ECLI:NL:RBLIM:2025:1875

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11526283 CV EXPL 25-714
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van woonruimte met betrekking tot huurachterstand en betalingsverplichtingen

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Limburg, heeft de kantonrechter op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en Stichting Vincio Wonen. De eiser, die een woning huurde van Vincio Wonen, had te maken met een ontruimingsvordering vanwege huurachterstand. De huurovereenkomst was eerder ontbonden door de kantonrechter, en de eiser was veroordeeld tot ontruiming en betaling van de huurachterstand. Ondanks dat de eiser een overeenkomst had getekend om de ontruiming op te schorten, voldeed hij niet aan de betalingsverplichtingen die in deze overeenkomst waren opgenomen.

De eiser vorderde in kort geding de schorsing van de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis, stellende dat er een noodtoestand zou ontstaan voor hem en zijn vijftienjarige zoon in geval van ontruiming. Vincio Wonen voerde verweer en stelde dat er geen acute noodtoestand was en dat de eiser niet had aangetoond dat zijn belangen zwaarder wogen dan die van Vincio Wonen. De kantonrechter oordeelde dat er geen juridische of feitelijke misslagen waren in het verstekvonnis en dat Vincio Wonen een in redelijkheid te respecteren belang had bij de ontruiming. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de huurder en de belangen van de verhuurder in het geval van huurachterstand en ontruiming. De kantonrechter concludeerde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat de ontruiming zou leiden tot een acute noodsituatie voor zijn zoon, en dat Vincio Wonen recht had op uitvoering van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11526283 \ CV EXPL 25-714
Vonnis in kort geding van 27 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi,
tegen
STICHTING VINCIO WONEN,
te Hoensbroek,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vincio Wonen,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5
- de aanvullende producties 6 tot en met 8 van [eiser]
- de producties 1 tot en met 23 van Vincio Wonen
- de pleitnota c.q. het verweer van Vincio Wonen
- de mondelinge behandeling van 20 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft van Vincio Wonen met ingang van 15 december 2017 een woning gehuurd aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
In de zaak met zaaknummer 9582801 CV EXPL 21-5740 heeft de kantonrechter bij vonnis van 30 maart 2022 de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. Tegen dit vonnis is door [eiser] geen rechtsmiddel ingesteld.
2.3.
In de zaak met zaaknummer 10721322 CV EXPL 23-4162 heeft de kantonrechter bij verstekvonnis van 18 oktober 2023 wederom de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand (hierna: het verstekvonnis). Tegen dit verstekvonnis is door [eiser] geen rechtsmiddel ingesteld.
2.4.
Het verstekvonnis is op 6 november 2023 aan [eiser] betekend. [eiser] heeft contact opgenomen met Vincio Wonen en de deurwaarder. De deurwaarder heeft op 30 oktober 2023 een “Overeenkomst om ontruiming van de woning op te schorten” aan [eiser] gestuurd. [eiser] heeft deze overeenkomst ondertekend. Voor zover relevant staat in deze overeenkomst het volgende vermeld:
1.
Op 18/10/2023 heeft de Kantonrechter de volgende uitspraak gedaan. De huurovereenkomst tussen Stichting Vincio Wonen en [eiser] is beëindigd. [eiser] moet de woning daarom verlaten.
2.
Stichting Vincio Wonen is bereid de ontruiming op te schorten en geen gebruik te maken van haar bevoegdheid om de woning te ontruimen. Dit doet Stichting Vincio Wonen alleen als [eiser] zich aan de volgende zéér strenge voorwaarden houdt, gedurende de in deze vaststellingsovereenkomst opgenomen termijn.
3.
Deze overeenkomst komt in de plaats van de huurovereenkomst. [eiser] is geen huurder van Stichting Vincio Wonen meer. [eiser] is een gebruiker van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Het kan zijn dat in stukken van Stichting Vincio Wonen nog “huur” staat. Hier bedoelt Stichting Vincio Wonen dan deze overeenkomst.
Voorwaarden om in de woning te mogen blijven
1.
Iedere maand moet [eiser] een bedrag betalen van € 646,38. Dit bedrag moet vóór de eerste van de maand in het bezit zijn van Stichting Vincio Wonen. Stichting Vincio Wonen mag dit bedrag op 1 juli verhogen net zoals bij een huurovereenkomst.
Het bedrag van € 646,38 moet [eiser] overmaken naar:
(….)
2.
De overige verplichtingen en regels uit de geëindigde huurovereenkomst en de huurvoorwaarden blijven gelden. Door deze overeenkomst te ondertekenen geeft [eiser] aan te weten wat deze verplichtingen en regels zijn.
(….)
5.
Deze overeenkomst start op 30 oktober 2023 en duurt twaalf maanden. Na deze twaalf maanden bekijkt Stichting Vincio Wonen of zij opnieuw een huurovereenkomst met [eiser] wil sluiten.
6.
[eiser] moet nog een bedrag van € 2288,03 excl. Kosten betekening aan stichting Vincio Wonen terug betalen. [eiser] betaalt dit in drie termijnen van € 763,00 excl. Betekening, naast de gebruikersvergoeding van de woning. De aflossingen dienen uiterlijk 15 november 2023, 15 december 2023 en 15 januari 2024 betaald te zijn aan:
(….)
Wat gebeurt er als [eiser] zich niet aan de voorwaarden houdt?
7.
Als [eiser] de voorwaarden niet nakomt, zal Stichting Vincio Wonen gebruikmaken van haar bevoegdheid om de woning te ontruimen. [eiser] zal dan de woning moeten verlaten. Deze vaststellingsovereenkomst eindigt dan meteen zonder waarschuwing.
2.5.
[eiser] heeft direct na het sluiten van voorgenoemde overeenkomst de lopende gebruiksvergoeding niet betaald. Ook is [eiser] de betalingsregeling niet nagekomen. Op 11 januari 2024 is een exploot aan [eiser] betekend en aangekondigd dat de ontruiming zal gaan plaatsvinden op 6 maart 2024. Daaropvolgend heeft [eiser] contact opgenomen met de deurwaarder en een regeling aangeboden. De maanden januari 2024 en februari 2024 werden daaropvolgend niet betaald door [eiser] . Op 5 maart 2024, één dag voor de geplande ontruiming, heeft [eiser] het volledig openstaande bedrag ter hoogte van € 5.787,32 betaald. De geplande ontruiming op 6 maart 2024 heeft geen doorgang gevonden.
2.6.
Vanaf april 2024 is direct een nieuwe achterstand ontstaan in de betaling van de gebruikersvergoeding. Vincio Wonen heeft [eiser] op 19 augustus 2024 en op 3 september 2024 in gebreke gesteld. [eiser] is niet overgegaan tot betaling van de achterstand.
2.7.
Op 8 oktober 2024 is opnieuw het verstekvonnis betekend aan [eiser] en op 17 december 2024 is de ontruiming aangezegd tegen 12 februari 2025.
2.8.
[eiser] heeft op 12 februari 2025 het openstaande bedrag ter hoogte van € 2.280,89 betaald aan Vincio Wonen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – om bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de tenuitvoerlegging van het vonnis van 18 oktober 2023, voor zover deze betrekking heeft op de ontruiming van de woning, te schorsen en Vincio Wonen te veroordelen om een dwangsom aan [eiser] te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Vincio Wonen niet aan de hoofdveroordeling voldoet met een maximum van € 50.000,00, met veroordeling van Vincio Wonen in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Vincio Wonen voert verweer. Vincio Wonen concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de executie van het inmiddels onherroepelijk geworden verstekvonnis van 18 oktober 2023 geschorst dient te worden.
4.2.
In een executiegeschil kan de kantonrechter de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke uitspraak slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging. Daarbij moet ook gelet worden op de belangen van de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Dit betreft voorbeelden van een situatie waarin de partij die bevoegd is een uitspraak ten uitvoer te leggen, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening kan komen en dan dus haar bevoegdheid misbruikt. Deze maatstaf is na het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:Nl:HR:2019:2026) onveranderd gebleven voor uitspraken waartegen geen rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat.
4.3.
Gesteld noch gebleken is dat het verstekvonnis op een juridische of feitelijke misslag berust.
4.4.
[eiser] stelt dat in geval van ontruiming een noodtoestand ontstaat aangezien hij en zijn inwonende vijftienjarige zoon dan op straat komen te staan. [eiser] stelt dat hij gezien de huidige woningmarkt nergens anders een woning kan huren. Volgens [eiser] is er sprake van een nieuw feit nu zijn zoon vanaf 11 september 2024 bij hem woont. Ter mondelinge behandeling heeft [eiser] aangedragen dat zijn zoon vóór deze datum bij de moeder woonde en dat zijn zoon daar is weggegaan in verband met ruzie met de nieuwe partner van de moeder. De dochter van [eiser] woont wel nog bij de moeder.
4.5.
Vincio Wonen betwist dat sprake is van een noodtoestand in geval van ontruiming. [eiser] heeft dit volgens Vincio Wonen op geen enkele wijze onderbouwd of bewezen en geen bijzondere omstandigheden gesteld of bewezen. De zoon woont pas sinds kort in de woning en [eiser] gebruikt dit ten onrechte als argument om een noodtoestand te doen laten lijken.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK), vormen de belangen van het kind de eerste overweging bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen.
Aangenomen moet worden dat een ontruiming van de woning (ook) voor de minderjarige zoon van [eiser] nadelige volgen meebrengt. Bij de beoordeling van een op zichzelf gerechtvaardigde ontruiming zal het belang van het daarbij betrokken kind onder ogen gezien dienen te worden. Dit gaat evenwel niet zover dat de betrokkenheid van kinderen automatisch leidt tot een blokkade voor het executeren van een ontruimingsvonnis, ook niet als dit een nieuwe omstandigheid is, die bij het wijzen van het ontruimingsvonnis nog niet aan de orde was. Het is voor alles de taak van [eiser] om de nodige maatregelen te nemen ter voorkoming van al te nadelige gevolgen. Zowel de verantwoordelijkheid voor de tekortkoming die tot de ontruiming leidt (of kan leiden) als de verantwoordelijkheid voor het welzijn van zijn zoon ligt bij hem (en de moeder). Om die reden dient niet te snel te worden genomen dat de betrokkenheid van kinderen aan de weg staat aan het tenuitvoerleggen van een ontruimingsvonnis. Dit zal in bepaalde omstandigheden wel het geval kunnen zijn als de ontruiming tot een acute noodsituatie voor een kind zou leiden.
4.7.
Gelet op het verhandelde ter zitting is de kantonrechter van oordeel dat van een acute noodsituatie voor de minderjarige zoon van [eiser] geen sprake is. De zoon van [eiser] kan immers , hoewel dat wellicht niet de wens is van de zoon, (tijdelijk) terugkeren bij de moeder zodat hij niet op straat komt te staan. Vincio Wonen heeft daarnaast ter mondelinge behandeling toegelicht dat er vanuit de gemeente Heerlen een vangnet bestaat voor mensen die op straat komen te staan en dat Vincio Wonen daarvoor een melding kan maken bij de gemeente. Dit vangnet geldt voor volwassenen en voor jeugdigen. Dat sprake is van een acute noodtoestand is op grond van het voorgaande dan ook niet gebleken.
4.8.
Vincio Wonen heeft voorts voldoende onderbouwd dat zij wel degelijk een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van de ontruiming, ook nu [eiser] de (bijna) volledige huurachterstand inmiddels weer heeft voldaan. [eiser] is immers vanaf 2019 structureel te laat in de tijdige en correcte betaling van de huur dan wel de gebruikersvergoeding. Er zijn reeds twee ontbindings- en ontruimingsvonnissen gewezen. Daarna heeft Vincio Wonen [eiser] nog een kans gegeven middels een “overeenkomst om ontruiming van de woning op te schorten”. [eiser] is de verplichtingen uit deze overeenkomst niet nagekomen en in deze overeenkomst staat duidelijk opgenomen dat Vincio Wonen gebruik zal maken van haar bevoegdheid om de woning te ontruimen als [eiser] de voorwaarden niet nakomt. Al met al heeft Vincio Wonen veel kansen gegeven aan [eiser] en door het niet blijven nakomen van [eiser] van zijn betalingsverplichting over een periode van bijna zes jaar, is het belang van Vincio Wonen bij de ontruiming gegeven.
4.9.
De kantonrechter is op grond van het vorenoverwoge van oordeel dat Vincio Wonen een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het verstekvonnis. Er is geen sprake van misbruik van bevoegdheid door Vincio Wonen. De vorderingen van [eiser] worden dus afgewezen.
4.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vincio Wonen worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.
SH