ECLI:NL:RBLIM:2025:1530

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
03/336067-24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met een stanleymes op het Stationsplein in Venlo

Op 21 oktober 2024 heeft de verdachte, onder invloed van alcohol, op het Stationsplein in Venlo met een stanleymes meerdere stekende bewegingen gemaakt in de richting van twee bekenden van haar. De verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem in de hals te steken, en heeft [slachtoffer 2] bedreigd met het mes. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging zware mishandeling van [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op zwaar letsel. De rechtbank oordeelde echter dat er wel sprake was van poging doodslag op [slachtoffer 1], omdat de verdachte met opzet stekende bewegingen in de richting van zijn hals heeft gemaakt, wat een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebracht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het in beslag genomen mes is verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/336067-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, locatie Ter Peel, HvB te Evertsoord.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. Engels, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 februari 2025. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven door hem met een stanleymes in zijn keel/halsstreek te steken, dan wel op deze manier heeft geprobeerd om hem zwaar te mishandelen;
Feit 2:heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen door met een stanleymes op haar in te steken, dan wel haar op deze manier heeft bedreigd met de dood en/of zware mishandeling.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde poging doodslag onder feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zou moeten worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging zware mishandeling onder feit 2, omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat. De subsidiair tenlastegelegde bedreiging kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de primair tenlastegelegde poging doodslag onder feit 1 en de primair tenlastegelegde poging zware mishandeling onder feit 2 moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling onder feit 1 en de subsidiair tenlastegelegde bedreiging onder feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Vrijspraak – feit 2 primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om tot het oordeel te komen dat de verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen. Hoewel uit het dossier blijkt dat de verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer en daarbij de door het slachtoffer gedragen kleding heeft beschadigd, bevat het dossier onvoldoende informatie over de exacte plaatsen, hoe vaak en met welke kracht de verdachte heeft gestoken. Daardoor kan niet worden vastgesteld hoe groot de kans op letsel was en welk letsel dat dan zou zijn. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde feit 2.
3.3.2
De bewijsmiddelen – feit 1 primair en feit 2 subsidiair
Aangeefster [slachtoffer 2] [2] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 21 oktober 2024 stond ik voor het station gelegen aan het Stationsplein 1 in Venlo. Ik zag dat er een voor mij, qua uiterlijk bekende vrouw, uit de richting van de Döner Company op mij af kwam rennen. Op het moment dat ik mij omdraaide en wegliep in de richting van het stationsgebouw zag ik dat de vrouw voor mij kwam staan. Ik zag dat de vrouw een stanleymes in haar rechterhand had. Ik zag dat de vrouw haar rechterhand met het stanleymes omhoog en naar achteren, ter hoogte van haar oor, haalde. Ik zag dat de vrouw op mijn tas instak. Ik zag de vrouw nogmaals haar arm naar achteren haalde, waarbij haar rechterhand met het stanleymes ter hoogte van haar oor kwam, en vervolgens weer een zwaaiende beweging met het stanleymes in de richting van mijn borst maakte. Op het moment dat ik dit zag zette ik een stap naar achteren waarna ik hoorde dat mijn kleding scheurde. Ik zag dat de vrouw nogmaals haar rechterarm naar achteren en omhoog haalde, haar hand met het stanleymes ter hoogte van haar oor hield, en hierna weer een zwaaiende beweging met het stanleymes in haar hand richting mijn borst maakte. Ik zette weer een stap naar achteren waarna ik mijn kleding opnieuw hoorde scheuren. Hierna is een vriend van mij tussen ons ingekomen.
Getuige [getuige] [3] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 21 oktober 2024 zat ik op een bankje bij de bushaltes aan het Stationsplein in Venlo. Ik had zicht op het Stationsplein. Op enig moment zie ik dat twee vrouwen ruzie hebben midden op het Stationsplein. Ik ken de vrouwen van het straatleven. Ik zag dat de later aangehouden vrouw een stanleymes uit haar jaszak haalde. Ik zag dat de aangehouden vrouw het mes in haar rechterhand hield, het mes boven haar hoofd hield en diverse stekende bewegingen naar beneden maakte. Een andere man gekleed in een geel T-shirt van VV-Venlo, die ik ook van straat ken, kwam tussen beiden en probeerde de ruzie te sussen. Ik zag dat de later aangehouden vrouw nu de man in het geel aanviel. Ik zag dat ze het stanleymes wederom boven haar hoofd hield en meerdere neerwaartse steekbewegingen richting de hals van de man in het geel maakte. Uit de reactie van de man kon ik opmaken dat ook hij geraakt werd met het mes. Ik zag dat de later aangehouden vrouw mijn richting op liep en op een andere bankje ging zitten. Ik liep naar beide slachtoffers en zag dat de vrouw verschillende "snijwonden" in haar kleding had en dat de man in zijn hals enkele snijwonden had waar bloed uitkwam.
Verbalisant [verbalisant 1] [4] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik opende de aan mij ter beschikbaar gestelde camerabeelden van het station te Venlo. Ik zag dat de camerabeelden zicht hadden op de hoofdingang van het treinstation te Venlo. Tevens zag ik in de verte de overkapping bij de bushalte waar bankjes zijn gelegen. Daarnaast zag ik een klein stuk van het plein in het midden van het Stationsplein. Ik zag ‘persoon 1’ staan bij het voor mij meest linker bankje, onder de overkapping, in het midden van de bank. Ik zag dat deze persoon zich omdraaide en in de richting van het plein in het midden van het Stationsplein liep. Ik zag dat er links in beeld twee personen in beeld liepen: ‘persoon 2’ en ‘persoon 3’. Ik zag dat ‘persoon 1’ naar ‘persoon 2’ en ‘persoon 3’ liep. Ik zag dat ‘persoon 1’ enkele keren met zijn/haar rechterhand een zwaaiende/stekende beweging maakte. Ik zag dat ‘persoon 2’ en ‘persoon 3’ naar achteren liepen om de zwaaiende/stekende bewegingen te ontwijken.
Op 00:53:34 zag ik dat persoon 1 weer in beeld kwam en liep naar de plek waar ze vandaan kwam en later is aangehouden. Ik zag dat persoon 2 enkele keren naar zijn keel greep en hier met de hand druk op gaf. Ik zag dat dit een man was.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [5] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 21 oktober 2024 waren wij ter plaatse op het Stationsplein te Venlo. Wij zagen dat er in de wachtruimte een man en vrouw zaten en dat de vrouw – die zich later identificeerde als [slachtoffer 2] – enkele scheuren dan wel snijwonden in haar jas had. Wij zagen dat de man – die zich later identificeerde als [slachtoffer 1] – twee snijwonden in zijn hals had. Het letsel van [slachtoffer 1] kunnen wij als volgt omschrijven: twee snijwonden in de hals, waarvan één direct op de adamsappel, circa drie centimeter lang en gapend en één snijwond in lijn onder bovenstaande, circa vijf centimeter lang en oppervlakkig. Beide snijwonden zijn strak gesneden en niet gekarteld.
Verbalisant [verbalisant 1] [6] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op maandag 21 oktober 2024, om 16.20 uur werd verdachte [verdachte] aangehouden op het Stationsplein te Venlo van de gemeente Venlo.
De verdachteverklaarde ter terechtzitting van 3 februari 2025 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 21 oktober 2024 zag ik [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] lopen op het Stationsplein in Venlo. Ik ging naar [slachtoffer 2] toe. Ik was op boos op haar. Ik had in principe alleen ruzie met haar, maar [slachtoffer 1] kwam tussen ons in. Het kan kloppen dat ik die dag ongeveer 7 glazen bier had gedronken.
De verdachte [7] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 21 oktober 2024 waren ik, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op het station in Venlo. Ik heb [slachtoffer 1] hier (verdachte wijst naar de plek van de adamsappel) met een stanleymes aangeraakt, op zijn nek.
De overwegingen – feit 1 primair
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 21 oktober 2024 met een stanleymes meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de hals van het slachtoffer. Daarbij heeft het slachtoffer twee snijwonden in zijn hals opgelopen: een gapende snijwond van circa 3 centimeter direct op zijn adamsappel en een oppervlakkigere snijwond van circa 5 centimeter iets daar onder.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte – al dan niet in voorwaardelijke zin – opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel, dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte vol opzet had op de dood van het slachtoffer.
Er is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Hieronder moet worden verstaan: “de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid”. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat zich in de hals-regio – redelijk aan de oppervlakte – vitale delen (zoals halsslagaders en luchtpijp) bevinden en dat de aanmerkelijke kans bestaat dat een verwonding aan dergelijke vitale delen tot de dood kan leiden.
De rechtbank overweegt dat de aard van de gedragingen van de verdachte alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, te weten het – op korte afstand van het slachtoffer – maken van meerdere stekende bewegingen met een stanleymes in de richting van de keel of hals, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op en geschikt zijn om fataal lichamelijk letsel bij het slachtoffer toe te brengen, dat hieruit valt af te leiden dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht de primair tenlastegelegde poging doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De overwegingen – feit 2 subsidiair
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 2] door meermalen met een stanleymes stekende bewegingen in haar richting te maken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair
op 21 oktober 2024 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een (stanley)mes in de keel/halsstreek van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 subsidiair
op 21 oktober 2024 in de gemeente Venlo [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, met een (stanley)mes stekende bewegingen te maken in de richting van het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
poging doodslag;
feit 2 subsidiair
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een straf gelijk aan de duur van het voorarrest moet worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft – onder invloed van behoorlijk wat alcohol – midden op het Stationsplein in Venlo op klaarlichte dag met een stanleymes uit het niets meerdere stekende bewegingen gemaakt in de richting van een man en een vrouw die zij kent van het straatleven.
De verdachte was naar eigen zeggen boos op het vrouwelijke slachtoffer, omdat het slachtoffer volgens de verdachte kleding droeg, die ze van de verdachte had gestolen en daarom heeft zij een mes getrokken. Daarmee ging ze gericht steken in de richting van beide slachtoffers, waarbij zij het mannelijke slachtoffer, heeft geraakt in zijn keel/hals.
Door haar handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffer [slachtoffer 1] . Het slachtoffer – die enkel een ruzie tussen de verdachte en het vrouwelijke slachtoffer wilde sussen en nog pogingen deed om de verdachte te ontwijken – heeft verwondingen opgelopen aan zijn keel/hals ter hoogte van zijn adamsappel. Zoals hiervoor reeds overwogen had dit handelen van de verdachte fatale gevolgen kunnen hebben. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat zij dit risico heeft genomen.
Gelet op de aard en ernst van de feiten acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Blijkens haar uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 januari 2025 is de verdachte niet eerder voor vergelijkbare feiten veroordeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met het reclasseringsrapport van 22 januari 2025. Uit het rapport volgt dat de verdachte sinds de zomer van 2024 dakloos is en dat sprake is van een alcoholverslaving. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld en adviseert een straf zonder oplegging van bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheid ziet om uitvoering te geven aan interventies of toezicht.
De rechtbank is niet gebleken dat de verdachte de ernst van haar handelen voldoende inziet en acht het daarom van belang om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen om haar te waarschuwen en ervan te doordringen dat zij niet weer – al dan niet onder invloed – strafbare feiten zal plegen.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De rechtbank zal het inbeslaggenomen mes (goednummer 1749107) verbeurd verklaren, nu de strafbare feiten daarmee zijn begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 285, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 primair en feit 2 subsidiair tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

Beslag

- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- mes (goednummer 1749107).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. S.A.M.C. van de Winkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Stuurman, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 21 oktober 2024 in de gemeente Venlo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
met een (stanley)mes in de keel/halsstreek van die [slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 oktober 2024 in de gemeente Venlo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een (stanley)mes in de keel/halsstreek van die [slachtoffer 1] heeft gestoken,,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
zij op of omstreeks 21 oktober 2024 in de gemeente Venlo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen,
althans eenmaal, met een (stanley)mes op die van die [slachtoffer 2] heeft ingestoken
(waarbij het geklede lichaam van die [slachtoffer 2] is geraakt),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 oktober 2024 in de gemeente Venlo
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling,
door meermalen, althans eenmaal, met een (stanley)mes stekende bewegingen te
maken in de richting van het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] ;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024172320, gesloten d.d. 5 november 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 83.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 21 oktober 2024 p. 11-14.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 21 oktober 2024 p. 15-17.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2024 p. 34-36.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2024 met fotobijlagen p. 21-27.
6.Proces-verbaal d.d. 5 november 2024 p. 3-10.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 oktober 2024 p. 75-81.