ECLI:NL:RBLIM:2025:12828

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
ROE 25/2740
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot sluiting van woning op grond van artikel 13b Opiumwet na aantreffen handelshoeveelheid harddrugs

Op 22 december 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker uit Geleen en de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de burgemeester om de woning van verzoeker voor zes maanden te sluiten, nadat in de woning een handelshoeveelheid harddrugs was aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, waarbij zij oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke hoeveelheid MDMA/GHB mix was aangetroffen, wat een duidelijke indicatie was van handel. Verzoeker had geen zienswijze ingediend en voerde aan dat de sluiting niet noodzakelijk was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting aanwezig had mogen achten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning een geschikt en noodzakelijk middel was om de overtreding van de Opiumwet te beëindigen en de openbare orde te herstellen. De gevolgen van de sluiting voor verzoeker werden afgewogen tegen het belang van de openbare orde, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de openbare orde zwaarder woog. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/2740

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2025 in de zaak tussen

[naam] , uit Geleen, verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Carli),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen

(gemachtigde: mr. P.M. Hellenbrand).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester om de woning en het bijbehorende erf van verzoeker, gelegen aan de [adres] in Geleen. voor zes maanden te sluiten. Verzoeker is het hier niet mee eens en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Op 29 oktober 2025 heeft de burgemeester verzoeker in kennis gesteld van het voornemen om de woning te sluiten en heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken. Verzoeker heeft op 7 november 2025 bericht dat hij geen zienswijze zal indienen maar een bezwaarschrift tegen het (eind)besluit.
2.1.
Met het bestreden besluit van 12 november 2025 heeft de burgemeester de woning van verzoeker gesloten voor de duur van zes maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft ermee ingestemd dat de woning open blijft tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2.2.
De burgemeester heeft op het verzoekschrift gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
Verzoeker heeft aanvullende stukken ingediend.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 december 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Totstandkoming van het besluit
3. Verzoeker huurt de woning in Geleen van de woningstichting ZOwonen.
3.1.
Op 17 juni 2025 heeft de politie de woning doorzocht. Aanleiding hiervoor was een onderzoek naar meerdere brandstichtingen in de periode juni 2024 tot begin 2025. In de woning heeft de politie een jerrycan aangetroffen met daarin 1995,6 gram bruto MDMA/GHB mix (lijst I Opiumwet). De waarnemingen en conclusies die tijdens het politieonderzoek zijn gedaan, zijn opgenomen in de op ambtseed opgemaakte bestuurlijke rapportage van 23 oktober 2025. Voorts is in de bestuurlijke rapportage benoemd dat verzoeker twee antecedenten met betrekking tot verdovende middelen heeft Het betreft vervaardigen van softdrugs (2008) en het preparen/verkopen/afleveren/vervoeren van harddrugs (1998). Uit deze bestuurlijke rapportage volgt verder dat de politie op dezelfde dag ook de woning van de vriendin van verzoeker heeft doorzocht. In deze woning werden vier kokertjes aangetroffen gevuld met een vloeistof. Deze vloeistof betrof dezelfde vloeistof die ook in de jerrycan zat die in de woning van verzoeker werd aangetroffen. In de woning van verzoeker werden overigens ook meerdere lege kokertjes aangetroffen die overeenkwamen met de gevulde kokertjes die in de woning van de vriendin van verzoeker zijn aangetroffen.
3.2.
Naar aanleiding van de in de bestuurlijke rapportage neergelegde bevindingen heeft de burgemeester met het bestreden besluit de woning (op grond van artikel 13b van de Opiumwet en overeenkomstig zijn beleid) voor zes maanden gesloten. De burgemeester stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat hij bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting ook noodzakelijk en evenredig is. Verzoeker kan zich hiermee niet verenigen. Hij vindt dat de woning ten onrechte wordt gesloten.
Spoedeisend belang
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient dus eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
4.1.
De voorzieningenrechter vindt het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening in dit geval voldoende spoedeisend, omdat hij niet in de woning kan wonen als die wordt gesloten. De burgemeester heeft dit ook niet betwist. De voorzieningenrechter gaat dan ook over tot een inhoudelijke behandeling van het door verzoeker ingdiende verzoek om een voorlopige voorziening.
Toetsingskader
5. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van en woning en het bijbehorende erf op te leggen, indien in een woning hard- en/of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel met dat doel aanwezig is.
6. De burgemeester heeft op 13 december 2023 de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet (het Damoclesbeleid Sittard-Geleen) vastgesteld en dit beleid is in werking getreden op 5 januari 2024.
6.1.
In artikel 13 van het Damoclesbeleid staat dat sprake is van een overtreding van artikel 13b, eerste lid, onder a van de Opiumwet en dit beleid (met andere woorden: het is aannemelijk dat sprake is van handel) bij het aantreffen van een handelshoeveelheid softdrugs, bij het aantreffen van een handelshoeveelheid harddrugs of bij overige aanwijzingen voor “verkopen, afleveren of verstrekken” van verdovende middelen dan wel het daartoe aanwezig zijn van de verdovende middelen.
6.2.
In de begripsbepalingen van het Damoclesbeleid wordt een handelshoeveelheid harddrugs omschreven als een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 milliliter GHB.
6.3.
In artikel 24 van het Damoclesbeleid staat dat een woning bij de eerste constatering van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs, zonder waarschuwing wordt gesloten voor de duur van zes maanden.
7. Als de burgemeester gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om een woning op grond van artikel 13b, van de Opiumwet te sluiten, geldt daarvoor het beoordelings- en toetsingskader van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Dat kader is beschreven in de uitspraken van 28 augustus 2019 [1] , 6 juli 2022 [2] en 16 juli 2025 [3] . Hierbij moet beoordeeld worden of de sluiting van de woning in het concrete geval geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
8. Volgens verzoeker is niet in geschil dat er verdovende middelen zijn aangetroffen in zijn woning. Door verzoeker wordt de bevoegdheid van de burgemeester niet betwist.
9. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid harddrugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram of meer dan 5 milliliter GHB wordt aangetroffen. Niet in geschil is dat er 1995,6 gram bruto MDMA/GHB mix is aangetroffen. Die hoeveelheid betreft een forse overschrijding van de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik. Een dergelijke overschrijding betekent dat er al sprake is van een handelshoeveelheid en dat is al voldoende om ervan uit te gaan dat de drugs bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Bovendien heeft verzoeker tijdens de zitting verklaard dat de bij hem aangetroffen verdovende middelen voor hem en voor zijn vrienden waren. Hieruit blijkt dat de verdovende middelen waren bedoeld om ook aan een ander te verstrekken. Het vorenstaande maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de burgemeester in beginsel bevoegd is om tot sluiting van de woning over te gaan.
Is sluiting van de woning geschikt en noodzakelijk?
10. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of
de sluiting gelet op het tijdsverloop geschikt is en zo ja, of er een noodzaak bestaat om de woning te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is een herstelsanctie en strekt tot beëindiging van de overtreding van de Opiumwet, het beëindigen van de negatieve effecten van de overtreding en het voorkomen van herhaling van de overtreding. Herstel van de openbare orde is dus niet op zichzelf het doel van deze toepassing. Dit neemt niet weg dat een overtreding van de Opiumwet, ook wanneer deze plaatsvindt in of vanuit een woning, gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en in meer of mindere mate gepaard gaat met verstoring van de openbare orde. Het ligt voor de hand dat de burgemeester die effecten op de omgeving betrekt in zijn beoordeling of het noodzakelijk is om over te gaan tot sluiting van een woning. Deze beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
11. Verzoeker voert aan dat sluiting van de woning niet noodzakelijk is.. Volgens verzoeker is er geen sprake van loop naar de woning. Subsidiair stelt verzoeker zich op het standpunt dat het met de sanctie te bewerkstelligen doel reeds is behaald door het tijdsverloop. De verdovende middelen zijn op 17 juni 2025 aangetroffen en uit de woning verwijderd en inmiddels zijn er vijf maanden verstreken. Verzoeker verwijst hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 mei 2021. [4]
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten. De burgemeester heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat, gelet op de aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs ende aangetroffen druggerelateerde voorwerpen, in de combinatie met het feit dat er verdovende middelen in een andere woning zijn aangetroffen waarover verzoeker ter zitting op eigen initiatief heeft verklaard dat ook die verdovende middelen aan hem toebehoorden, deze casus als ernstig geval moet worden gekwalificeerd waarbij niet kan worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel. Hoewel de voorzieningenrechter van oordeel is dat de burgemeester de loop naar de woning alsook de kwetsbaarheid van de woonwijk waarin de woning is gelegen niet heeft onderbouwd, acht zij dit van ondergeschikt belang gelet op de forse overschrijding van de maximale hoeveelheid verdovende middelen voor eigen gebruik.
13. Voor wat betreft het tijdsverloop overweegt de voorzieningenrechter dat tijdsverloop ertoe kan leiden dat sluiting van een pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en daar nog wel toe wil overgaan, moet hij opnieuw een beoordeling maken van de noodzaak van het alsnog sluiten als meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan. [5] De periode van één jaar geldt ook bij een sluiting van minder dan één jaar. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023 [6] waarin het ging om sluiting van een woning voor drie maanden.
14. De voorzieningenrechter stelt vast dat de periode van meer dan één jaar in deze zaak nog niet is verstreken, zodat hier niet de situatie aan de orde is dat de burgemeester opnieuw een beoordeling moet maken van de noodzaak van de sluiting. Daarbij is het tijdsverloop niet zodanig dat de woningsluiting niet langer geschikt of noodzakelijk zou zijn. Na het onderzoek in de woning op 17 juni 2025 heeft de burgemeester op 29 oktober 2025 het voornemen tot sluiting van de woning voor zes maanden bekendgemaakt. Vervolgens heeft de burgemeester het besluit tot sluiting van de woning genomen op 12 november 2025. De burgemeester heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het tijdsverloop tussen het constateren van de overtreding op 17 juni 2025 en het besluit van 12 november 2025 niet zo groot is, dat sluiting van de woning niet meer effectief zal zijn.
Volgens de burgemeester is de woning nog niet aan het drugscircuit onttrokken en zal de woning nog steeds bekend staan als ‘drugspand’. De sluiting van een woning is in beginsel een geschikt middel om de woning uit de loop te halen. Aangezien sprake is van een ernstig geval is het middel van sluiting nog steeds geschikt om de beoogde doelen te bereiken.
15. De burgemeester heeft de sluiting van de woning dan ook een geschikt en noodzakelijk middel mogen achten om de geconstateerde overtreding te beëindigen en de daarmee samenhangende negatieve gevolgen voor de openbare orde en veiligheid te herstellen en herhaling te voorkomen.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
16. Als sluiting van de woning in beginsel geschikt noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid van (de duur van) de sluiting zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, de eventuele bijzondere binding die de persoon in kwestie met de woning heeft en de (on-)mogelijkheid die betrokkene nadien heeft om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Inherent aan de sluiting van de woning is verder dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Het is in de eerste plaats aan de bewoner om vervangende woonruimte te vinden. Wel dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
17. Verzoeker voert aan dat de gevolgen van een sluiting van zijn woning zwaarder wegen dan het belang van openbare orde. Verzoeker heeft namelijk een brief van de verhuurder ontvangen waarbij is aangezegd dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Verzoeker heeft ook stukken overgelegd waaruit blijkt dat de verhuurder een dagvaardingsprocedure is gestart. Verzoeker heeft geen vervangende woonruimte en zal op straat staan. Verzoeker heeft met de bestaande woningnood en de komende feestdagen meer tijd nodig voor het vinden van tijdelijk vervangende woonruimte dan de twee werkdagen die hem thans vergund worden.
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig zijn. De burgemeester heeft meer gewicht mogen toekennen aan het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat in de omgeving dan aan het belang van verzoeker. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De verhuurder heeft in dit geval aangekondigd bevoegd te zijn de huurovereenkomst te ontbinden, wanneer de woning wordt gesloten. Indien de verhuurder hiertoe overgaat – deze bevoegdheid heeft de verhuurder, dus ongeacht de betekenis van de brief van de verhuurder – dan zal dit er toe leiden dat verzoeker ook na de sluiting van de woning voor zes maanden niet meer terug kunnen naar de woning. Daartegenover staat dat verzoeker als huurder van de woning verantwoordelijk is voor wat er in zijn woning gebeurt en de ontstane situatie. Vast staat dat sprake is van verwijtbaarheid, nu verzoeker heeft erkend dat de drugs die in zijn woning zijn aangetroffen van hem en van zijn vrienden zijn. Verzoeker heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aangetoond dat hij een bijzondere binding heeft met de woning.
19. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter meer gewicht kunnen en mogen toekennen aan het belang van het herstel van de openbare orde en in een veilig woon- en leefklimaat in de omgeving dan aan het belang van verzoeker. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit niet onevenredig is.

Conclusie en gevolgen

20. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker in afwachting van de beslissing op bezwaar niet (meer) open hoeft te houden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.W.M. Heyman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 december 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.