Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De beslissing
spreekt de verdachte vrijvan het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Rechtbank Limburg
Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een meisje jonger dan 16 jaar. De verdachte werd vrijgesproken omdat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vond in andere onafhankelijke bronnen, waardoor er niet voldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 februari 2025, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte het primair tenlastegelegde feit bewezen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de aangeefster gedetailleerd en consistent had verklaard, haar verklaringen niet voldoende werden ondersteund door ander objectief bewijsmateriaal. De getuigenverklaringen van de zus van de aangeefster en een vertrouwenspersoon van de scouting waren niet voldoende om de beschuldigingen te staven, aangezien deze verklaringen voortkwamen uit de verklaringen van de aangeefster zelf. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de vermeende handelingen, wat het bewijs bemoeilijkt. De rechtbank concludeerde dat de chatberichten van de verdachte, hoewel grensoverschrijdend, niet als steunbewijs konden dienen voor de tenlastelegging, omdat ze niet betrekking hadden op de periode waarin de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van het tenlastegelegde feit.