ECLI:NL:RBLIM:2025:12683

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
ROE 25/2647
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet

Op 19 december 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam], verzoekster, en de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 31 oktober 2025 besloten de woning voor de duur van drie maanden te sluiten, met ingang van 7 november 2025. Verzoekers waren het niet eens met dit besluit en hebben bezwaar gemaakt, waarbij zij verzochten om een voorlopige voorziening in afwachting van de beslissing op hun bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Verzoekers voerden aan dat zij de sluiting niet konden afwachten vanwege gederfde huurinkomsten en de noodzaak om de woning snel weer bewoonbaar te maken. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen spoedeisend belang was, aangezien verzoekers niet de bewoners van de woning zijn en de sluiting hen niet direct op straat zou zetten. Bovendien werd gesteld dat een financieel belang op zichzelf niet voldoende is voor het treffen van een voorlopige voorziening, tenzij er sprake is van een acute financiële noodsituatie, wat hier niet het geval was.

Daarnaast werd de vraag behandeld of het bestreden besluit evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat het besluit van de burgemeester evident onrechtmatig was. Gezien het ontbreken van spoedeisend belang en het feit dat het besluit niet evident onrechtmatig was, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekers de beslissing op hun bezwaar konden afwachten en dat er geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak werd gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, in aanwezigheid van griffier mr. S.K.M. Bohnen, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2025.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/2647

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2025 in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

[naam], verzoeker
(tezamen verzoekers)
(gemachtigde: mr. L. Peeters)
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van de woning waar verzoekers verhuurder van zijn voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij hebben daarom bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester en verzocht om een voorlopige voorziening, in afwachting van de beslissing van de burgemeester op hun bezwaar. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Dit oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet. Als verzoeker het niet eens is met de beslissing op het bezwaar (die door de burgemeester nu nog moet worden genomen), kan verzoeker daartegen op dat moment beroep instellen bij de rechtbank. De rechtbank mag in die (bodem)procedure dus anders oordelen over de zaak dan de voorzieningenrechter nu.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 31 oktober heeft de burgemeester bepaald dat de woning waar verzoekers verhuurder van zijn op grond van artikel 13b van de Opiumwet moet worden gesloten voor de duur van drie maanden voor de periode vanaf 7 november 2025 tot 7 februari 2026.
2.1.
Verzoekers hebben tegen het besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
De burgemeester heeft per e-mailbericht van 5 november 2025 laten weten dat met sluiting van de woning wordt gewacht totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2.3. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft [1] . Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
3. De door verzoekers gevraagde voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen indien er een spoedeisend belang is, waardoor verzoekers niet kunnen wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter dient dus eerst te beoordelen of sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
3.1.
Verzoekers voeren aan dat ze redelijkerwijs de duur van een reguliere beroepsprocedure niet kunnen afwachten, aangezien het opleggen van een last onder bestuursdwang betekent dat verzoekers de woning tijdelijk moeten sluiten en gesloten houden voor een periode van drie maanden. Niet alleen in het belang van gederfde huurpenningen door een sluiting maar zeker ook in verband met het behoud van de goede leefbaarheid zijn verzoekers van mening dat in plaats van de woning (tijdelijk) te sluiten, de aangebrachte vernielingen in de vertrekken in het boven appartement zo snel mogelijk moeten worden hersteld zodat bewoning weer mogelijk wordt. Juist dat komt de leefbaarheid het meest ten goede. De winkeliers van kinderspeciaalzaak De Rammelaer, andere winkeliers en de (direct) omwonenden onderschrijven dit. Zij voelen zich zoals gezegd veilig in hun vertrouwde omgeving, maar hebben net als verzoekers belang bij het snel bewoonbaar maken van het boven appartement.
3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit geen spoedeisend belang oplevert dat een voorlopige voorziening vereist in de periode totdat op het bezwaar van verzoekers is beslist.
3.3.
Verzoekers zijn niet de bewoners van de woning en de woning word nu ook niet meer bewoond. Verzoekers (of anderen) komen door de woningsluiting dus niet op straat te staan. Het belang van verzoekers is er met name in gelegen dat zij als verhuurder inkomsten mislopen. Volgens vaste jurisprudentie vormt een financieel belang op zichzelf in principe geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan wel het geval zijn als sprake is van een acute financiële noodsituatie of als de continuïteit van de betrokken onderneming wordt bedreigd. Hiervan is echter niet gebleken. Weliswaar zullen verzoekers financiële schade lijden door inkomstenverlies, terwijl zij wel de vaste lasten voor deze woning moeten doorbetalen, maar zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij daardoor in een financiële noodsituatie zullen komen te verkeren. Ook de stelling van verzoekers dat zij de gedurende de sluiting geen (noodzakelijke) renovatie- en herstelwerkzaamheden kunnen verrichten en de woning niet huur-klaar kunnen maken, is onvoldoende om spoedeisend belang aan te nemen.
3.4.
De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat er ook geen spoedeisend belang is gelegen in het feit dat verzoekers opkomen voor belangen van anderen (winkeliers en de (direct) omwonenden). Verzoekers kunnen hun eigen belangen toelichten maar niet zonder machtiging de belangen van anderen behartigen. Ten aanzien van de leefbaarheid van de buurt overweegt de voorzieningenrechter verder dat het middel van sluiting in het algemeen geschikt is om de betreffende woning aan het drugscircuit te onttrekken. Zo wordt herhaling van overtreding van de Opiumwet en de negatieve effecten daarvan (voor het woon- en leefklimaat en verstoring van de openbare orde) voorkomen, wat de leefbaarheid van de buurt juist ten goede komt.
3.5.
Het voorgaande betekent dat verzoekers zonder onevenredig nadeel de beslissing op hun bezwaar kunnen afwachten en dat hun belang dus onvoldoende spoedeisend is om een voorlopige voorziening te treffen.
Is het bestreden besluit evident onrechtmatig?
4. De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat het ontbreken van spoedeisend belang niet aan het treffen van een voorlopige voorziening in de weg staat, indien sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
4.1.
Op voorhand is de voorzieningenrechter echter niet gebleken dat het besluit van 31 oktober 2025 evident onrechtmatig is. Aan een verder inhoudelijk oordeel van dat besluit komt de voorzieningenrechter daarom niet toe, omdat de beoordeling door de voorzieningenrechter beperkt is tot de vraag of een voorlopige voorziening getroffen moet worden en dat is niet het geval omdat er geen spoedeisend belang is en het besluit niet evident onrechtmatig is.
Wat betekent deze uitspraak voor verzoekers?
5. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat er geen spoedeisend belang is en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Dat betekent dat verzoekers de beslissing op bezwaar kunnen en moeten afwachten en dat er, gelet op de belangen over en weer, geen reden is om tot die tijd een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Dit betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst en verzoekers in ieder geval totdat op het bezwaar is beslist de woning niet mogen gebruiken.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling en een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 19 december 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde en vierde lid, van de Awb maakt dit mogelijk.