ECLI:NL:RBLIM:2025:1660
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De officier van justitie had een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte vast te stellen, dat geschat werd op € 166.786,13. Later werd dit bedrag door de officier van justitie verlaagd naar € 1.500,-, gebaseerd op de verklaring van de verdachte dat hij een deel van zijn woning ter beschikking had gesteld voor de teelt van hennep en daarvoor een maandelijkse vergoeding ontving.
Tijdens de zitting op 10 februari 2025 hebben zowel de verdachte als zijn raadsman hun standpunten gepresenteerd. De verdediging stelde dat de verdachte slechts € 1.500,- had ontvangen en dat hij zou opdraaien voor de schade die door de hennepteelt was veroorzaakt, waardoor het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil zou moeten worden vastgesteld. De rechtbank heeft in haar vonnis van 24 februari 2025 vastgesteld dat de verdachte niet kon aantonen dat er een eerdere oogst had plaatsgevonden of dat hij op andere wijze voordeel had genoten van de strafbare feiten waarvoor hij was veroordeeld.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had verkregen. De rechtbank wees de vordering af, met de overweging dat de ontnemingsrapportage niet kon dienen als basis voor het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en de griffier was ook aanwezig tijdens de openbare zitting.