In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht geoordeeld over een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] betreffende de terugbetaling van een borgsom van € 1.500,00. Partijen hadden een huurovereenkomst gesloten voor een appartement, die door [eiseres] werd opgezegd voordat de huurovereenkomst daadwerkelijk inging. De verhuurder, [gedaagde], weigerde de borgsom terug te betalen, wat leidde tot deze procedure. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat deze in strijd was met de wet, die sinds 1 juli 2024 tijdelijke huurovereenkomsten voor woonruimte verbiedt, tenzij in specifieke gevallen. Hierdoor werd de huurovereenkomst geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan, wat [eiseres] het recht gaf om deze op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] de borgsom moest terugbetalen, omdat er geen schade of achterstallige huur was en dat hij in verzuim was geraakt door de borgsom niet tijdig terug te betalen. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan [eiseres].