ECLI:NL:RBLIM:2025:1143

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/03/311019 / HA ZA 22-491
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bewijsopdracht in erfrechtelijke geschil over nalatenschap en rechtshandelingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een erfrechtelijk geschil tussen twee partijen, waarbij de eiser in conventie en verweerder in reconventie optreedt als vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater]. De rechtbank heeft op 15 januari 2025 een vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer C/03/311019 / HA ZA 22-491. De zaak draait om de bewijsopdracht die aan de gedaagde in conventie, eiseres in reconventie is gegeven, waarbij zij moest aantonen dat zij op het moment van de rechtshandelingen, te weten de overboekingen van € 30.000,- op 14 april en 29 juli 2019, niet wist of behoorde te weten dat deze handelingen de schuldeisers van de erflater zouden benadelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, niet is geslaagd in haar bewijsopdracht met betrekking tot de tweede overboeking, maar wel met betrekking tot de eerste. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rechtshandelingen van de overboekingen rechtsgeldig zijn vernietigd, en heeft de gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 30.348,49 aan de eiser in conventie, verweerder in reconventie, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verplicht om de auto met kenteken [kenteken 1] over te dragen aan de eiser in conventie, verweerder in reconventie, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/311019 / HA ZA 22-491
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
handelend in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J. van der Wende te Rosmalen,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. E.G.W. Hendriks te Kerkrade.
Partijen zullen hierna “ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ” en “ [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 januari 2024 (hierna: “het tussenvonnis”),
- de akte uitlaten, opgave verhinderdata en in het geding brengen van nadere producties 9 tot en met 13 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 31 januari 2024,
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 1 juli 2024,
- de conclusie na enquête van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
- de antwoordconclusie na enquête van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het tussenvonnis en de bewijslevering

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis. In het tussenvonnis is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de gelegenheid gesteld feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt:
I. dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op het moment van het verrichten van de rechtshandelingen, te weten de overboekingen op 14 april 2019 en 29 juli 2019, niet wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandelingen benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn, en
II. dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op 16 februari 2022, het moment waarop de buitengerechtelijke vernietiging van de rechtshandelingen is ingeroepen, niet ten gevolge van de overboekingen van de gelden van in totaal € 30.000,- was gebaat.
2.2.
In het kader van deze bewijsopdracht, die uit twee – cumulatieve – onderdelen bestaat, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de producties 9 tot en met 13 overgelegd en, in enquête, zichzelf, mevrouw [getuige 1] , de heer [getuige 2] en de heer [getuige 3] als getuigen gehoord.
2.3.
Bij de waardering van de getuigenverklaringen en de schriftelijke bewijsstukken stelt de rechtbank het volgende voorop. Om te slagen in de bewijsopdracht hoeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet met absolute zekerheid feiten en omstandigheden te bewijzen, waaruit volgt dat zij op
14 april en 29 juli 2019 niet wist of behoorde te weten dat de rechtshandelingen van erflater zijn schuldeisers zouden benadelen en waaruit volgt dat zij niet gebaat was op 16 februari 2022 ten gevolge van de overboeking van in totaal € 30.000,-. Het gaat erom dat deze feiten en omstandigheden in voldoende mate aannemelijk zijn geworden op grond van de voorhanden bewijsmiddelen.
De schriftelijke bewijsstukken
2.4.
Als productie 9 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een overeenkomst ingebracht waaruit volgens haar blijkt dat de spaarrekening van erflater bij de Rabobank met het rekeningnummer eindigend op 2612 erflater is omgezet naar een en/of-rekening met [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als tweede rekeninghouder vanaf 2 mei 2019. Op grond van deze overeenkomst kreeg [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toegang tot de rekening van erflater.
2.5.
Wat betreft de datum van omzetting van de rekening naar een en/of-rekening heeft de rechtbank in het tussenvonnis in rov. 2.4. overwogen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] – anders dan zij zelf stelt – per 30 april 2019 toegang had tot de rekening. Gelet op de inhoud van productie 9 is het de vraag of dat juist is. Dat maakt voor de beoordeling echter geen verschil, omdat de rechtshandelingen waarop de discussie zich toespitst, niet tussen 30 april 2019 en 2 mei 2019 zijn verricht.
De getuigenverklaringen
2.6.
Op 1 juli 2024 heeft de rechtbank als getuigen achtereenvolgens gehoord: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] .
2.7.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft als getuige onder meer het volgende verklaard:
“(…)
De bankrekening van de heer [erflater] was onze gezamenlijke rekening. Ik had nog een aparte rekening. Ik had toegang tot de gezamenlijke en/of-rekening vanaf april 2019. Ik had er ook vanaf dat moment een bankpas van. Ik had ook toegang tot internetbankieren, maar daar maakte ik voor zijn rekening geen gebruik van. Ik kreeg geen afschriften te zien, want die kreeg je niet meer. Het ging allemaal digitaal. Ik wist niet veel van de financiële administratie van de heer [erflater] . Hij zei er niet veel over en afschrijvingen gebeurden automatisch.
(…)
Vanaf januari 2016 woonde ik samen met de heer [erflater] . Ik lag toen in scheiding en hij bood mij aan bij hem te komen wonen. Vanaf dat moment is een relatie er langzamerhand ingeslopen. Ter toelichting op hetgeen in de conclusie van antwoord staat, te weten dat sprake was van een gezamenlijke financiële huishouding met de heer [erflater] , antwoord ik dat wij deden als een getrouwd stel; wij deden alles samen.
Met mijn privérekening bedoel ik de Rabobank rekening die eindigt op [rekeningnummer 1] . Daar hoort ook een spaarrekening van mij bij, die eindigt op [rekeningnummer 2] . Ik heb geen andere bankrekeningen, even los van de gezamenlijke en/of-rekening. Dat is nu zo en dat was ook al zo toen ik met de heer [erflater] een relatie had.
(…)”

3.De standpunten van partijen na de bewijslevering

3.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft in haar akte na bewijslevering het standpunt ingenomen dat zij is geslaagd in haar bewijsopdracht en heeft hiertoe als volgt gesteld. Ten aanzien van het eerste onderdeel van de bewijsopdracht is het duidelijk dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet wist of hoefde te weten dat schuldeisers benadeeld zouden worden door de overboekingen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] had slechts kennis van één schuldeiser en die schuld had ze voor erflater opgelost. Als ze had geweten dat er meerdere schuldeisers waren, dan had ze zich ingespannen om ook die schulden op te lossen. Ten aanzien van het tweede onderdeel van de bewijsopdracht is duidelijk dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het bedrag van € 30.000,- niet meer op haar rekening had op 16 februari 2022 en dat dit bedrag dus volledig was uitgegeven, aldus nog steeds [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft zich daarentegen in zijn akte op het standpunt gesteld dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet is geslaagd in de bewijsopdracht. Ten aanzien van het eerste onderdeel van de bewijsopdracht heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onvoldoende aangetoond dat zij geen kennis zou hebben gehad van schuldeisers, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Ten aanzien van het tweede onderdeel van de bewijsopdracht voert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onvoldoende inzicht heeft gegeven in de betalingsstromen, geen volledige inzage heeft gegeven in bankafschriften en zij tevens geen afschriften van haar spaarrekening heeft verstrekt.

4.De verdere beoordeling

In conventie
De bewijsopdracht
4.1.
Bij de beoordeling of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft voldaan aan de – cumulatieve – onderdelen van de bewijsopdracht zal de rechtbank een onderscheid maken tussen de schenking van 14 april 2019 ten bedrage van € 10.000,- en de schenking van 29 juli 2019 ad € 20.000,- en deze achtereenvolgens beoordelen.
4.2.
Het eerste onderdeel van de bewijsopdracht heeft betrekking op de vraag of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] kennis van benadeling van schuldeisers had. Wat betreft de overboeking die erflater op 14 april 2019 heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen kennis had en geen kennis behoefde te hebben van benadeling van schuldeisers, hoewel zulks, gelet op de getuigenverklaring van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij en erflater een gezamenlijke financiële huishouding voerden en als een getrouwd stel samen alles deden (vgl. rov. 2.7.), ook niet valt uit te sluiten. Doorslaggevend voor de rechtbank is dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op dat moment (14 april 2019) nog geen toegang had tot de bankrekeningen van erflater. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft namelijk aangetoond dat zij pas vanaf 30 april 2019 dan wel vanaf 2 mei 2019 toegang kreeg tot die bankrekeningen. Ten aanzien van de overboeking op 14 april 2019 is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dan ook geslaagd in het eerste onderdeel van de bewijsopdracht. Aangezien de onderdelen van de bewijsopdracht van cumulatieve aard zijn, zal [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ook in het tweede onderdeel van de bewijsopdracht moeten slagen (zie hierna rov. 4.4.).
4.3.
Op het moment van de tweede overboeking op 29 juli 2019 had [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wel toegang had tot de gezamenlijke rekening. De rechtbank overweegt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] – vanaf het moment dat zij toegang had tot de rekening – op de rekeningafschriften had kunnen zien dat periodieke betalingen werden verricht aan [naam] en Syncasso wegens schulden. Ten tijde van deze tweede overboeking had [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dan ook kunnen en behoren te weten dat schuldeisers benadeeld zouden worden. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen kennis had van schuldeisers van erflater die benadeeld konden worden door de overboeking van 29 juli 2019. Op dit punt slaagt zij dus niet in het eerste onderdeel van de bewijsopdracht.
4.4.
Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] enkel ten aanzien van de overboeking op 14 april 2019 is geslaagd in het eerste onderdeel van de bewijsopdracht, zal de rechtbank alleen ten aanzien van die overboeking beoordelen of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ook slaagt in het tweede onderdeel van de bewijsopdracht. Dit onderdeel ziet op de vraag of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ten tijde van de vernietiging van de rechtshandeling gebaat was. In het tussenvonnis heeft de rechtbank onder rov. 4.15. overwogen dat, in het geval [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op het moment van de vernietiging niets meer van de overgeboekte bedragen tot haar beschikking had, zij niet zou zijn gebaat door de rechtshandelingen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet gebaat was door de overboeking van 14 april 2019 op de datum van vernietiging van deze rechtshandeling te weten, 16 februari 2022. De rechtbank komt met name tot dit oordeel, omdat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onvoldoende inzicht heeft gegeven in de betalingsstromen vanaf 14 april 2019. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft weliswaar rekeningafschriften als producties 1, 12 en 13 ingediend, maar daarbij springt in het oog dat die rekeningafschriften niet volledig – en niet op volgorde – zijn overgelegd. In productie 1 van de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is op blad 168 van de rekeningafschriften te zien dat het bedrag van € 10.000,- door erflater aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is overgeboekt. De vervolgbladen 169 tot en met 171 ontbreken echter, waardoor niet inzichtelijk is geworden wat er kort na de overboeking met het bedrag is gebeurd. Dat roept vragen op, waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] terecht heeft gewezen. Daarnaast is op die rekeningafschriften geen saldo per vervolgblad zichtbaar, waardoor ook op die manier niet wordt verklaard wat er met het overgeschreven bedrag van € 10.000,00 is gebeurd. Het lag op de weg van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om een volledig beeld te schetsen aan de hand van de overgelegde rekeningafschriften. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk was voor haar en zij heeft ook geen reden gegeven voor het ontbreken van de afschriften. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] slaagt aldus niet in dit onderdeel van de bewijsopdracht.
4.5.
Dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet is geslaagd in de bewijsopdracht is van belang voor de beoordeling van de vorderingen in conventie.
Ten aanzien van de vorderingen
4.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft onder I. een verklaring voor recht gevorderd dat de rechtshandelingen inzake het overboeken van € 30.000,- en het schenken van de auto bij brief van 16 februari 2022 rechtsgeldig zijn vernietigd. In het tussenvonnis heeft de rechtbank omtrent de schenking van de auto reeds overwogen dat deze rechtshandeling rechtsgeldig is vernietigd door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (zie rov. 4.13. van het tussenvonnis). Deze vordering kan wat betreft de schenking van de auto dan ook worden toegewezen. Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] daarnaast niet is geslaagd in de bewijsopdracht, ligt deze vordering wat betreft de overboekingen eveneens voor toewijzing gereed.
De geschonken bedragen
4.7.
Onder II. vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaling van het bedrag van € 30.000,- vermeerderd met de wettelijke rente van 3 maart 2022 tot en met 15 maart 2022 ten bedrage van € 348,49 en de wettelijke rente van vanaf 16 maart 2022 tot de dag van betaling. Aangezien de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat de rechtshandelingen van het overboeken van de bedragen van in totaal € 30.000,- rechtsgeldig zijn vernietigd, dient [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om die reden het bedrag van € 30.000,- aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen en kan de vordering worden toegewezen. De wettelijke rente is niet betwist en zal tevens worden toegewezen.
De auto
4.8.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de schenking van de auto op 16 februari 2022 mocht vernietigen en dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen beroep toekomt op derdenbescherming in de zin van artikel 3:45 lid 3 BW. De hieraan gekoppelde vordering onder III. tot afgifte van de auto zal dan ook worden toegewezen, waarbij de afgifte van de auto binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis dient te geschieden.
De door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde dwangsommen zullen ondanks de betwisting door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] eveneens worden opgelegd. De rechtbank overweegt hiertoe dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] sinds het tussenvonnis ervan op de hoogte is dat de auto afgegeven dient te worden aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Voor zover bij de rechtbank bekend is dat tot op heden niet gebeurd. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om aan de afgifte van de auto een dwangsom te verbinden.
4.9.
Wat betreft de gevorderde schadevergoeding per gereden kilometer overweegt de rechtbank als volgt. Alhoewel de rechtbank het redelijk acht dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op grond van ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW een vergoeding dient te betalen voor het gebruik dat zij jarenlang van de auto heeft gehad, ziet de rechtbank geen grond om [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een vergoeding te laten betalen vanaf het moment van de schenking. Immers, zoals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gesteld heeft erflater samen met haar in de auto gereden tot aan zijn overlijden. Om die reden zal de rechtbank de schadevergoeding per kilometer toewijzen vanaf de datum van overlijden van erflater tot de dag van teruggave. De gevorderde kilometervergoeding van
€ 0,19 wordt evenmin redelijk geacht, nu dit bedrag lijkt te zijn gebaseerd op de fiscaal voordelige vergoeding. Die vergoeding bestaat niet alleen de afschrijvingskosten van het voertuig, maar ook uit andere componenten zoals het onderhoud van het voertuig en benzinekosten. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft onbetwist gesteld dat zij de benzinekosten en de kosten van onderhoud zelf heeft betaald. Bij gebreke van feitelijke gegevens zal de rechtbank de kilometervergoeding op grond van artikel 6:97 BW naar redelijkheid en billijkheid schatten op een bedrag van € 0,05 per kilometer.
In reconventie
4.10.
In voorwaardelijke reconventie heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] twee vorderingen ingesteld, voor het geval de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geheel danwel gedeeltelijk zouden worden toegewezen. Nu de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (gedeeltelijk) zijn toegewezen, is aan die voorwaarde voldaan.
4.11.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt een vordering op de nalatenschap te hebben van € 4.150,-. Zolang de vereffening van de nalatenschap van erflater nog niet is geëindigd, is – zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt – individuele executie door een schuldeiser niet mogelijk op grond van artikel 4:223 BW. Om deze reden liggen de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gereed voor afwijzing. Desondanks acht de rechtbank het ook van belang om partijen duidelijkheid te geven over de inhoudelijke juistheid van de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Om die reden zal de rechtbank hierna de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toch beoordelen.
De lening
4.12.
Ten eerste stelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij een vordering van € 400,- op de nalatenschap heeft omdat zij en erflater op 6 maart 2020 een bedrag aan de dochter van erflater hebben uitgeleend van € 800,-, waarvan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] uit eigen middelen een bedrag van € 400,- heeft uitgeleend. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat het genoemde bedrag aan de dochter van erflater is uitgeleend en voert aan dat dit een schenking betrof uit het vermogen van erflater. Deze schenking is door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangemerkt als een paulianeuze schenking en vernietigd. Het bedrag is door de dochter van erflater terugbetaald aan de nalatenschap.
4.13.
De rechtbank overweegt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de gemotiveerde betwisting van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet heeft weersproken. In dat licht heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onvoldoende gesteld en dient haar vordering te worden afgewezen.
Inruilwaarde auto
4.14.
Ten tweede stelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij een bedrag van € 3.750,- uit de nalatenschap dient te ontvangen. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hiertoe gesteld dat haar Renault met kenteken [kenteken 2] is ingeruild tegen een bedrag van € 3.750,- bij de aankoop van de Renault met kenteken [kenteken 1] . Ter zitting heeft de raadsvrouw van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verduidelijkt dat dit onjuist is. Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is een Nissan van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tegen een inruilwaarde van
€ 500,- ingeruild voor de Renault met kenteken [kenteken 2] . Deze Renault is vervolgens ingeruild voor de Renault met kenteken [kenteken 1] . [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dus dat haar inruilwaarde indirect is gebruikt voor de aankoop van de Renault Twingo.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist deze vordering en voert aan dat de Renault met kenteken [kenteken 2] aan erflater toebehoorde. Het bedrag dat deze auto bij de inruil van de Renault Twingo heeft ‘opgebracht’, behoort daarmee ook tot het vermogen van erflater, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
4.15.
De rechtbank begrijpt dat het inruilbedrag van € 3.750,- ziet op de Renault met kenteken [kenteken 2] en niet op de Nissan, die bij de aankoop van de Renault met kenteken [kenteken 2] ingeruild voor een bedrag van € 500,-. Los van het feit dat de feitelijke gang van zaken rondom de auto’s (te) onduidelijk is gebleven, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onvoldoende concreet gesteld waarom zij op grond van het voorgaande een vordering van € 3.750,- op de nalatenschap zou hebben. Om die reden moet die vordering worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
4.16.
Alhoewel in onderhavige zaak een vereffenaar betrokken is, ziet de rechtbank toch aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de rechtshandelingen inzake het overboeken van in totaal
€ 30.000,- en het schenken van de auto bij brief van 16 februari 2022 rechtsgeldig zijn vernietigd,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 30.348,49 vermeerderd met de wettelijke rente, over de hoofdsom van € 30.000,- vanaf 1 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de auto met kenteken [kenteken 1] over te dragen, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis door afgifte van de sleutels, tenaamstelling van het kenteken en afgifte van de bij de auto behorende documenten, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 11.799,-.
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen een schadevergoeding van
€ 0,05 per gereden kilometer, gereden tussen de datum van overlijden van erflater (29 mei 2020) en de dag van teruggave van de auto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover,
5.5.
verklaart de veroordelingen in rov. 5.2. tot en met 5.4. uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
In conventie en in reconventie
5.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
DS