Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
De Lijn genoemd worden. De eisende partijen worden samen ook de Nederlandse partijen genoemd en de gedaagde partijen samen de Vlaamse partijen.
1.Het verloop van de procedure
- de exploten van dagvaarding met producties 1 t/m 14;
- de conclusie van antwoord van het Vlaams Gewest, met producties 1 t/m 9;
- de conclusie van antwoord van De Lijn, met producties 1 t/m 13;
- de akte overleggen stukken en instellen incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met
- de pleitnota van de Nederlandse partijen;
- de aantekeningen mondelinge behandeling van het Vlaams Gewest;
- de pleitnota tevens houdende antwoord in het incident ex art. 843a Rv van De Lijn;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 mei 2025;
- de akte overleggen aanvullende producties, tevens houdende het verzoek om nadere
- de brief van 22 juli 2025 van het Vlaams Gewest;
- de brief van 22 juli 2025 van De Lijn.
2.De feiten
tijdens een vergadering van de bestuurlijke werkgroep aan de Nederlandse partijen meegedeeld dat er werd gekozen voor de bus in plaats van een tram.
3.Het geschil
In het incident
vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Provincie en de Gemeente aansprakelijk zijn voor de schade ten gevolge van de terugtrekking door het Vlaams Gewest en De Lijn uit de samenwerking met de
Provincie en de Gemeente welke ziet op de realisatie en exploitatie van de tramverbinding tussen Hasselt en Maastricht;
terugtrekking door het Vlaams Gewest en/of De Lijn uit de samenwerking met de Provincie en de Gemeente welke ziet op de realisatie en exploitatie van de tramverbinding tussen Hasselt en Maastricht; en
Gemeente te betalen de som van € 19.556.384,42 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2022, althans 10 juni 2022, althans een in goede justitie te bepalen datum op welke grondslag dan ook;
Provincie en de Gemeente te betalen de overige schade, waaronder ook begrepen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, nader te bepalen bij staat;
Gemeente van dit geding.
4.De beoordeling
In het incident en in de hoofdzaak
bevoegd.
samenwerkingsovereenkomsten met betrekking tot het tramproject (inclusief mogelijke wijzigingen of addenda) waarbij de stad Hasselt partij is; (ii) stukken die betrekking hebben op een vrijwaring afgegeven door het Vlaams Gewest jegens De Lijn in het kader van het tramproject; en (iii) de rapportages (in de breedste zin van het woord) van [naam advocaat] en [naam boekhoudkundige] inzake de door hen uitgevoerde due diligence, alsmede de interne communicatie binnen/tussen de Vlaamse partijen aangaande die rapportages.
eigenstellingen te concretiseren, te onderbouwen en te bewijzen.
geheleschade moet worden geacht te zijn vergoed indien de tramverbinding Hasselt – Maastricht niet kan worden gerealiseerd, biedt de formulering van deze bepaling geen enkel aanknopingspunt.
Nederlandse partijen gestelde schade op grond van (in ieder geval) artikel 11.2. van de Kaderovereenkomst. In die bepaling is vermeld dat, behoudens voor zover het gaat om de garantie van het Vlaams Gewest als bedoeld in artikel 5.2 van de Kaderovereenkomst, uitsluitend De Lijn door de Provincie en/of de Gemeente aanspreekbaar is op de verplichtingen die aan Belgische zijde voortvloeien uit de Kaderovereenkomst. Volgens de Nederlandse partijen is de Lijn op grond van die bepaling aansprakelijk voor de gedragingen van het Vlaams Gewest.
5.De beslissing
18 februari 2026voor een uitlating als bedoeld in rov. 4.43. aan de zijde van alle partijen;
mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025. [3]