3.3.1Bewijsmiddelen
De politierelateerde het volgende:
Op 30 mei 2024 om 17:07 uur zagen wij, verbalisanten, dat een Peugeot 308, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] een melding gaf op de Automatic Numberplate Recognition (ANPR). Hieruit bleek dat het voertuig reed op de A16 ter hoogte van de Van Brienenoordbrug Rotterdam, gaande in de richting van het zuiden. Uit de systemen bleek dat dit voertuig op naam stond van: [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1999 te [geboorteplaats 1] . Blijkens de basisregistratie personen is [naam 2] woonachtig op de [adres 1] te [woonplaats 1] . Op dit adres staat ook ingeschreven: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats 1] .
Wij besloten de controle van dit voertuig uit te stellen en het voertuig onopvallend te volgen. Hierop is contact opgenomen met de politiehelikopter ter visuele ondersteuning.
Een Renault Clio, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] , reed sinds de Van Brienenoordbrug op de A16 met de Peugeot 308 mee.
Wij zagen dat de voertuigen de A58 afreden, de A2 opreden en vervolgens de A67 opreden. Zowel de Peugeot 308 als de Renault Clio nam de afrit naar tankstation “Esso [naam tankstation] ”. Omstreeks 18:51 uur verlieten de twee voertuigen het terrein van tankstation “Esso [naam tankstation] ” en reden achter elkaar de A67 op. Wij zagen dat de Renault Clio en de Peugeot 308 continu dicht bij elkaar reden. Wij zagen dat de Renault Clio voor het grootste gedeelte vóór de Peugeot 308 reed. Wij zagen dat beide voertuigen ruimte voor elkaar maakten bij inhaalacties om vervolgens weer direct achter elkaar te rijden.
Omstreeks 19:09 uur reden de voertuigen op de A67 ter hoogte van Maasbree. Wij besloten om de controle op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 op beide voertuigen in te stellen.
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , reden voor de Renault Clio en gaven de bestuurder van de Renault Clio een volgteken middels het in ons dienstvoertuig aanwezige verlichte transparant. Wij zagen dat er twee personen in het voertuig zaten. Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , reden achter de Peugeot 308 die nog steeds strak achter de Renault Clio reed en zagen dat de remlichten van de Renault Clio direct na het volgteken aangingen. Wij zagen dat de remlichten van de Peugeot 308 direct hierop aangingen. Wij zagen dat de Renault Clio (net als het dienstvoertuig met het volgteken) met de twee rechter wielen op de afrit reed en vervolgens toch terugstuurde de A67 op. Wij zagen dat de Peugeot 308 exact dezelfde stuurbeweging maakte. Direct hierop zagen wij dat de Renault Clio alsnog naar rechts stuurde en het volgteken volgde en de afrit 38 Maasbree nam. Hierbij zagen wij dat de Peugeot 308 nogmaals de afrit opreed achter de Renault Clio aan, maar dat deze op het laatste moment over het puntstuk de A67 weer op reed.
Wij zagen vervolgens dat de Renault Clio het volgteken negeerde. Hierop hebben wij ons onopvallende dienstvoertuig langs de Renault Clio gereden door de grasrand en ons dienstvoertuig stilgezet voor de Renault Clio. Wij zijn uit ons dienstvoertuig gestapt en in de richting van de Renault Clio gelopen. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat de bestuurder van het voertuig snel een telefoon op de achterbank gooide. Wij hebben de bestuurder en bijrijder vervolgens uit het voertuig laten stappen. Wij zagen dat de bestuurder en bijrijder erg nerveus leken en druk om zich heen keken. Hierbij kregen wij het sterke vermoeden dat zij hun kansen aan het inschatten waren om weg te kunnen rennen. Wij zagen in het middenconsole van het voertuig direct een dichtgeknoopte plastic Albert Heijn tas liggen. Tevens konden wij van buiten het voertuig zien dat er een navigatie openstond op de telefoon die op de achterbank was gegooid door de bestuurder. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , kreeg het sterke vermoeden dat de bestuurder en bijrijder iets strafbaars te verbergen hadden in het voertuig. (De rechtbank begrijpt dat er bij verbalisant een redelijk vermoeden ontstond dat verdachte betrokken kon zijn bij een strafbaar feit).
Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben de Renault Clio doorzocht op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering. Wij openden de Renault Clio en zagen hierbij direct de dichtgeknoopte plastic Albert Heijn tas liggen op het middenconsole. Hierop hebben wij de dichtgeknoopte plastic Albert Heijn tas ter plaatse in beslag genomen en hebben deze geopend. Hierbij zagen wij dat de tas gevuld was met meerdere, in plastic verpakte, blokken.
De plastic Albert Heijn tas met blokken is ter plaatse veiliggesteld op de voorgeschreven wijze in een ademende sealbag door middel van gebruik van latex handschoenen.
Na de aanhoudingen bleek de bestuurder te zijn: [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum 3] 2003 te [geboorteplaats 2] . De bijrijder bleek te zijn: [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2001 te [geboorteplaats 3] .
Wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , zagen dat er één persoon in de Peugeot 308 zat. Wij gaven de bestuurder van de Peugeot 308 een volgteken middels het in ons dienstvoertuig aanwezige verlichte transparant. De controle van de Peugeot 308 vond plaats op parkeerplaats Deersels.
Over de
staandehouding van de Peugeot 308relateerden de verbalisanten onder meer het volgende:
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , vorderde aan de bestuurder een geldig rijbewijs en kentekenbewijs. De bestuurder overhandigde mij een kentekenbewijs van de Peugeot en een geldig Nederlands rijbewijs. Hiermee gaf de bestuurder op te zijn: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2001 te [geboorteplaats 1] .
Met betrekking tot
de eindbestemmingrelateerden de verbalisanten aanvullend als volgt:
Tijdens de doorzoeking van de Renault Clio met kenteken [kenteken 2] pakte ik, verbalisant [verbalisant 1] , de telefoon vast. Ik zag dat het een blauwe iPhone betrof met een kapotte achterzijde. Door de verdachte werd na de cautie verklaard dat dit zijn telefoon was. Ik zag dat de telefoon in een vergrendelde modus stond maar de route op het scherm zichtbaar was. Op deze wijze kon ik zien dat de eindbestemming van de route de volgende locatie betrof: [adres 2] in Duitsland. Deze locatie in Duitsland betreft een op dat adres gevestigde Burger King.
De camerabeelden van het tankstation ‘Esso [naam tankstation] ’ van 30 mei 2024 van 18:30 uur tot en met 19:00 uur werden opgevraagd. Uit
de beschrijving van de beeldenvolgt het volgende:
Op de beelden zag ik dat eerst de Clio komt aangereden met hier achteraan de Peugeot. Ik zie dat de bestuurder van de Clio het voertuig stilzet bij pomp 6. Ik zie dat de bestuurder en bijrijder blijven zitten in het voertuig. Ik zie dat de bestuurder van de Peugeot het voertuig stilzet bij de naast gelegen pomp. Ik zie dat de bestuurder van de Peugeot uitstapt en gaat tanken. Ik zie dat de bijrijder van de Clio een aantal keer kijkt naar de bestuurder van de Peugeot. Vervolgens zie ik dat de bestuurder van de Peugeot de tankshop in loopt. Vervolgens zie ik dat de bijrijder van de Clio uitstapt, iets in de prullenbak gooit en weer in de Clio stapt. Vervolgens zie ik dat de bestuurder van de Peugeot terugkomt en instapt in de Peugeot. Vervolgens zie ik dat de Clio wegrijdt en de Peugeot hier direct achteraan rijdt.
Verbalisant [verbalisant 7]relateerde aanvullend als volgt:
Voordat de voertuigen gezamenlijk door de ANPR-portalen reden, gaf de Renault om 15:12 uur een hit op A16 Li Pr 20.1 Brienenoordbrug.
De in de Renault Clio aangetroffen plastic tas werd
in beslag genomenonder goednummer 1709381. De blokken die in de tas zaten werden
in beslag genomenonder goednummer 1709385.
Aan de blokken met verdovende middelen met goednummer 1709385 werd het
SIN-nummer AART5117NLgekoppeld en aan de plastic tas werd het
SIN-nummer AART5118NLgekoppeld.
Uit het
forensisch onderzoekblijkt het volgende:
Het volgende onderzoeksitem is aangeboden voor onderzoek:
Uniek voorwerp nummer: AART5117NL
BVH-goednummer: G1709385
Object: 6 wit gekleurde blokverpakkingen met daarin een bruin gekleurd blok
Brutogewicht: 3076,25 gram
Nettogewicht: 2973,87 gram
Door ons is het volgende waargenomen en bevonden.
Veiliggesteld monster afkomstig van goed AART5117NL
Uniek voorwerp nummer: AARX9381NL
Object: monstername 1 van 6
Bijzonderheden: afkomstig van 1 van de 6 blokken
Veiliggesteld monster afkomstig van goed AART5117NL
Uniek voorwerp nummer: AARX9382NL
Object: monstername 2 van 6
Bijzonderheden: afkomstig van 1 van de 6 blokken
Veiliggesteld monster afkomstig van goed AART5117NL
Uniek voorwerp nummer: AARX9383NL
Object: monstername 3 van 6
Bijzonderheden: afkomstig van 1 van de 6 blokken
Veiliggesteld monster afkomstig van goed AART5117NL
Uniek voorwerp nummer: AARX9384NL
Object: monstername 4 van 6
Bijzonderheden: afkomstig van 1 van de 6 blokken
Veiliggesteld monster afkomstig van goed AART5117NL
Uniek voorwerp nummer: AARX9385NL
Object: monstername 5 van 6
Bijzonderheden: afkomstig van 1 van de 6 blokken
Veiliggesteld monster afkomstig van goed AART5117NL
Uniek voorwerp nummer: AARX9386NL
Object: monstername 6 van 6
Bijzonderheden: afkomstig van 1 van de 6 blokken
Uit
het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)volgt onder meer:
Kenmerk: AART5117NL
Omschrijving: blok(ken) bruin, uit 2973,87 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: zes
Conclusie: bevat heroïne
De verbalisant relateerde met betrekking tot
het testen van de blokkenals volgt:
Ik heb de breathable evidence bag geopend conform Forensische Opsporingsnormen, te weten middels dubbele handschoenen en een mondkapje. Ik opende vervolgens de Albert Heijn tas en zag dat hierin 6 blokken zaten verpakt. Eén van deze blokken werd door mij getest en vervolgens separaat verpakt. De overige vijf blokken zijn door mij niet aangeraakt en in de Albert Heijn tas gebleven.
In het proces-verbaal
vooronderzoek labstaat onder meer het volgende beschreven:
Wij stelden vast dat de 5 verpakkingen te bevuild waren voor dactyloscopisch vervolgonderzoek. Daarom heb ik, verbalisant [verbalisant 8] , de gehele buitenzijde van alle 5 de blokverpakkingen apart bemonsterd op humane biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AARH0177NL, AARH0178NL, AARH0179NL, AARH0180NL en AARH0181NL, verpakt en verzegeld. De sporen hebben een relatie met SIN AART5118NL.
Uit het
rapport Forensisch DNA-onderzoekvan The Maastricht Forensic Insitute volgt het volgende:
Tabel 4 – Resultaat van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Gehele buitenzijde van 1 van de 5 blokken (met SIN AART5118NL)
AARH0180NL
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard.
Onbekende man A
(DNA-hoofdprofiel)
Tabel 5 – DNA-profiel(en) opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken
SIN
Mogelijke donor van DNA
DNA-profielcluster
Gehele buitenzijde van 1 van de 5 blokken (met SIN
AART5118NL)
AARHO18ONL
(DNA-hoofdprofiel)
Onbekende man A
45623
De DNA-profielen in DNA-profielcluster 45623 komen overeen met één of meer DNA-profielen in één of meer buitenlandse DNA-databanken.
De code van
het DNA-profiel uit Duitslandis: K051908800354. Met deze code zijn in Duitsland door middel van een internationaal rechtshulpverzoek de bij het DNA-profiel behorende
gegevensopgevraagd. De
identificatie naar aanleiding van DNA-sporenleidt vervolgens naar [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats 1] .
In de Peugeot 308, waar medeverdachte [medeverdachte 2] in reed, werd in de middenconsole een grijze Apple iPhone 12 Pro Max aangetroffen en deze is
in beslag genomenonder goednummer 1709378. Uit
onderzoek aan deze inbeslaggenomen telefoonkwam het volgende naar voren:
Apple ID: [apple ID 1]
Last MSISDN: [telefoonnummer 2]
Device Name: Iphone van [medeverdachte 2]
De verdachte [medeverdachte 2] is aangehouden op 30 mei 2024 om 19.15 uur. Op 30 mei 2024 werd de verdachte om 19.16 uur twee keer gebeld door het contact ' [naam 1] ' met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Om 19.11 uur heeft de verdachte zelf gebeld naar dit contact. Op 30 mei 2024 zijn er nog 14 meer contacten geweest in- en uitgaand met ' [naam 1] '.
Daarnaast is er op 30 mei 2024 ook veelvuldig contact geweest met telefoonnummer
[telefoonnummer 3] , dit blijkt het telefoonnummer van de medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn.
Het laatste chatgesprek binnen WhatsApp is een gesprek met ' [naam 1] '.
H= ' [naam 1] '
G= gebruiker telefoon
22-05-2024
H: Ouiii
H: Wat doe je [medeverdachte 2] ?
G: Wie is dit
H: Ik khalou ad
G: Oh heb je nieuwe num
27-05-2024
G: Stuurt een video waarbij vermoedelijk heroïne op een folie ligt en wordt aangestoken waardoor de heroïne uitloopt.
28-05-2024
H: [telefoonnummer 4]
29-05-2024
H: [telefoonnummer 5]
H: Dienturk de nr
G: Saff sgoed
H: Bel hem van te voren 21 min zeg ben Nifo van [naam 3]
H: Adje
H: Stuurt afbeelding met adres: [adres 2] [plaats]
H: Dat is die 2e adres van hun
G: Ohke
H: De ze Moeten nadat je trab heb gepakt
G: Dan moet ik ze terug brengen na roertje
H: Wat
G: K rij met hun meena die adres
G: Daarna bedoel ik rijden we terug na roertje
H: Laat ze eerst die mensen helpen dan zeg ik wat ze moeten doen
G: Saff is goed
G: Moet k voor je filmen
H: Nee maar
H: Kijk
H: Stuurt audio: 'Kijk doe die van ene liter, doe maar op folie, goed laten lopen dan moet je m zetten. En die van 2 liter moet je op folie doen, doe maar naast elkaar zetten ja’.
G: Oke
G: Stuurt weer een foto van 2 substanties op een folie.
G: Linker is 1
G: Rechter is van 2
30-05-2024
G: Jo khalo
G: Ik doe nu kleren aan kom ik na je toe
G: Jo khalo we gaan ny vertrekken
H: Okee
Het volgende chatgesprek in WhatsApp betreft het gesprek met telefoonnummer [telefoonnummer 3] , dit betreft het nummer van verdachte [medeverdachte 1] . Dit gesprek is gestart op 29 mei 2024.
E: [medeverdachte 1]
G: Gebruiker telefoon
29-05-2024
E: Yo
G: Emoticon van duim omhoog
G: [adres 2] [plaats]
E: Yo
G: Yo bro
G: 3 uur morgen
G: Heb je adres nog
E: Ja man
G: Aai
30-05-2024
G: Joo
E: Ben je daar
G: Ben onderweg na jou is beetje druk op de weg
G: Wacht beetje daar waar ik gister na je toe kwam
E: Hoelaang
E: Was 3 hier al
G: Sgoed
G: Ben onderweg aneef
E: Yo
E: Bijna hier?
G: Ja nifo
G: 5 min
G: S esso
G: Kom daar na toe
Het volgende chatgesprek in WhatsApp betreft het gesprek met telefoonnummer [telefoonnummer 6] , dit telefoonnummer is in het politiesysteem gekoppeld aan [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] -1999. Dit betreft tevens de tenaamgestelde van de Peugeot waar [medeverdachte 2] in reed.
S = [telefoonnummer 6]
G = gebruiker telefoon
G: Slm [naam 2]
G: Mer [medeverdachte 2]
G: Alles goed
S: Salam [medeverdachte 2] goed hmdl met jou
G: Hmdlh
G: Vraagje is khalo nog aan slapen
S: Jaa hij slaapt nog maar ga hem zo wakker maken
S: Want hij moet wakker worden
S: Moet ik wat zeggen?
G: Jaa
G: Kan je hem vragen
G: Of ik na je toe moet komen nu
S: Isgoedd
G: Oke chokran
S: Heb het gezegd
S: Hij zegt ga je nu appen
G: Oke sgoed
Verbalisant [verbalisant 9]relateerde als volgt:
Khalo betekent in het Arabisch broer van je moeder en ik zag in het politiesysteem dat de Peugeot [kenteken 1] op 6 augustus 2024 op naam is gezet van [naam 4] op de [adres 3] in [woonplaats 2] . Dit is de moeder van [medeverdachte 2] .
Bij de aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte 1] werd een grijze Apple iPhone 11 Pro Max die hij in zijn handen had
in beslag genomenonder goednummer 1709377. Uit
onderzoek aan deze inbeslaggenomen telefoonkwam het volgende naar voren:
Apple ID: [apple ID 2]
Last MSISDN: [telefoonnummer 7] [telefoonnummer 3]
Whatsapp: [telefoonnummer 3]
Ik zocht in de extractie van de telefoon van de verdachte [medeverdachte 1] naar het nummer van de verdachte [medeverdachte 2] . Ik zie dat de telefoon op 30 mei 2024 meerdere keren werd gebeld door de telefoon van [medeverdachte 2] , namelijk om 16:51 uur en 16:45 uur.
Uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 2] contact heeft met een contact " [naam 1] ". Ik zie dat dit contact ook voorkomt in de telefoon van de verdachte [medeverdachte 1] . Ik zie dat er berichten zijn verstuurd op 29 en 30 mei. Ik zie dat deze berichten gewist zijn. Ik zie dat de verdachte [medeverdachte 1] op 29 mei 2024 en 30 mei 2024 meerdere keren belde naar het nummer van " [naam 1] ".
De telefoon welke onder de verdachte [medeverdachte 3] in beslag genomen is, maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Ik zie dat dit telefoonnummer staat opgeslagen in de telefoon onder de naam [medeverdachte 3] .
Ik zocht op het adres “ [adres 2] [plaats] ". Ik zie dat er op 30 mei 2024 om 17:08 uur een bericht werd verstuurd met snapchat naar het contact [medeverdachte 3] . De inhoud van dit bericht betreft " [adres 2] [plaats] ".
In de Renault Clio werd op de achterbank een blauwe Apple iPhone 14 aangetroffen. Door de verdachte werd verklaard dat dit zijn telefoon was. De telefoon is
in beslag genomenonder goednummer 1709370. Uit
onderzoek aan deze inbeslaggenomen telefoonkwam het volgende naar voren:
Apple ID: [apple ID 3]
Last used MSISDN: [telefoonnummer 8]
Ik, verbalisant Coppens, heb onderzoek gedaan naar de belgeschiedenis op deze telefoon. Ik zag dat er vanaf 30 maart 2024 66 keer contact is geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer gebruikt wordt door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dit betreffen zowel inkomende als uitgaande telefoongesprekken. Op 30 mei 2024, de dag van de aanhouding, heeft er nog tweemaal een uitgaand gesprek plaatsgevonden om 12:57 uur. Er is tevens contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] via de app 'WhatsApp'.
Ik zie tevens dat er op 30 mei 2024 viermaal contact is geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit de processen verbaal van onderzoek van de telefoons van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bleek dat er ook contact is geweest met dit telefoonnummer. Dit telefoonnummer zou toebehoren aan een contactpersoon genaamd ' [naam 1] '. In deze telefoon zie ik overigens dat er geen naam aan gekoppeld staat. De vier gesprekken betreffen uitgaande gesprekken welke plaats hebben gevonden om 15.13 uur en 15.14 uur. Twee gesprekken duurden slechts 1 seconde en twee duurden 24 seconden.
De verdachteverklaarde op de terechtzitting van 7 november 2025, voor zover van belang, het volgende:
[medeverdachte 2] is mijn neefje. Zijn moeder is mijn zus.
3.3.2Overwegingen van de rechtbank
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat op 30 mei 2024 een Renault Clio (met [medeverdachte 1] als bestuurder en [medeverdachte 3] als bijrijder) en een Peugeot 308 (met [medeverdachte 2] als bestuurder) in colonne van Rotterdam naar Maasbree zijn gereden en dat in de Renault Clio zes blokken heroïne lagen met een netto gewicht van 2973,98 gram. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) uitvoer van heroïne uit Nederland. De rechtbank overweegt als volgt.
Vervoeren van heroïne
Voor de bewezenverklaring van het al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en) vervoeren, althans opzettelijk aanwezig hebben van de ten laste gelegde hoeveelheid drugs is nodig dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die drugs en feitelijke macht over de drugs heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Daarvoor moet de verdachte op z'n minst de aanmerkelijke kans bewust hebben aanvaard dat het verdovende middel in zijn machtssfeer aanwezig is geweest.
Hoewel de verdachte op 30 mei 2024 niet in één van de auto’s is aangetroffen, volgt uit het dossier dat hij in de voorbereiding van het drugstransport en op de dag zelf een belangrijke aansturende, coördinerende en faciliterende rol heeft gehad.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat met de persoon genaamd ‘ [naam 1] ’ niemand anders dan de verdachte kan worden bedoeld. [naam 1] heeft veelvuldig contact met [medeverdachte 2] , die hem aanspreekt als ‘khalo’. ‘Khalo’ betekent ‘broer van je moeder’ in het Arabisch. De verdachte is de broer van de moeder van [medeverdachte 2] . Ook stuurt [naam 1] het nummer van de partner van de verdachte naar [medeverdachte 2] , die aan haar vraagt of ‘khalo’ nog ligt te slapen. Kennelijk is de gebruiker van de telefoon van [naam 1] iemand die bij de partner van de verdachte slaapt. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte huisgenoot en vriend is van de betreffende vrouw. Daarnaast noemt [naam 1] zich in de gesprekken met [medeverdachte 2] ‘khalou [verdachte] ’ en ‘ [verdachte] ’. Dat zijn bijnamen die overeenkomen met de voornaam van de verdachte: [verdachte] . Voorts heeft [naam 1] naar [medeverdachte 2] gestuurd dat hij tegen ‘die Turk’ moet zeggen dat hij ‘de nifo is van [verdachte] ’. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [medeverdachte 2] daadwerkelijk het neefje van de verdachte is. Zijn moeder is de zus van de verdachte. Al deze omstandigheden wijzen erop dat de verdachte de gebruiker is van de telefoon met het nummer [telefoonnummer 1] .
De verdachte heeft met die telefoon veelvuldig contact gehad met [medeverdachte 2] . Op 28 mei 2024 stuurt hij het nummer van zijn partner naar hem. Een dag later stuurt hij hem het adres: [adres 2] [plaats] in Duitsland. Hij zegt erbij dat dat “die tweede adres (van hun) (is)”. Ook zegt hij tegen [medeverdachte 2] : “Laat ze eerst die mensen helpen dan zeg ik wat ze moeten doen”. Op 30 mei 2024 rijdt [medeverdachte 2] in de Peugeot 308 die op de naam van de partner van de verdachte staat. De verdachte heeft die dag 16 keer telefonisch contact in- en uitgaand met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] belde vanuit de Peugeot om 19:11 uur, vlak nadat de Renault Clio het volgteken van de politie had gekregen, naar het nummer van de verdachte. Vervolgens is [medeverdachte 2] aangehouden om 19:15 uur. Een minuut later heeft de verdachte tweemaal naar [medeverdachte 2] gebeld. Dit alles wijst erop dat de verdachte betrokken was bij het drugstransport.
Ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , die daadwerkelijk heroïne vervoerden in hun auto, hebben op 30 mei 2024 meerdere keren gebeld naar de verdachte. Zo heeft [medeverdachte 3] om 15:13 uur en 15:14 uur, vlak voordat ze de tas met heroïne ophaalden in Rotterdam, vier keer naar hem gebeld. Twee gesprekken duurden slechts 1 seconde en twee duurden 24 seconden.
Gelet op alle informatie uit de desbetreffende telefoongegevens, stelt de rechtbank vast dat de verdachte een belangrijke schakel in het geheel is geweest. Hij heeft de eindbestemming van de route doorgestuurd en heeft op de dag zelf meerdere malen telefonisch contact met de zogenaamde ‘loopjongens’ die de heroïne de grens over zouden vervoeren. Hoewel verdachte dus zelf niet de heroïne heeft vervoerd is zijn intellectuele bijdrage voorafgaande en tijdens het transport van een zodanig gewicht dat verdachte daarmee als medepleger van de (verlengde) uitvoer kan worden beschouwd.
De heroïne is bemonsterd en na onderzoek bleek dat op één van de onderzochte blokken DNA van een onbekende man A zat. Het DNA-profiel dat hoort bij onbekende man A komt overeen met een DNA-profiel dat is opgenomen in de Duitse DNA-databank met matchkans kleiner dan één op één miljard. Dat profiel hoort bij de verdachte. Zijn DNA is dus aangetroffen op de buitenzijde van één van de blokken heroïne.
Gelet op de plaats waar zijn DNA is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat van de verdachte daarvoor een (redelijke) verklaring mag worden verlangd. Nu de verdachte die redelijke verklaring niet heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De verdachte heeft, gelet op de inhoud van de chatgesprekken en de aansturende rol die hij heeft gehad, vol opzet gehad op het vervoeren van de aangetroffen heroïne naar het buitenland.
Buiten het grondgebied van Nederland brengen
Onder het buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen is op grond van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet mede begrepen het met bestemming naar het buitenland vervoeren van die middelen. Om die reden acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de heroïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Er is dan ook sprake van medeplegen.