ECLI:NL:RBLIM:2025:11765

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
11832281 \ CV EXPL 25-3198
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbinding koopovereenkomst en niet-ontvankelijkheid eiser

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagden], die voormalig vennoten waren van de inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [naam VOF]. De eiser vorderde ontbinding van een koopovereenkomst voor een auto, die op 22 augustus 2024 was gesloten, en hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van de koopprijs van € 2.849,00, vermeerderd met rente en kosten. De eiser stelde dat de auto non-conform was, maar de gedaagden voerden verweer en stelden dat de eiser niet-ontvankelijk was in zijn vordering.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2025 werd duidelijk dat er een financieel bewind was ingesteld ten laste van de eiser. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder als formele procespartij had moeten optreden, wat niet was gebeurd. Hierdoor werd de eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn eis. De kantonrechter benadrukte dat de rechtszekerheid in het geding was en dat de bewindvoerder de gedaagden opnieuw zou moeten dagvaarden indien hij een rechtsgeding wilde aanhangig maken. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten van € 476,00, die aan de gedaagden moesten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11832281 \ CV EXPL 25-3198
Vonnis van 26 november 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.J.M. van Rossem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

in zijn hoedanigheid van voormalig vennoot van de inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [naam VOF]
te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
in zijn hoedanigheid van voormalig vennoot van de inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [naam VOF] ,
te [woonplaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: L.J.C. Crombaghs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 november 2025.
1.2.
Uit de stukken van de Raad voor de Rechtsbijstand volgt dat er een toevoeging is afgegeven aan [eiser] en dat die naam ook in de overige stukken die bij de dagvaarding zijn betekend staat vermeld. De dagvaarding is echter uitgebracht door [eiser] . Gelet op het voorgaande zal de naam van eiser nader als [eiser] genoemd worden.
1.3.
[eiser] heeft ter mondelinge behandeling verklaard nog enkele producties in het geding te willen brengen. [gedaagden] hebben zich daartegen verzet omdat dat te laat is. Gelet hierop en op het bepaalde in het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken handel en kanton zijn de door [eiser] aangeboden producties niet aangenomen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiser] en [naam VOF] is op 22 augustus 2024 een koopovereenkomst voor een auto merk Alfa Romeo 147, bouwjaar 2008, met kenteken
[kenteken] voor een kooprijs van € 2.849,00 gesloten. De kooprijs is voldaan door middel van de inruil van de Volkswagen Passat van [eiser] voor € 500,00 en een betaling van € 2.349,00. De auto is door [naam VOF] aan [eiser] geleverd.
2.2.
[gedaagden] waren vennoten van de [naam VOF] . Per 1 september 2025 is [naam VOF] opgeheven.
2.3.
Over de gelden en goederen van [eiser] is bij rechterlijke uitspraak een (financieel) bewind ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - ontbinding van de koopovereenkomst en hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 2.849,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en incassokosten en de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering non-conformiteit ten grondslag.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de processtukken en de verklaringen van [eiser] en diens gemachtigde ter mondelinge behandeling volgt dat bij rechterlijke uitspraak een (financieel) bewind is ingesteld ten laste van [eiser] , dat [eiser] als rechthebbende heeft te gelden, dat de gemachtigde van [eiser] nog contact met de bewindvoerder van [eiser] heeft gehad en dat het hem is ontschoten dat de bewindvoerder als formele procespartij de onderwerpelijke procedure had dienen te entameren.
4.2.
Zowel de WSNP-bewindvoerder als de zogenoemde boek 1 BW bewindvoerder vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn of haar taak de rechthebbende tijdens het bewind in en buiten rechte. Hiermee strookt dat de bewindvoerder in een eventueel geding over een onder bewind gesteld goed optreedt als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende. Nu de onderwerpelijke vordering de vermogensrechtelijke belangen van [eiser] raakt, is het de taak van de bewindvoerder q.q. om op te komen voor deze belangen en als formele procespartij op te treden. Anders dan ter mondelinge behandeling is besproken kan dit formele gebrek niet op informele wijze worden gerepareerd omdat de rechtszekerheid daaraan in de weg staat. Dat betekent dat er geen mogelijkheid is om de bewindvoerder in deze procedure te betrekken en dat daarom ook geen volgende mondelinge behandeling in deze zaak zal worden bepaald. [eiser] is niet-ontvankelijk in zijn eis. De bewindvoerder van [eiser] dient, indien hij of zij een rechtsgeding jegens [gedaagden] aanhangig wenst te maken, [gedaagden] daarom opnieuw te dagvaarden.
4.3.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
Totaal
476,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 476,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025.
YT