Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
primair), dan wel daaraan medeplichtig is geweest door zijn woning ter beschikking te stellen;
3.De beoordeling van het bewijs
proces-verbaal van bevindingen [2] van verbalisant [verbalisant 1] van 24 april 2024, onder meer inhoudende:
rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [3] van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 1 augustus 2024, onder meer inhoudende:
verklaring van de verdachte ter terechtzittingvan 10 februari 2025, onder meer inhoudende:
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
(71293,6 kWh x € 0,17064)
€ 1.044,77(119 dagen x € 8,77962)
€ 535,00
(8 weken x 7 dagen).
€ 491,66
€ 535,00
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
- wijst de vordering ten aanzien van de post warmtemeting af;
- verklaart de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van Enexis, van een bedrag van € 8.535,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van 10 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 77 dagen, met dien verstande dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van de schade;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van WML, van een bedrag van € 1.754,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van 10 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van de schade.