ECLI:NL:RBLIM:2025:1138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/03/335624 / HA ZA 24-483
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident vrijwaring in civiele procedure met betrekking tot tekortkomingen in aannemingsovereenkomst

Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen twee eisers, die als verweerders optreden in een incident, en de besloten vennootschap LL20 B.V. De eisers stellen dat LL20 tekort is geschoten in de nakoming van een overeenkomst tot aanneming van werk, waarbij LL20 de woning van de eisers zou verbouwen. De eisers vorderen onder andere een verklaring voor recht dat LL20 tekortgeschoten is en een schadevergoeding van in totaal € 118.140,56, vermeerderd met wettelijke rente.

In het incident vordert LL20 om de heer [naam] in vrijwaring op te roepen, omdat deze volgens LL20 verantwoordelijk is voor gebreken aan de daken die zijn uitgevoerd op basis van een overeenkomst met LL20. De eisers verzetten zich tegen deze oproeping en stellen dat LL20 niet voldoende heeft onderbouwd dat de heer [naam] verantwoordelijk is voor de gebreken. De rechtbank overweegt dat voor toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring vereist is dat er een rechtsverhouding bestaat tussen LL20 en de heer [naam] die het mogelijk maakt om de gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak op de heer [naam] af te wentelen.

De rechtbank concludeert dat LL20 niet kan worden ontzegd dat er een mogelijkheid bestaat dat zij regres kan nemen op de heer [naam] en dat de vertraging die de vrijwaring met zich meebrengt niet onaanvaardbaar is. Daarom wordt de vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 19 februari 2025 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/335624 / HA ZA 24-483
Vonnis in incident (bij vervroeging) van 8 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] ,

2.
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. F. Boukhris,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LL20 B.V.,
gevestigd te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.J.M. Goumans.
Partijen zullen hierna [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] en LL20 genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 17
  • de incidentele conclusie van eis tot oproeping in vrijwaring
  • de incidentele conclusie van antwoord met producties 1 en 2.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak2.1. [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] stellen dat partijen een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten hebben op grond waarvan LL20 de woning van [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zou verbouwen. Volgens [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] is LL20 tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst. [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat LL20 is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] ;
2. LL20 zal veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, € 108.687,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum verzuim (25 december 2022) dan wel vanaf 30 november 2023 dan wel vanaf 11 januari 2024 dan wel vanaf 24 april 2024 dan wel vanaf 19 juni 2024 dan wel vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. LL20 zal veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, € 9.249,15 aan gevolgschade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum verzuim
(25 december 2022) dan wel vanaf 30 november 2023 dan wel vanaf 11 januari 2024 dan wel vanaf 24 april 2024 dan wel vanaf 19 juni 2024 dan wel vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. LL20 zal veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van de in randnummer 4.9 van de dagvaarding genoemde kosten van het deskundigenonderzoek van
€ 1.203,95;
5. LL20 zal veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van de in randnummer 4.15 tot en met 4.17 van de dagvaarding genoemde kosten van € 1.966,41, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het door de rechtbank te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
6. LL20 zal veroordelen in de kosten van onderhavige procedure, waaronder begrepen de kosten van het conservatoir beslag, inclusief salaris en verschotten advocaat, alsmede LL20 zal veroordelen tot betaling van de nakosten, met bepaling dat indien deze (na)kosten niet binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn betaald daarover wettelijke rente is verschuldigd, vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
in het incident
2.2.
LL20 vordert dat haar wordt toegestaan de heer [naam] (hierna: [naam] ) in vrijwaring op te roepen. LL20 stelt daartoe dat [naam] op grond van de tussen haar en [naam] gesloten overeenkomst van opdracht de werkzaamheden aan de daken heeft uitgevoerd en zij daarom gehouden is LL20 te vrijwaren voor gebreken aan de daken.
2.3.
[eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] voeren verweer. Zij stellen dat LL20 heeft nagelaten de rechtsverhouding tussen haar en [naam] te onderbouwen. De werkzaamheden aan de daken betreffen slechts een onderdeel van de gebreken en LL20 is als hoofdaannemer verantwoordelijk en aansprakelijk. [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zijn van mening dat het onderhavige incident enkel is ingesteld, omdat [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] niet akkoord zijn gegaan met een verzoek om uitstel voor de door LL20 te nemen conclusie van antwoord. Aan LL20 dient in de optiek van [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] dan ook geen nadere termijn voor het nemen van de conclusie van antwoord te worden gegund. Het incident tot vrijwaring leidt tot een onevenredige en onnodige vertraging van de procedure en dient derhalve te worden afgewezen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor toewijzing van een vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat de partij die een derde in vrijwaring wenst op te roepen zich beroept op een rechtsverhouding met die derde die meebrengt dat de partij de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak op die derde kan afwentelen. Het daadwerkelijk bestaan van de gestelde rechtsverhouding behoeft nog niet vast te staan. Dat zal in de vrijwaringszaak moeten worden onderzocht.
3.2.
Gelet op de door LL20 aangevoerde grond voor de oproeping in vrijwaring, valt naar het oordeel van de rechtbank op voorhand niet uit te sluiten dat LL20 voor zover de vordering van [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] betrekking heeft op de daken regres zal kunnen nemen op [naam] . Dat is voor toewijzing van de vordering in het incident voldoende. De vrijwaring zal leiden tot enige vertraging van het geding, maar die is niet onaanvaardbaar te achten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen.
3.3.
LL20 zal in de gelegenheid worden gesteld een conclusie van antwoord in te dienen, nu uit de artikelen 210 jo. 211 Rv kan worden afgeleid dat eerst op de incidentele vordering wordt beslist en daarna in de hoofdzaak wordt verder geprocedeerd.
3.4.
Gelet op de aard van het incident ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
staat toe dat [naam] door LL20 wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 19 februari 2025,
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 februari 2025voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH