesjes dat ze een verkeerscontrole aan het doen zijn? ga dat je moeder wijsmaken zo'n acties om niks..!!!! Iemand die niet rijdt dat is geen verkeerscontrole..!!!!! En daar komen ze hoor blaastest en drugstest (3x braaksmiley) helaas wereldverbeteraars dat doe ik niet? Zal hun ook even lastig vallen zoals ze mij lastig vallen en bekend maken .. !!!! als iemand hun namen weet heb ik ze graag want die wouden ze niet geven..!!!!” en hierbij een foto te plaatsen waarop die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] te zien is terwijl zij bezig zijn met een algemene controle,
- ( Facebook 1 juli 2024) zijn (verdachtes) profielfoto van zijn Facebookpagina te wijzigen in een foto van een meisje met rood haar en sproeten en/of zijn naam te wijzigen van ‘ [verdachte] ’ naar ‘ [verdachte] [slachtoffer 4] ’ en/of hierbij de tekst toe te voegen: “Gingers do have souls A freckle for every soul they steal”,
- ( Facebook 7 juli 2024) “Nogmaals de vraag? mag deze agente moedwillig op deze manier met mijn spullen omgaan en mijn ruiten beschadigen??? Delen wordt gewaardeerd maak haar beroemd..!!” en hierbij een video te plaatsen van die [slachtoffer 4] , waarop zij met collega’s bezig was met een doorzoeking in de woning van verdachte in 2020,
- ( Facebook 9 juli 2024) "Wie hem het beste afmaakt krijgt een lekkere flesje drank .. !! Kijk me dan staan. Ik ben zo stoer. Heel m'n dorp moet me niet. Ik heb geen.... een.... bij.... Uiteraard word delen gewaardeerd en mag iedereen mee doen..!!!!" en hierbij een foto te plaatsen van die [slachtoffer 4] waar zij in uniform bij de ingang van een feesttent staat;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024114563, gesloten d.d. 18 oktober 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 283.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 14 augustus 2024, p. 83 en 84;
3.Proces-verbaal van onderzoek wapens, p. 186 – 189, 191 – 194;
4.Proces-verbaal van bevindingen van 16 augustus 2024, p. 101 en 102;
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2025;
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] van 16 juli 2024, p. 15 – 17;
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 26 juli 2024, p. 30;
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 24 juli 2024, p. 35 en 36;
9.Aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 6] van 28 juli 2024, p. 40;
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 25 juli 2024, p. 42 en 43;
11.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 14 februari 2025;