ECLI:NL:RBLIM:2025:1145

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/03/335616 / HA ZA 24-480
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident ex artikel 223 Rv inzake gebruiksvergoeding en ontruiming van appartement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft Platinum Group AG een incident aanhangig gemaakt op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met betrekking tot een gebruiksvergoeding voor een appartement dat door gedaagden wordt bewoond. De rechtbank heeft op 22 januari 2025 geoordeeld dat de rechtsverhouding tussen partijen en de inhoud van de in het verleden gemaakte afspraken te onduidelijk zijn om nu een rechtsgrond vast te stellen voor de gevorderde gebruiksvergoeding. De rechtbank heeft de gevorderde voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of de vordering in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Platinum Group AG had gevorderd dat gedaagden een vergoeding van € 1.500,00 per maand zouden betalen, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie verder moet worden uitgezocht in de bodemprocedure. De rechtbank heeft Platinum als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 614,00. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak, waarbij beide partijen zijn opgedragen om relevante uittreksels uit handelsregisters in te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/335616 / HA ZA 24-480
Vonnis in het incident ex artikel 223 Rv van 22 januari 2025
in de zaak van
PLATINUM GROUP AG,
te Luxemburg (Groothertogdom Luxemburg),
eisende partij in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident ex artikel 223 Rv,
hierna te noemen: Platinum,
advocaat: mr. P.J.C. Bolton,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
feitelijk verblijvend te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie in de hoofdzaak,
eisende partijen in reconventie in de hoofdzaak,
gedaagde partijen in het incident ex artikel 223 Rv,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. J.F.G. Godart.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de kantonrechter, zittingsplaats Maastricht, van 16 oktober 2024, gewezen in de zaak tussen partijen met nummer 11191453 CV EXPL 24-3378 waarbij de zaak ter verdere behandeling is verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken,
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv, tevens houdende conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens houdende eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
De bestuurders van Platinum zijn [naam bestuurder 1] en zijn zus [naam bestuurder 2] .
2.2.
Op 30 augustus 2023 heeft Platinum het appartement gelegen in het appartementencomplex [naam] , aan de [adres] te [plaats] (verder: het appartement) casco gekocht van Euro Collect GmbH (hierna: Euro Collect) voor een bedrag van € 350.000,00. Het appartement is op 29 december 2023 aan Platinum geleverd (productie 1 bij dagvaarding).
2.3.
Het complex waarvan het appartement deel uitmaakt, betreft een voormalig kantoorgebouw. Voorafgaand aan de verkoop genoemd onder 2.2, heeft Euro Collect aan [bedrijfsnaam] opdracht gegeven om het appartement te verbouwen en daarbij [gedaagden] gevolmachtigd om voor haar op te treden (productie 4 bij antwoord).
2.4.
[gedaagde sub 1] bewoont sinds december 2021 het appartement.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 8 mei 2024 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de vordering van Platinum tot ontruiming van [gedaagde sub 1] en zijn partner [gedaagde sub 2] afgewezen (productie 4 dagvaarding).

3.Het geschil

In de hoofdzaak
in conventie
3.1.
Platinum stelt zich op het standpunt dat [gedaagden] zonder recht of titel in het appartement van Platinum, gelegen te [plaats] , aan de [adres] verblijft. [gedaagden] mocht het appartement tijdens de afbouw en inrichting om niet gebruiken en als beheerder / anti-kraak het appartement bewonen. Zodra de inrichting voltooid zou zijn, zou [gedaagden] een woonvergoeding verschuldigd zijn om uiteindelijk na ongeveer een jaar het appartement zelf te kopen. Ondanks inspanningen daartoe, aldus Platinum, zijn partijen niet tot een (schriftelijke) (huur-en/of koop)overeenkomst gekomen. Platinum vordert in de hoofdzaak – samengevat - om die reden om [gedaagden] te veroordelen om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en aan haar op te leveren.
3.2.
[gedaagden] voert verweer. Hij betwist dat sprake is van een huurovereenkomst. In november 2020 werd afgesproken dat er een huurkoop zou plaatsvinden en dat is in de loop der jaren nooit veranderd. [gedaagden] stelt verder - samengevat - dat Euro Collect het appartement heeft gekocht met aan het bedrijf van [gedaagden] – Intaxx B.V. (verder: Intaxx) – toekomende gelden. Intaxx heeft namelijk in de loop der jaren voor minimaal € 300.000,00 aan vorderingen bij Euro Collect ter incasso neergelegd. Euro Collect heeft de geïncasseerde gelden nooit aan Platinum doorbetaald. Het appartement zou via (huur-)koop uiteindelijk eigendom worden van [gedaagden] , waarbij de vordering van Intaxx op Euro Collect dan verrekend zou worden met de koopsom van het appartement, aldus [gedaagden] . [gedaagden] zou zorgdragen voor de afbouw en inrichting van het appartement. Deze overeenkomst is niet schriftelijk vastgelegd. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [gedaagden] naar de afspraak met [naam bestuurder 1] over de betaling van de factuur van zonnepanelen uit de opbrengsten van de incasso-opdrachten van [gedaagden] (e-mail van 18 januari 2023, productie 10 dagvaarding).
in reconventie
3.3.
[gedaagden] stelt in het appartement te hebben geïnvesteerd. Zo heeft hij via Intaxx € 28.821,88 geïnvesteerd en zelf € 104.921,52. [gedaagden] verwijst naar een door hemzelf opgesteld overzicht van de investeringen en de verdeling van de kosten over [gedaagden] en Intaxx (productie 16 bij antwoord). [gedaagden] heeft geen belang meer om Platinum aan de overeengekomen (huur-)koopovereenkomst te houden, omdat hij de financiering (voor het restant) niet rond krijgt. Wel wil [gedaagden] zijn investeringen terug, reden waarom hij in reconventie vordert Platinum te veroordelen tot betaling van € 104.921,52 en € 28.821,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 11 december 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
In het incident
3.4.
Platinum vordert bij wijze van voorlopige voorziening in de zin van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om [gedaagden] te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 1.500,00 per kalendermaand, ingaande de dag van dagvaarding totdat in de hoofdzaak is beslist. Platinum ziet zich immers geplaatst voor de situatie dat haar appartement zonder enige vergoeding wordt bewoond door [gedaagden] , terwijl pogingen tot een financiële regeling te komen tot niets hebben geleid. Het bedrag van € 1.500,00 per maand is redelijk aangezien dit bedrag ook meermaals tussen partijen is besproken in de e-mails van 23 februari 2024 (productie 3 dagvaarding), 30 juli 2023 (productie 6 dagvaarding) en dit bedrag ook staat vermeld als kale huurprijs in de concept-huurovereenkomst van september 2023 (productie 5 dagvaarding).
3.5.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering. Omdat een oplevering van het appartement en een (terug)betaling van zijn investeringen uitblijft, beroept [gedaagden] zich op een retentierecht. Verder ligt volgens [gedaagden] de gevorderde maandelijkse vergoeding voor afwijzing gereed omdat iedere grondslag daartoe ontbreekt, Platinum nooit eerder aanspraak heeft gemaakt op enige vergoeding, het gevorderde bedrag niet is onderbouwd en tot slot: indien [gedaagden] gehouden zou zijn een vergoeding te betalen gelijk aan een huurprijs, een huurovereenkomst tussen partijen zou ontstaan en [gedaagden] als gevolg daarvan huurbescherming toekomt.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
Een provisionele vordering op grond van artikel 223 Rv strekt ertoe om voor de duur van de aanhangige hoofdprocedure voorlopige maatregelen te treffen. Deze vordering dient samen te hangen met de hoofdvordering en eiser dient daarbij voldoende belang te hebben. Bovendien moet van eiser niet kunnen worden gevergd dat hij de uitkomst van de bodemzaak afwacht. Bij de beoordeling dient de rechtbank de belangen van partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak, en van de proceskansen daarin.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat Platinum voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vordering. De gevraagde voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Dus moet worden beoordeeld of daarnaast ook sprake is van een voldoende (dringend) belang en of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde voorziening rechtvaardigt. De rechtbank overweegt als volgt.
4.3.
Partijen zij er tot heden niet in geslaagd om voor de toekomst afspraken te maken met betrekking tot de koop en/of het gebruik van het appartement door [gedaagden] . Over de inhoud van de in het verleden gemaakte, niet schriftelijk vastgelegde afspraken tussen Euro Collect en [gedaagden] en later tussen Platinum en [gedaagden] , alsmede de betrokkenheid van Intaxx, lopen de standpunten van partijen uiteen. Gezien het gemotiveerde verweer van [gedaagden] kan in dit stadium van de procedure niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld of het in de hoofdzaak gevorderde zal worden toegewezen. De rechtsverhouding tussen partijen en de inhoud van de in het verleden gemaakte afspraken zijn dit moment te onduidelijk. Dat zal verder uitgezocht moeten worden in de bodemprocedure. Of er een rechtsgrond is op basis waarvan [gedaagden] aangesproken kan worden tot betaling van een gebruiksvergoeding kan daarom nu niet vastgesteld worden. De gevorderde voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
4.4.
Platinum zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De proceskosten aan de zijde van [gedaagden] worden tot vandaag vastgesteld op € 614,00 (1 punt van liquidatietarief II) aan salaris advocaat.
In de hoofdzaak
4.5.
De rechtbank beveelt dat Platinum op grond van artikel 22 Rv een recent uittreksel in het geding moet brengen
- uit het Luxemburgs handelsregister dat ziet op de vennootschap Platinum Group AG,
- uit/van het Amtsgericht te Düsseldorf, Duitsland, van de vennootschap naar Duits recht Euro Collect GmbH,
waaruit afgeleid kan worden wie de bestuurders en/of aandeelhouders zijn.
4.6.
De rechtbank legt een soortgelijk bevel op aan [gedaagden] met betrekking tot de besloten vennootschap Intaxx B.V.
4.7.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Platinum in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden] tot vandaag vastgesteld op € 614,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
verstaat dat de zaak op de rol staat van
woensdag 5 februari 2025voor het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van Platinum,
5.5.
bepaalt dat Platinum op de rol van
woensdag 5 februari 2025in geding moet brengen een uittreksel uit/van het Amtsgericht te Düsseldorf, Duitsland, van de vennootschap naar Duits recht Euro Collect GmbH en een uittreksel uit het handelsregister van de Luxembourg Business Registers G.I.E. van de vennootschap Platinum Group AG,
5.6.
bepaalt dat [gedaagden] op de rol van
woensdag 5 februari 2025in geding moet brengen een uittreksel uit het handelsregister van de besloten vennootschap Intaxx B.V.
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
RJ