ECLI:NL:RBLIM:2025:1424

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
C/03/326869 / HA ZA 24-51
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van contractuele boete na ontbinding koopovereenkomst woning

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen verkopers en kopers van een woning. De verkopers, bestaande uit een echtpaar en hun kinderen, hebben een koopovereenkomst gesloten met de kopers voor de verkoop van hun woning. De kopers hebben echter de woning niet afgenomen en hebben ook geen bankgarantie of waarborgsom gesteld, ondanks herhaalde verzoeken van de verkopers. De verkopers hebben de koopovereenkomst uiteindelijk buitengerechtelijk ontbonden en vorderen nu betaling van een contractuele boete van € 35.000,00, die overeenkomt met 10% van de koopsom, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechtbank heeft de vordering van de verkopers toegewezen, waarbij zij oordeelt dat de kopers tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst. De rechtbank heeft het beroep van de kopers op matiging van de boete afgewezen, omdat er geen sprake was van onredelijkheid of onbillijkheid in de gegeven omstandigheden. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten toegewezen, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats [woonplaats 4]
Zaaknummer: C/03/326869 / HA ZA 24-51
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[eiseres sub 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. B.F.H.L. van Campfort te Veldhoven,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
ten tijde van dagvaarden tezamen wonende te [woonplaats 5] ,
thans tezamen wonende te [woonplaats 6] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. P.H.J. Nass te Gulpen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de exploten van dagvaarding met producties 1 tot en met 14,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10,
- de akte overlegging producties van [eisers] met producties 15 tot en met 23,
- de brief van de rechtbank van 17 juli 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de spreekaantekeningen van [eisers] ,
- de spreekaantekeningen van [gedaagden] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres sub 1 en wijlen haar echtgenoot de heer [erflater] (hierna: erflater) hebben in het verleden de woning aan de [adres] te [woonplaats 6] (hierna: de woning) in eigendom gekregen. Eisers sub 2 tot en met 4 zijn hun kinderen. Erflater is in 2016 overleden. Hij heeft als erfgenamen achtergelaten zijn echtgenote en hun drie kinderen. De erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. Op de nalatenschap van erflater was de wettelijke verdeling in de zin van afdeling 1 van titel 3 van Boek 4 Burgerlijk Wetboek van toepassing. Als gevolg daarvan is eiseres sub 1 enig eigenaar van de woning.
2.2.
Op 21 april 2023 hebben [eisers] met [gedaagden] een koopovereenkomst gesloten met als inhoud dat [gedaagden] de woning kopen van [eisers] voor
€ 350.000,00.
2.3.
De koopovereenkomst is een uitwerking van de NVM model koopovereenkomst (model 2018). In de koopovereenkomst staat onder meer vermeld:
(…)
artikel 4 Eigendomsoverdracht
4.1.
De akte van levering zal gepasseerd worden op30 juni 2023of zoveel eerder of later als
partijen, tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van een notaris verbonden aan notariskantoorVHN-notarissen(…).
(…)
artikel 5 Bankgarantie/ Waarborgsom
5.1.
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op31 mei 2023 een schriftelijke door een bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van€ 35.000,00(…).
5.2.
In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 5.1 genoemde bedrag in handen van de notaris (…).
De waarborgsom moet uiterlijk op de in artikel 5.1 genoemde dag zijn bijgeschreven op
genoemde rekening.
(…)
artikel 11 Ingebrekestelling/Ontbinding
11.1.
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of
blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende
verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder
rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande
ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare
tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke
tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren,
onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade
hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van
verhaal.
(…)
artikel 15 Ontbindende voorwaarden
15.1.
. Deze koopovereenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
a. op31 mei 2023koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van
€ 325.000,00 (…) geen bindend aanbod tot een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen.
(…)
of
b. op31 mei 2023koper geen met de aangevraagde hypothecaire geldlening corresponderende Nationale Hypotheek Garantie heeft verkregen; of
(…)
2.4.
[gedaagden] hebben voor of op 31 mei 2023 geen bankgarantie gesteld of een waarborgsom van € 35.000,00 gestort.
2.5.
Eiseres sub 1 heeft op 1 juni 2023 aan haar schoonzoon, de heer [naam schoonzoon] (hierna: [naam schoonzoon] ), een schriftelijke volmacht verleend om haar te vertegenwoordigen bij alle handelingen betreffende de verkoop van de woning, met uitzondering van de notariële levering.
2.6.
[gedaagden] hebben op 30 juni 2023 de woning niet afgenomen. Op verzoek van [gedaagden] hebben [eisers] een aantal keer ingestemd met het opschuiven van de leveringsdatum en de datum voor het storten van waarborgsom althans het stellen van een bankgarantie. Uiteindelijk is de waarborgsom niet gestort, evenmin is er een bankgarantie gesteld.
2.7.
Op 31 augustus 2023 heeft [naam schoonzoon] namens de verkopende partij [gedaagden] in gebreke gesteld en heeft hij hen gesommeerd om uiterlijk 15 september 2023 hun verplichtingen na te komen. [gedaagden] hebben aan deze sommatie geen gevolg gegeven. [naam schoonzoon] heeft daarna op 2 oktober 2023 de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en aanspraak gemaakt op de contractuele boete van tien procent van de koopsom. Op 23 oktober 2023 heeft [naam schoonzoon] [gedaagden] nogmaals gesommeerd de boete te voldoen. De boete is niet door [gedaagden] betaald.
2.8.
Op 30 november 2023 hebben [eisers] in België conservatoir derdenbeslag laten leggen op de verkoopopbrengst van de voormalige woning van [gedaagden] in Lanaken. Het beslag heeft doel getroffen.
2.9.
De woning is op 8 januari 2024 door [eisers] verkocht aan derden voor een bedrag van € 355.000,00. De woning is aan hen geleverd op 15 maart 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen om aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen:
- € 35.000,00 aan contractuele boete, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 18 oktober 2023 dan wel vanaf 20 december 2023 dan wel vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 1.361,25 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
20 december 2023 dan wel vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagden] zal veroordelen in de door [eisers] gemaakte kosten ter conservatoire beslaglegging waaronder deurwaarderskosten (€ 495,40 inclusief BTW) en het salaris advocaat;
III. [gedaagden] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de
wettelijke rente ex artikel 6:119 BW indien en voor zover [gedaagden] deze kosten niet binnen 14 dagen na daartoe schriftelijk te zijn aangemaand hebben voldaan;
IV. [gedaagden] zal veroordelen in de kosten die na het vonnis ontstaan, begroot op
€ 173,00 als bijdrage in het salaris van de advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
V. het vonnis voorziet van het certificaat als bedoeld in de Europese verordening nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke- en handelszaken, nu [gedaagden] woonachtig zijn in België.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsvraag
4.1.
[gedaagden] konden als kopers van de woning de koopovereenkomst uiterlijk op
31 mei 2023 ontbinden als zij voldeden aan een van de voorwaarden van artikel 15.1. van die overeenkomst [1] . Partijen hebben de datum waarop de kopers zekerheid moesten stellen voor € 35.000,00 en de datum van levering van de woning een aantal keer uitgesteld [2] . De datum om de overeenkomst te kunnen ontbinden zoals genoemd in artikel 15.1. van de koopovereenkomst hebben partijen niet gewijzigd. [gedaagden] erkennen dat zij niet tijdig - uiterlijk 31 mei 2023 - een beroep gedaan hebben op een van de ontbindende voorwaarden van dat artikel. Zij hebben ook niet meegewerkt aan de levering van de woning. [3]
4.2.
De rechtsvraag die voorligt, is of [eisers] aanspraak kunnen maken op betaling van de boete van tien procent van de koopsom (€ 35.000,00) door [gedaagden]
4.3.
[eisers] baseren hun vordering tot betaling van de boete op artikel 11.2. van de koopovereenkomst [4] . Zij stellen dat [gedaagden] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen die voorvloeien uit de koopovereenkomst door niet mee te werken aan de levering van de woning, ondanks sommatie daartoe. Op grond daarvan is de koopovereenkomst ontbonden en de boete opeisbaar, aldus [eisers]
De positie van eisers sub 2 tot en met 4
4.4.
[gedaagden] voeren als verweer aan dat zij door eisers sub 2 tot en met 4 nooit in gebreke zijn gesteld. Zij hebben de koopovereenkomst niet ontbonden, aldus [gedaagden]
[naam schoonzoon] was immers slechts gevolmachtigde van eiseres sub 1. Zij verwijzen daarbij naar de inhoud van de volmacht van 1 juni 2023 [5] . De vorderingen van eisers sub 2 tot en met 4 moeten daarom worden afgewezen volgens [gedaagden]
4.5.
Eisers sub 2 tot en met 4 stellen dat [naam schoonzoon] niet alleen namens hun moeder maar ook namens hen gehandeld heeft. Zij verwijzen naar artikel 3:61 lid 1 jo. 2 BW en zij merken op dat zij toestemming gegeven hebben voor het instellen van de rechtsvorderingen tegen [gedaagden]
4.6.
De rechtbank verwerpt het verweer van [gedaagden] . [naam schoonzoon] meldt in de brieven van
31 augustus 2023 en 2 oktober 2023 [6] aan [gedaagden] dat hij handelt namens de “verkopende partij”. Eisers sub 2 tot en met 4 zijn naast eiseres sub 1 in de koopovereenkomst vermeld als verkopende partij. Eisers sub 2 tot en met 4 hebben gemotiveerd toegelicht dat zij een volmacht aan [naam schoonzoon] verleend hebben om namens hen op te treden. De rechtbank is daarom, gelet op het bepaalde in artikel 3:61 lid 1 BW, van oordeel dat [naam schoonzoon] namens alle eisers [gedaagden] op 31 augustus 2023 in gebreke heeft gesteld en de koopovereenkomst op
2 oktober 2023 buitengerechtelijk heeft ontbonden.
De redelijkheid en billijkheid en matiging van de boete
4.7.
[gedaagden] verzetten zich tegen betaling van de contractuele boete. Zij betogen primair dat het naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is
dat [eisers] hen houden aan nakoming van het boetebeding. Subsidiair menen zij dat de contractuele boete gematigd dient te worden, omdat de toepassing van het beding in de gegeven omstandigheden leidt tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat.
4.8.
[eisers] betwisten dat er grond is om het beding buiten toepassing te laten en om de hoogte van de boete te matigen.
4.9.
De rechtbank verwerpt het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). De contractuele boete die voortvloeit uit artikel 11.2. van de koopovereenkomst betreft een boetebeding in de zin van artikel 6:91 BW. Op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan een boete door de rechter worden gematigd op verlangen van de schuldenaar als voldaan is aan de voorwaarden die gelden voor matiging. Gelet op die mogelijkheid kan het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW niet slagen.
4.10.
Wat betreft het subsidiaire beroep op matiging overweegt de rechtbank het volgende. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor matiging slechts grond kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Dit breng mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. (HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:207, HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638, NJ 2007/262, rov. 5.3).
4.11.
De rechtbank zal allereerst ingaan op de verhouding tussen de hoogte van de boete en de werkelijk geleden schade. [eisers] hebben gesteld dat zij financiële schade hebben geleden wegens het niet doorgaan van de verkoop. Deze schade hebben [gedaagden] als volgt onderbouwd. Na de mislukte verkoop hebben [eisers] makelaarskosten
(€ 5.087,50) gemaakt om de woning aan een derde partij te verkopen. Ook hebben zij de maandelijkse vaste lasten en gebruikerslasten van de woning 8,5 maanden moeten doorbetalen (in totaal € 2.036,94) totdat de woning notarieel werd overgedragen aan de nieuwe eigenaren [7] . De rechtbank is van oordeel dat deze kosten het rechtstreeks gevolg zijn van het niet nakomen van de afnameverplichting van [gedaagden] Dat is anders voor de beslagkosten (€ 1.512.50), de gerechtsdeurwaarderskosten (€ 905,96) en de advocaatkosten
(€ 14.021,61). Deze kosten vloeien niet voort uit het niet nakomen van de afnameverplichting – de reden voor ontbinding van de overeenkomst door de verkopers - maar uit het niet betalen van de boete. Het betreffen dus kosten die zien op het incasseren van de boete. Die kosten laat de rechtbank bij de afweging of er grond is voor matiging buiten beschouwing. Het enkele feit dat de werkelijke schade lager is dan het overeengekomen bedrag van de boete, betekent overigens niet dat toepassing van een boetebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt.
4.12.
Een omstandigheid die de rechtbank ook meeweegt is de aard van de overeenkomst. Zowel [eisers] als [gedaagden] zijn particulieren. Het boetebeding waar het om gaat wordt in koopovereenkomsten tussen particulieren veelal standaard opgenomen, zoals in dit geval in de NVM model koopovereenkomst. Door [gedaagden] is daarbij onbetwist aangevoerd dat partijen niet hebben onderhandeld over het boetebeding.
4.13.
Een relevante omstandigheid bij de beoordeling is verder de ratio van het boetebeding. Het boetebeding is een prikkel voor een koper om de koopovereenkomst (tijdig) na te komen. Een verkoper heeft belang bij correcte nakoming van die overeenkomst omdat de verkoper zelf in financiële en praktische problemen kan raken als de woning niet wordt afgenomen en de koopsom niet op tijd voldaan wordt.
4.14.
Wat betreft de overige omstandigheden geldt het volgende. [gedaagden] zijn een aankooptraject aangegaan, terwijl zij op dat moment al financiële problemen hadden. Er waren immers meerdere conservatoire beslagen gelegd ten laste van hen. Dat maakt het verkrijgen van een financiering niet makkelijker. Zij hebben de verkopers daarover niet geïnformeerd.
Hoewel [naam schoonzoon] namens [eisers] kenbaar had gemaakt ook mee te willen denken aan het opschuiven van de datum voor ontbinding van de overeenkomst door de kopers als het nodig zou zijn, hebben zij van die kans geen gebruik gemaakt, ondanks dat zij tijdig gewaarschuwd waren door de ING bank. Zij hebben ook nagelaten een beroep te doen op de ontbindende voorwaarden, terwijl voor hen duidelijk was dat uiterlijk op 31 mei 2023 de financiering niet geregeld was. Doordat [eisers] meerdere malen de datum van overdracht op verzoek van [gedaagden] hebben verschoven, hebben [gedaagden] enkele maanden uitstel verkregen om alsnog na te komen en betaling van de boete te voorkomen.
[gedaagden] hebben aangevoerd dat er geen sprake was van onwil aan hun zijde; zij kregen de financiering niet rond door een, volgens hen, onterechte registratie bij Bureau Krediet Registratie (BKR) in Nederland. Later, toen dit probleem was opgelost, hebben zij voor de aankoop van een andere woning in Nederland alsnog een hypotheek gekregen, zo stellen zij. Of de gestelde registratie in het BKR-register destijds onterecht was, kan de rechtbank op basis van het procesdossier niet vaststellen, aangezien objectieve informatie hierover ontbreekt. Hoe vervelend deze situatie ook geweest mag zijn voor [gedaagden] , deze omstandigheid valt in de risicosfeer van [gedaagden] als kopende partij.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de woning pas in januari 2024 is verkocht aan een derde en in maart 2024 is geleverd. Weliswaar is de woning verkocht voor een bedrag dat
€ 5.000,00 hoger was dan het verkoopbedrag waarvoor de woning aan [gedaagden] was verkocht, maar invoelbaar is dat [eisers] - zoals zij stellen - in ruil daarvoor maandenlang stress en onzekerheid hebben ervaren. Ook moesten zij al die maanden de woning blijven onderhouden.
4.15.
Als al deze omstandigheden in onderling verband worden gewogen, is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is voor matiging van de boete, omdat de boete in de genoemde omstandigheden niet tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Over de contractuele boete zijn [gedaagden] wettelijke rente verschuldigd vanaf
18 oktober 2023, aangezien zij vanaf die datum in verzuim zijn.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
[eisers] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagden] betwisten die kosten verschuldigd te zijn. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De werkzaamheden die verricht zijn ter inning van de boete blijken genoegzaam uit bij de dagvaarding overgelegde stukken. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.361,25 zijn daarom toewijsbaar.
4.17.
[gedaagden] zijn tevens de wettelijke rente verschuldigd over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf 20 december 2023, omdat zij vanaf die datum in verzuim zijn.
Beslagkosten België
4.18.
[eisers] vorderen [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 495,40 voor kosten deurwaardersexploten en € 786,00 voor salaris advocaat België (1 punt × € 786,00), totaal € 1.281,40.
Certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken
4.19.
[eisers] hebben de rechtbank verzocht om een certificaat af te geven als bedoeld in artikel 53 van de Verordening EU nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012. Ter zitting hebben [gedaagden] gesteld niet langer woonachtig zijn in België, zoals ten tijde van dagvaarden het geval was. De rechtbank ziet desondanks aanleiding het certificaat te verlenen aangezien [gedaagden] ten tijde van dagvaarden in België woonden en [eisers] beslag hebben gelegd op gelden van [gedaagden] in België. Dit verzoek is aldus toewijsbaar. Het door de Verordening EU nr. 1215/2012 voorgeschreven formulier zal als bijlage bij dit vonnis worden afgeven.
Proceskosten
4.20.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
338,90
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.413,90
4.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.22.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen een bedrag van € 35.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 18 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen een bedrag van € 1.361,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 20 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] in de beslagkosten van € 1.281,40,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 3.413,90, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
DS

Voetnoten

1.Zie rov. 2.3.
2.Zie rov. 2.6.
3.Zie rov. 2.7.
4.Zie rov. 2.3.
5.Zie rov. 2.5.
6.Zie rov. 2.7.
7.Zie rov. 2.9.