ECLI:NL:RBLIM:2025:11395

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
03.027920.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake onderzoekswensen in de strafzaak Moendoe

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999. De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz. Deze tussenbeslissing volgt op een regiezitting van 6 november 2025, waar de verdediging onderzoekswensen heeft ingediend. De rechtbank heeft de ingediende verzoeken beoordeeld en enkele verzoeken toegewezen, terwijl andere zijn afgewezen. De verzoeken betroffen onder andere het horen van getuigen, het verkrijgen van inzage in beelden en gegevens van telefoons, en het benoemen van deskundigen. De rechtbank heeft besloten dat de verdediging schriftelijk vragen kan stellen aan deskundige ir. R. Zoun over het beeldvergelijkend onderzoek. Ook is er een FIT-gesprek met het NFI, het Openbaar Ministerie en de verdediging gepland. De rechtbank heeft de zaak naar de rechter-commissaris verwezen voor verdere behandeling van de onderzoekswensen. De rechtbank heeft benadrukt dat de onderzoekswensen zorgvuldig zijn beoordeeld en dat de beslissingen zijn genomen in het belang van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.027920.23
Tegenspraak
Tussenbeslissing van de meervoudige kamer d.d. 19 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1999,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Procedure

Deze tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2025. Voorafgaand aan die terechtzitting heeft de verdediging bij brief van 24 oktober 2025 onderzoekswensen ingediend en hebben de officieren van justitie bij brief van 31 oktober 2025 hun standpunten kenbaar gemaakt. Op de regiezitting zijn de onderzoekswensen en de standpunten nader toegelicht.
De rechtbank heeft op basis van de schriftelijke verzoeken en hetgeen tijdens de regiezitting naar voren is gebracht, vastgesteld welke concrete verzoeken op dit moment ter beoordeling voorliggen en zal deze hierna inhoudelijk bespreken.
De rechtbank zal deze beslissingen schriftelijk mededelen en verspreiden en er zal geen extra ingelaste terechtzitting zijn. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben hiermee ingestemd.

2.De onderzoekswensen

Onderzoekswens 1
De verdediging heeft verzocht om alle beelden, waaronder die van de fietsers en de voetgangers aan het dossier toe te voegen. Nu de raadsman akkoord is met het voorstel van de officieren van justitie om inzage te krijgen in de beelden en op basis daarvan eventueel een nieuw verzoek te doen tot toevoeging van specifieke beelden, vergt dit verzoek geen beslissing meer van de rechtbank.
Onderzoekswens 2
De verdediging heeft verzocht dr. Van Koppen als getuige-deskundige te benoemen teneinde de opzet en de bewijswaarde van de conclusies van het beeldvergelijkend onderzoek van het NFI te beoordelen, omdat de opzet ‘veel te beperkt’ en de bewijswaarde dus ‘uiterst gering’ zou zijn.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen, maar zij verzetten zich niet tegen het horen van dan wel schriftelijk stellen van vragen aan ir. R. Zoun, de deskundige die het rapport heeft geschreven.
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen. Het verzoek bestaat in de kern namelijk uit twee onderdelen: (eerst) een onderzoek naar de toegepaste methode en (dan) een beoordeling van de keuzes en de conclusies die in dit verband zijn gemaakt en getrokken. Mogelijk stelt dat eerste onderzoek de verdediging al in staat om een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de bewijskracht van het rapport in te nemen. Daarom wordt de verdediging, zoals voorgesteld door de officieren van justitie, in de gelegenheid gesteld schriftelijk vragen te stellen aan de deskundige ir. R. Zoun, omdat deze deskundige het rapport heeft opgesteld en vermoedelijk de vragen van de verdediging kan beantwoorden. De rechtbank zal de zaak daartoe naar de rechter-commissaris verwijzen. Indien na beantwoording van de vragen nog twijfels over de juistheid van de antwoorden bestaan, kan de verdediging een nieuw verzoek tot tegenonderzoek door een deskundige doen.
De rechtbank overweegt nog het volgende. Doordat de onderszoeksmethode slechts beperkt is weergegeven in de rapportage en er geen verwijzing wordt gemaakt naar een vakbijlage, is ook naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk hoe de betrouwbaarheid en de validiteit van het vergelijkend onderzoek, dat subjectief van aard is, is gewaarborgd.
Daarom laat de rechtbank ambtshalve in elk geval de volgende vragen stellen aan de deskundige:
In hoeverre zijn de drie onderzoekers betrokken in de opzet van het onderzoek? De rechtbank stelt deze vraag om te kunnen beoordelen of de onderzoekers mogelijk zijn beïnvloed door informatie die zij in deze fase hebben verkregen.
Hebben de drie onderzoekers de afbeeldingen van de inbeslaggenomen goederen bekeken, voordat zij de videobeelden hebben bekeken? De rechtbank stelt deze vraag om te kunnen beoordelen of de onderzoekers de videobeelden zuiver hebben vergeleken dan wel mogelijk de goederen hebben herkend.
Zijn alle genoemde overeenkomsten en verschillen door alle drie de onderzoekers waargenomen? In dat kader verzoekt de rechtbank de individuele waarnemingsbladen toe te voegen aan het dossier.
Zijn er vergelijkbare onderzoeken gedaan met een vergelijkbare beeldkwaliteit, waarvan de ‘
ground truth’ bekend was en (zo ja) in hoeverre is die kennis verwerkt in het onderzoek in deze zaak? De rechtbank stelt deze vraag, omdat de deskundige rapporteert dat de resolutie beperkt is en dat de beeldkwaliteit slecht tot matig is.
Heeft de deskundige zelf nog iets toe te voegen met betrekking tot de betrouwbaarheid en validiteit van het vergelijkend onderzoek?
Onderzoekswens 3
De verdediging heeft verzocht om opnieuw beeldvergelijkend onderzoek te laten verrichten met inspraak van de verdediging. Nu de raadsman akkoord is met het voorstel van de officieren van justitie om aan de hand van een Forensisch intakegesprek (FIT-gesprek) met de deskundige, het Openbaar Ministerie en de verdediging te bepalen of nader onderzoek zinvol is en op welke wijze dit nader onderzoek uitgevoerd moet worden, zal de rechtbank het verzoek afwijzen en de zaak voor het voeren van dit FIT-gesprek verwijzen naar de rechter-commissaris.
De rechtbank geeft de rechter-commissaris in overweging om eerst onderzoek 2 en dan onderzoek 3 te doen. Op die manier zal blijken welke maatregelen al waren genomen om de betrouwbaarheid en validiteit van het oorspronkelijke beeldvergelijkend onderzoek te waarborgen en op basis daarvan kan tijdens het FIT-gesprek worden besproken welk nieuw onderzoek dan nog toegevoegde waarde kan hebben.
Onderzoekswens 4
De verdediging heeft verzocht om onderzoek naar de zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte te laten verrichten en daartoe ir. R. Pluijmers van het NFO als getuige-deskundige te benoemen. De rechtbank begrijpt deze onderzoekswens zo, dat de verdediging geen nieuw onderzoek maar een beoordelend onderzoek wenst. De officieren van justitie hebben zich hiertegen niet verzet.
De rechtbank zal het verzoek toewijzen en de zaak daartoe naar de rechter-commissaris verwijzen, waarbij de rechter-commissaris een FIT-gesprek kan houden met de deskundige, het Openbaar Ministerie en de verdediging. Het aanvullend proces-verbaal waarvoor de officieren van justitie reeds opdracht hebben gegeven en waarin de politie een deel van de vragen van de verdediging zal beantwoorden, kan door de deskundige bij zijn beoordeling worden betrokken.
Onderzoekswens 5
De verdediging heeft verzocht om alle beschikbare gegevens van de telefoon van de verdachte en de telefoon van het slachtoffer aan het dossier toe te voegen. Omdat de raadsman akkoord is met het voorstel van de officieren van justitie om inzage te krijgen in de forensische kopieën (
images), zal de rechtbank het verzoek om toevoeging afwijzen. De rechtbank beperkt het onderzoek tot de gegevens die relevant kunnen zijn om de gebeurtenissen op 10, 11 en 12 mei 2022 te reconstrueren. De rechtbank verstaat dat de officieren van justitie de praktische uitvoering van dit onderzoek zullen coördineren in samenwerking met de politie. Desgewenst kan de verdediging nadien een nieuw verzoek tot toevoeging van eventuele relevante gegevens doen.
Onderzoekswens 6
De verdediging heeft verzocht als getuigen te horen:
[naam 1] ;
[naam 2] ;
[naam 3] ;
[naam 4] ;
[naam 5] ;
[naam 6] ;
[naam 7] ;
[naam 8] ;
[naam 9] ;
[naam 10] ;
[naam 11] ;
[naam 12] ;
[naam 13] ;
Moeder [naam 12] ;
[naam 14] ;
[naam 15] ;
[naam 16] ;
[naam 17] .
Ter terechtzitting heeft de raadsman het verzoek tot het horen van getuige 15 voorwaardelijk ingetrokken, op voorwaarde dat deze getuige in het kader van het aanvullend onderzoek door het NIFP wordt geraadpleegd als referent.
De officieren van justitie hebben zich niet verzet tegen het horen van de getuigen 2, 3, 10 en 16. De verzoeken met betrekking tot het horen van de getuigen 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 17 en 18 dienen volgens de officieren van justitie te worden afgewezen.
De rechtbank wijst de verzoeken tot het horen van de getuigen genoemd onder 2, 3, 10 en 16 toe omdat de procespartijen het daarover eens zijn en dit in het belang van de verdediging is. Ook wijst de rechtbank het verzoek tot het horen van getuige 11 toe, nu de politie hem aanvankelijk nader wenste te horen, maar hij toen zonder opgaaf van reden niet is komen opdagen.
De rechtbank wijst de verzoeken tot het horen van de getuigen 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 17 en 18 af omdat onvoldoende is onderbouwd waarom deze verhoren in het belang van de verdediging zijn. De rechtbank overweegt in het bijzonder ten aanzien van getuige 1 ( [naam 1] ) dat deze getuige reeds stellig heeft verklaard dat het slachtoffer op 11 mei 2022 rond 22:45 of 22:50 uur bij hem is geweest en dat hij weet dat dit rond die tijd was, omdat hij aan het wachten was op het slachtoffer en naar bed wilde. Hij vroeg zich af waar het slachtoffer bleef en was daarom alerter op de tijd. Deze getuige heeft dus al verklaard wat de verdediging relevant acht en waarom hij zich dit zo herinnert. De rechtbank ziet geen verdedigingsbelang om hem dit normaals te laten verklaren.
Voorts overweegt de rechtbank in het bijzonder ten aanzien van getuigen 12, 13 en 14 ( [naam 12] en zijn moeder en zus) dat [naam 12] reeds over de (app-)gesprekken met zijn moeder en zus is gehoord. (Deze berichtenwisseling bevindt zich reeds in het dossier (p. 4370 e.v.)). [naam 12] heeft toen verklaard dat zijn eerdere uitingen waren gebaseerd op speculatie en miscommunicatie De rechtbank ziet dus geen verdedigingsbelang bij zijn verhoor.
Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van de getuigen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 17 en 18 dat hun verklaringen geen aanwijzingen bevatten dat zij – uit eigen waarneming of van horen zeggen – relevante aanvullende informatie hebben voor enige beslissing in deze zaak.
Onderzoekswens 7
De verdediging heeft verzocht om verstrekking van het BOB-dossier. Omdat het BOB-dossier reeds is verstrekt en aan het dossier is toegevoegd, vergt het verzoek geen beslissing meer van de rechtbank.
Onderzoekswens 8
De verdediging heeft verzocht om het beschikbaar stellen ten behoeve van het uitluisteren en woordelijk uitwerken van de AVR-verhoren van de verdachte en getuige [getuige] . Nu de verdediging en de officier van justitie ter terechtzitting zijn overeengekomen dat de raadsman de voor de verdediging relevante paginanummers van de verhoren zal mededelen en dat het Openbaar Ministerie deze onderdelen van de verhoren woordelijk zal laten uitwerken, vergt het verzoek geen beslissing meer van de rechtbank.
Onderzoekswens 9
De verdediging heeft verzocht om sporenonderzoek te laten verrichten aan de beschikbare EHBO-trommeltjes van de verdachte, omdat daarop mogelijk (DNA-)sporen van het slachtoffer aanwezig zijn.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het belang van dit aanvullende onderzoek onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank wijst het verzoek af, omdat dit onderzoek geen bruikbaar en onderscheidend bewijsmateriaal kan opleveren. Geen bruikbaar bewijsmateriaal, omdat de
chain of custodyen
chain of evidenceniet zijn gewaarborgd. Geen onderscheidend bewijsmateriaal, omdat het wel en niet aantreffen van DNA van het slachtoffer op een EHBO-trommel van de verdachte even goed past in het scenario van de verdediging (dat de verdachte niet betrokken is geweest bij de dood van het slachtoffer, maar in de maand daarvoor een wond van het slachtoffer heeft verzorgd en diens bloed zo op en in de rugzak van de verdachte terecht is gekomen) als in het scenario van het Openbaar Ministerie (dat de verdachte het slachtoffer heeft gedood en eventueel DNA tijdens of na deze gebeurtenis op een EHBO-trommel terecht is gekomen). Het gewenste onderzoek is dus niet relevant voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) te nemen beslissing.
Onderzoekswens 10
De verdediging heeft verzocht een proces-verbaal te laten opmaken omtrent het nalopen van de tips met betrekking tot de jas naar aanleiding van de uitzending van Opsporing Verzocht.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen.
De rechtbank wijst het verzoek af omdat de politie reeds heeft toegelicht op basis waarvan zij heeft geconcludeerd dat de in die tips genoemde jassen niet hetzelfde zijn als de jas die de fietser droeg die te zien is op de camerabeelden van de kruising [straatnaam] op 11 mei 2022. De rechtbank verwijst daarvoor naar de processen-verbaal op pagina 390 en 392 van het dossier. Of de conclusies van uitsluiting begrijpelijk zijn gemotiveerd en terecht zijn getrokken, is een vraag van evaluerende en waarderende aard, die niet in het verzochte onderzoek besloten ligt.
Onderzoekswens 11
De verdediging heeft verzocht om een reconstructie van het scenario dat wordt geschetst door het Openbaar Ministerie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen, gelet op het gebrek aan onderbouwing.
Het Openbaar Ministerie heeft een scenario opgesteld om de onderzoeksresultaten te verklaren. Dit scenario beschrijft vooral wie wanneer waar moet zijn geweest en wat het uiteindelijke gevolg was. Voor zover onzeker was of de verdachte in deze tijdlijn kan hebben gedaan waarvan het Openbaar Ministerie hem verdenkt, is reeds een reconstructie uitgevoerd om te controleren of dit feitelijk mogelijk is. Dat bleek volgens de politie het geval. Voor zover onbekend is welke concrete handelingen op welke tijdstippen en locaties zijn verricht, is een nadere reconstructie per definitie onmogelijk. Handelingen en gebeurtenissen die ontbreken kunnen niet worden gereconstrueerd. De rechtbank wijst het verzoek aldus af.
Onderzoekswens 12
De verdediging heeft verzocht om dr. F.R.W. van de Goot, een forensisch patholoog, als deskundige te benoemen om hem diverse vragen te stellen, om te bepalen welke handelingen de gerapporteerde bevindingen kunnen verklaren.
De officieren van justitie zien niet de noodzaak tot het benoemen van de door de verdediging genoemde deskundige. De patholoog die het lichaam heeft onderzocht, is de eerst aangewezene om eventuele aanvullende vragen van de verdediging te beantwoorden. Drs. Latten is werkzaam bij het N.F.I., en is een NRGD-geregistreerd forensisch patholoog.
De rechtbank wijst het verzoek af. Zij zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris om de verdediging in de gelegenheid te stellen schriftelijk vragen te stellen aan de deskundige drs. Latten, nu deze deskundige het rapport heeft opgesteld en mogelijk de vragen van de verdediging kan beantwoorden. Afhankelijk van zijn antwoorden kan de verdediging desgewenst een nieuw verzoek doen om alsnog een andere deskundige te benoemen.
Onderzoekwens 13
De verdediging heeft verzocht om een schouw te verrichten door de rechtbank op de plaatsen delict. De officieren van justitie hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank wijst het verzoek af omdat zij geen noodzaak daartoe ziet voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Gesteld noch gebleken is welke eigen waarnemingen relevant zouden kunnen zijn.
Verwijzing rechter-commissaris
De rechtbank verwijst de zaak aldus naar de rechter-commissaris en verzoekt de rechter-commissaris al datgene te doen wat hem of haar in het belang van het onderzoek geraden voorkomt.

3.Beslissingen

De rechtbank verwijst de zaak naar de rechter-commissaris voor:
- het in de gelegenheid stellen van de verdediging (schriftelijk) vragen te stellen aan de deskundige ir. R. Zoun omtrent het beeldvergelijkend onderzoek.
De rechtbank stelt ambtshalve de volgende vragen aan de deskundige:
In hoeverre zijn de drie onderzoekers betrokken in de opzet van het onderzoek? De rechtbank stelt deze vraag om te kunnen beoordelen of de onderzoekers mogelijk zijn beïnvloed door informatie die zij in deze fase hebben verkregen.
Hebben de drie onderzoekers de afbeeldingen van de inbeslaggenomen goederen bekeken, voordat zij de videobeelden hebben bekeken? De rechtbank stelt deze vraag om te kunnen beoordelen of de onderzoekers de videobeelden zuiver hebben vergeleken dan wel mogelijk de goederen hebben herkend.
Zijn alle genoemde overeenkomsten en verschillen door alle drie de onderzoekers waargenomen? In dat kader verzoekt de rechtbank de individuele waarnemingsbladen toe te voegen aan het dossier.
Zijn er vergelijkbare onderzoeken gedaan met een vergelijkbare beeldkwaliteit, waarvan de ‘
ground truth’ bekend was en (zo ja) in hoeverre is die kennis verwerkt in het onderzoek in deze zaak? De rechtbank stelt deze vraag, omdat de deskundige rapporteert dat de resolutie beperkt is en dat de beeldkwaliteit slecht tot matig is.
Heeft de deskundige zelf nog iets toe te voegen met betrekking tot de betrouwbaarheid en validiteit van het vergelijkend onderzoek?
- het houden van een FIT-gesprek tussen het NFI, het Openbaar Ministerie en de verdediging omtrent het eventueel uitvoeren van een nieuw beeldvergelijkend onderzoek;
- het laten verrichten van een onderzoek naar de zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte en daarbij ir. R. Pluijmers als deskundige te benoemen. De rechter-commissaris kan alvorens het onderzoek te laten verrichten een FIT-gesprek houden met de deskundige, het Openbaar Ministerie en de verdediging. Het aanvullend proces-verbaal waarin de politie reeds een deel van de vragen van de verdediging zal beantwoorden, kan door de deskundige bij zijn beoordeling worden betrokken;
- het horen van de volgende personen als getuige:
1.
[naam 2], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 2] ;
2.
[naam 3], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 3] ;
3.
[naam 10], geboren op [geboortedatum 3] , wonende te [adres 4] ;
4.
[naam 11], geboren op [geboortedatum 4] , wonende te [adres 5] ;
5.
[naam 15], geboren op [geboortedatum 5] , adres onbekend;
  • het de verdediging in de gelegenheid te stellen (schriftelijk) vragen te stellen aan de patholoog, drs. B.G.H. Latten, die het onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer heeft verricht;
  • verzoekt de rechter-commissaris voorts al datgene te doen wat hem of haar in het belang van het onderzoek geraden voorkomt;
De rechtbank verstaat dat:
- de officier van justitie de verdediging inzage geeft in alle beelden waaronder, maar niet uitsluitend, de fietsers en de voetgangers;
- de officier van justitie de verdediging inzage geeft in de beschikbare gegevens van de telefoon van de verdachte en de telefoon van het slachtoffer die relevant kunnen zijn om de gebeurtenissen op 10, 11 en 12 mei 2022 te reconstrueren;
- de raadsman de voor de verdediging relevante pagina’s van het verhoor van de verdachte en van [getuige] zal doorgeven aan het Openbaar Ministerie waarna de officier van justitie die pagina’s woordelijk zal laten uitwerken door de politie.
Deze beslissing is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto en D.G.W. Doensen, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 november 2025.
Buiten staat
De griffier D.G.W. Doensen is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
Deze beslissing zal via e-mail worden verstuurd aan de officier van justitie en de raadsman, en zal tevens worden gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van de zitting van 6 november 2025.