ECLI:NL:RBLIM:2025:11136

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
03.371062.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor diefstal met geweld en openlijke geweldpleging tegen twee slachtoffers, waarbij schadevergoeding is toegewezen aan de benadeelde partijen

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 juli 2024 in Venray samen met anderen een diefstal met geweld heeft gepleegd. De verdachte en zijn medeverdachten hebben een slachtoffer, dat via een Marktplaatsadvertentie naar een parkeerplaats was gelokt, met geweld beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met vier anderen, het slachtoffer meerdere malen heeft geslagen en geschopt, waardoor er een geldbedrag van €550,- en diverse pasjes zijn weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 116 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uren opgelegd. De benadeelde partijen, [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2], hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. [Slachtoffer 1] ontvangt €8.679,25 en [Slachtoffer 2] ontvangt €4.344,00 aan schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het meewerken aan hulpverlening en het volgen van therapie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht, jeugdstrafrecht
Parketnummer : 03.371062.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 november 2025
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats verdachte] op [Gebooortedatum verdachte] 2008,
wonende te [Adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.E.J. Dohmen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn gehoord de ouders van de verdachte en een vertegenwoordiger van de jeugdreclassering.
Het slachtoffers [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen zijn op de zitting gehoord, bijgestaan door mr. W.Th.G. Hegge, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 29 juli 2024 in de gemeente Venray samen met (een) ander(en) (
primair) sleutels, een geldbedrag en/of diverse pasjes van [Slachtoffer 1] heeft gestolen voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld dan wel (
subsidiair) [Slachtoffer 1] heeft afgeperst door [Slachtoffer 1] te slaan en/of te trappen/schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam;
Feit 2:op 29 juli 2024 in de gemeente Venray (
primair) samen met (een) ander(en) een pet van [Slachtoffer 2] heeft gestolen voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld dan wel (
subsidiair) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Slachtoffer 2] door [Slachtoffer 2] te slaan en/of te trappen/schoppen op/tegen het hoofd (en/of) (althans) het lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair bewezen. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat er soms dingen met het account [Accountnaam] gedaan werden die niet altijd goed waren. De verdachte zat in een Snapchatgroep waarin ook [Accountnaam] zat. Voorts heeft de verdachte op 18 november 2024 een bericht verstuurd waarin hij verwijst naar het account [Accountnaam] waarbij de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat ‘paffen’ bestelen betekent. Op 29 juli 2024 omstreeks 21:30 uur werd met het telefoonnummer van de verdachte tweemaal gebeld naar het telefoonnummer van de medeverdachte [Medeverdachte] . Ook na het incident waren er telefonische contacten. Het signalement van de verdachte kan passen in het signalement opgegeven door beide aangevers. Verder heeft de verdachte bekend op de plaats delict aanwezig te zijn geweest en geweld te hebben uitgeoefend. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij heeft gezien dat er spullen werden afgepakt. Tijdens het uitoefenen van het geweld werden goederen door [Slachtoffer 1] op de grond gelegd, hetgeen een diefstal met geweld oplevert. Er was sprake van een plan om fors geweld uit te oefenen en spullen mee te nemen. Het opzet was daar dus op gericht.
De officier van justitie vordert vrijspraak van feit 2 primair, nu het wegnemen van de pet een gelegenheidsdiefstal betreft. Men was van plan om [Slachtoffer 1] te overvallen en daar is [Slachtoffer 2] bijgekomen en toen is ook tegen hem geweld uitgeoefend. Wel acht de officier van justitie feit 2 subsidiair bewezen. Er is fors geweld tegen [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] gepleegd en dat dient als één geheel te worden gezien.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en feit 2 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Op geen enkele wijze volgt uit het dossier dat de verdachte heeft deelgenomen met het oogmerk om goederen weg te nemen. Hij was niet betrokken bij de advertentie, het contact met aangever of de diefstal. Getuige [Naam getuige] heeft verklaard dat hij een jongen met een donkere huidskleur zag wegrennen en dat is niet het signalement van de verdachte. Voorts zijn op de gestolen goederen geen sporen van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft deelgenomen aan het geweld voor het plegen van een diefstal, maar dat hij onder groepsdruk na afloop [Slachtoffer 2] twee trappen heeft gegeven. Dat is onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking of een significante bijdrage aan het delict. Ook was er geen opzet op de diefstal.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelen
[Slachtoffer 1]deed aangifte en heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [2]
Ik doe aangifte van diefstal met geweld. De autosleutels van de auto van mijn vader, een briefgeldbedrag van in totaal 550 euro en diverse pasjes waren weggenomen. Tijdens de beroving werden ik en mijn vriend met geweld toegetakeld.
Ik was op zoek naar een nieuwe iPhone. Daardoor kwam ik via Marktplaats met diverse verkopers in contact. Zo kwam ik ook in contact met de daders van de diefstal met geweld. Op 29 juli 2024, omstreeks 11.30 uur, was ik aan het werk. Ik zag een advertentie van een telefoon op Marktplaats. Deze telefoon wilde ik graag kopen. Het ging om een iPhone 15 PRO Max. Ik nam contact op met [Accountnaam] , de verkoper, en vroeg of ik de iPhone kon kopen. Ik vroeg of ik mocht langskomen om de telefoon te bekijken en of de telefoon nog te koop was. Ik kreeg een bericht van [Accountnaam] via de chat van Marktplaats en hij bevestigde dat de telefoon nog te koop was. Wij spraken af op 29 juli 2024 om 21.30 uur. Ik kreeg het adres waar ik heen moest komen. Dit was de [Plaats delict] . Ik sprak met [Accountnaam] een bedrag van 900 euro af. Ik vroeg aan [Slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt: [Slachtoffer 2]), een vriend van mij, of hij meeging naar Venray. Omstreeks 19.00 uur ging ik sporten met [Slachtoffer 2] . Tijdens het sporten kreeg ik diverse berichten van [Accountnaam] over de koop die plaats zou vinden. Ik zag dat [Accountnaam] een bericht stuurde dat de koop niet door kon gaan, omdat hij langer door moest met werken. [Accountnaam] vroeg of ik morgen langs kon komen. Ik zei tegen [Accountnaam] dat het goed was. Echter kreeg ik later een bericht dat ik alsnog vandaag richting Venray kon komen voor de telefoon. Na het sporten, omstreeks 21.00 uur, reden wij naar Venray. Wij parkeerden onze auto op de parkeerplaats naast het huis. Om 21.30 uur stuurde ik naar [Accountnaam] dat ik op de locatie was. Ik zag dat ik een bericht terug kreeg dat het nog ongeveer 15 minuten ging duren. Ik zag dat er in het bericht stond dat het bij de parkeerplaats was. Om 21.32 uur kreeg ik een bericht dat [Accountnaam] eraan kwam. Om 21.50 uur bevestigde [Accountnaam] dat hij op de locatie was. Om 21.54 uur stuurde [Accountnaam] het laatste bericht. Omstreeks 22.00 uur zag ik dat er twee personen naar ons zwaaiden. [Slachtoffer 2] en ik stapten uit en liepen naar de twee personen. Wij zagen dat zij aan de andere kant van de parkeerplaats stonden. Wij liepen samen naar de personen. Ik vroeg aan de donkere jongen of hij [Accountnaam] was. Ik hoorde dat hij zei dat hij [Accountnaam] was. Ik zag dat de andere persoon aan het bellen was en ik hoorde dat hij zei: “Ik ga loesoe, ik ga loesoe. Ik heb drugs nodig.” Ik zag dat hij het bos in liep. Ik vroeg aan [Accountnaam] wat voor werk hij deed en wat voor telefoon hij zelf had. Ik hoorde dat hij zei dat hij vanalles deed voor werk. Hij gaf geen specifiek beroep op. Ook hoorde ik dat hij zei dat hij een iPhone 7 had. Ik vroeg of ik de telefoon, die ik wilde kopen, kon installeren bij hem thuis. Hij bevestigde dit. Ik zag dat hij ging bellen. Ik had het idee dat hij tijd zat te rekken totdat zijn vrienden er waren. Vervolgens zag ik dat zijn vrienden kwamen. Ik zag dat er vier andere personen om ons heen stonden. Ik vroeg of [Accountnaam] de telefoon bij zich had. Ik hoorde dat hij zei dat de telefoon thuis lag. Ik vroeg wat het adres was. Ik hoorde dat [Accountnaam] zei dat ik mijn telefoon moest openen en Google Maps moest starten. Ik deed dat. Ik hoorde dat hij de letters ‘M’ en ‘E’ zei. Vervolgens hoorde ik dat hij zei: “Je kankermoeder.” Vervolgens zag ik dat hij zijn rechterarm naar achter haalde en met een harde kracht sloeg op mijn hoofd. Ik voelde een enorme klap en voelde direct pijn aan mijn linkerzijde van mijn hoofd. Ik viel op de grond en maakte mijzelf klein om mij te beschermen. [Slachtoffer 2] en ik lagen beiden op de grond en alle vijf de personen waren ons aan het schoppen. Ik voelde ook dat ik op mijn hoofd werd getrapt. Terwijl ik getrapt werd, maakte ik mijn zakken leeg. Ik deed dit, omdat ik hoopte dat zij zouden stoppen met de mishandeling. Ik zag dat de spullen werden opgeraapt en ik voelde nog steeds trappen tegen mijn gehele lichaam. Ik zag dat de personen hun voeten constant naar achter haalden en vervolgens op ons intrapten. Ik hoorde tijdens de mishandeling een gelach van de personen. Ik vermoed dat ik ongeveer 30 seconden constant getrapt werd. Nadat de mishandeling stopte, renden de personen weg richting het bos. Vervolgens zag ik dat er een persoon terugkwam en mij meerdere keren trapte. Dit deed hij, terwijl ik riep dat hij moest stoppen.
Ik kan de persoon die terugkwam als volgt omschrijven:
- dun;
- ongeveer 1.80 meter groot;
- blank;
- grijs trainingspak;
- had zijn gezicht bedekt.
Ik kan [Accountnaam] als volgt omschrijven:
- ongeveer 1.70 meter groot;
- dik/gezet;
- donker uiterlijk;
- kort kapsel;
- blauw trainingspak, zowel broek als trui waren blauw van kleur;
- nektasje, grijs van kleur;
- bol gezicht.
De spullen die waren weggenomen kan ik als volgt omschrijven:
- pasjes: onder andere identiteitsbewijs, bankpas en een OV-chipkaart;
- autosleutels van de auto van mijn vader;
- huissleutel;
- een cash bedrag van 550 euro:
- 8 x briefgeld van 50 euro;
- 5 x briefgeld van 20 euro;
- 4 x briefgeld van 10 euro;
- 2 x briefgeld van 5 euro.
Het incident heeft een grote impact op mij.
Aangever [Slachtoffer 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [3]
U, verbalisant, houdt mij voor dat er op enig moment vier personen zijn bijgekomen. U vraagt mij waar deze vier personen vandaan kwamen. Eerst met zijn tweeën, toen ging er eentje weg en die had er drie bijgehaald. U vraagt mij hoeveel personen er in totaal waren die avond, buiten mezelf en mijn vriend. Met zijn vijven. Ik ben meerdere malen op mijn hoofd getrapt. Ik had een schoenafdruk in mijn nek en achter mijn beide oren. Ik ben ook op mijn voorhoofd getrapt. U vraagt mij of ik nog weet welke persoon mij heeft getrapt op mijn hoofd. Allemaal. Dit ging met kracht. Ze waren aan het stampen. Het leek alsof ze op me wilden springen. U vraagt mij of ik nog letsel heb overgehouden aan de mishandeling. Ik zie nog steeds vlekken voor mijn ogen. Ik had een lichte hersenschudding. Ik ben drie keer naar de dokter geweest en een keer naar het ziekenhuis. Ik heb last van mijn linker pols. Ik kan die nu nog steeds amper belasten. Mijn pols doet ook pijn. Ik hield mijn handen/armen voor mijn hoofd op het moment dat ik op de grond lag. Ik probeerde mijn gezicht te beschermen. Mijn handen/armen hebben hierdoor trappen afgewend van mijn gezicht, maar hierdoor [heb ik] dus wel letsel aan mijn linkerpols opgelopen. Ik heb ook nog steeds wat last van mijn nek. Ik ben op mijn rug gevallen en deze is hierdoor wat gevoelig. Met name de vlekken voor mijn ogen en mijn linkerpols daar heb ik nog last van. [Accountnaam] sloeg mij met zijn rechtervuist op mijn linkeroog. Ik voelde me toen duizelig worden en het leek alsof ik ging flauwvallen. Door deze slag ben ik op de grond op mijn rug gevallen. Hierna begon iedereen op me in te stampen. [Accountnaam] was heel jong. De blanke jongen die leek me heel jong. Ondanks de gezichtsbedekking zag ik zijn ogen. Hij zag er echt heel jong uit. Ik schat tussen de
zestien en twintig jaar ongeveer. U houdt mij voor dat ik verklaarde dat [Accountnaam] een blauw trainingspak droeg en vraagt mij wat ik hier nog meer over kan verklaren. De bovenkleding had lange mouwen en de broek had lange pijpen. Ik denk dat het een trainingspak was. Ik bedoel hiermee dat het een set was. Het was in de kleur donkerblauw. Hij had geen baard en geen snor. Hij had kort geschoren haar van ongeveer een centimeter. U houdt mij voor dat ik nog een persoon heb omschreven die blank en 1.80 meter groot was en dat dit de persoon was die in zijn eentje terug was gekomen en mij nogmaals had mishandeld en vraagt mij of ik u hier nog wat meer over kan vertellen. Hij was heel mager/dun. Hij droeg een grijs trainingspak, maar ik zag evengoed dat hij vrij dun was. U houdt mij voor dat hij is weggerend, maar vervolgens terug is gekomen en mij nog meerdere malen heeft getrapt en vraagt mij waar hij mij heeft getrapt. Op mijn benen en mijn billen. Ook in de linkerkant van mijn buik en tegen mijn linker ribben. Hij trapte tegen me alsof ik een voetbal was. Hij trapte tegen me aan met de bovenkant van zijn voet.
Op het
fotobladzijn drie foto’s weergegeven waarop een wond op de rechter onderarm en nek, een blauwe plek op de linker arm en schaafwonden op de rug van aangever [Slachtoffer 1] waar te nemen zijn. [4]
De
medische informatieomtrent aangever [Slachtoffer 1] d.d. 23 augustus 2024 en 13 september 2024 vermeldt – zakelijk weergeven – het volgende: [5]
[Slachtoffer 1] werd onderzocht op 31 juli 2024 en 8 augustus 2024.
Waargenomen uitwendig letsel: drietal hematomen/voetafdrukken op de rug en één hematoom op de borst, bij linkerpols hematoom, klein hematoom onder linkeroog.
Er is een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel: veelheid aan kneuzingen over het gehele lichaam.
Geschatte duur van de genezing: niet vermeld, forgen: kneuzingen: enkele weken.
S. ( [Slachtoffer 2] ) [Slachtoffer 2]deed aangifte en heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [6]
Rond 18:00 uur vandaag, 29 juli 2024, stuurde [Slachtoffer 1] mij een bericht via de social media app ‘Snapchat’ of ik mee ging om een telefoon te kopen in Venray. Om 20:00 uur reden wij aan naar Venray. Daar had [Slachtoffer 1] een afspraak. [Slachtoffer 1] vertelde mij dat hij via de site ‘Marktplaats’ een afspraak had gemaakt voor het kopen van een telefoon. Het zou gaan om een nieuwe Apple Iphone 15 met 1 TR opslag. Rond 21:00 uur kwamen wij aan in Venray. Wij reden toen naar de [Plaats delict] . Hier [Naam verdachte] een klooster waar wij zouden afspreken. [Slachtoffer 1] ging via Marktplaats een bericht sturen naar de verkoper. De verkoper noemde zich [Accountnaam] . [Slachtoffer 1] vertelde mij dat de verkoper/dader nog onderweg was, want hij kwam van werk af. Wij wachtten toen tot ongeveer 22:00 uur. [Slachtoffer 1] vertelde mij vervolgens dat de verkoper/dader er bijna was. Rond 22:00 uur zag ik twee jongens vanuit de andere kant van de parkeerplaats - hier kun je het bos inlopen - zwaaien naar ons. Wij liepen vervolgens naar hen toe. Wij stelden ons voor aan die twee jongens. De verkoper/dader noemde zichzelf [Accountnaam] en vertelde ons dat hij meteen het geld wilde. [Slachtoffer 1] wilde dat de telefoon eerst geactiveerd werd. Opeens ging de andere jongen/mededader weg en zei tegen ons: “Ik moet loessoe” en ging vervolgens weg en ging bellen. Loessoe betekent ‘weg’, dus hij zei: “Ik moet weg.” Wij, [Slachtoffer 1] en ik, hadden toen een beetje gesprek met de verkoper/dader. Hij vertelde ons dat hij werkte, dat hij nog een iPhone 7 had en dat hij veel geld verdiende. Dit was een beetje een verkooppraatje van hem.
Hoofdader/verkoper/ [Accountnaam] kan ik omschrijven als volgt:
- qua postuur was hij dikker;
- hij had een dikke buik en een onderkin;
- hij was donker getint, zelfs bijna zwart;
- bruine ogen;
- niet zo heel groot;
- zwart/donker haar en heel kort;
- beetje dikker gezicht/bolle wangen;
- geen littekens of tattoos;
- hij had een accent (Surinaams accent) en beetje straattaal;
- zware stem;
- jonge leeftijd;
- geen baard of snor;
- designer tasje/nektasje;
- beetje grotere heuptas;
- donkergrijs van kleur.
Ik noem deze jongen ‘jongen 1’ in het vervolg.
Jongen 2 ging dus bellen. Hij liep toen het bos in en kwam vervolgens weer terug met drie andere jongens. Ik zag ze aan komen lopen. Alle vijf de jongens omsingelden ons een beetje. Jongen 1 zei toen tegen ons dat hij het adres zou opschrijven waar wij, [Slachtoffer 1] en ik, de telefoon konden ophalen/activeren. [Slachtoffer 1] typte toen in zijn telefoon en opeens zei jongen 1 tegen [Slachtoffer 1] : “je kanker moeder” en sloeg [Slachtoffer 1] met een vuist in zijn gezicht. Toen gingen jongens 2 en 3 op [Slachtoffer 1] af en sloegen hem. Jongen 4 en jongen 5 kwamen toen naar mij. Ik kreeg toen van jongen 4 een klap in mijn gezicht. Ook jongen 5 sloeg mij. Op een gegeven moment viel ik. Ik zag en voelde toen dat jongen 4 en 5 mij op mijn hoofd/gezicht en lichaam trapten. Ik hield ook mijn handen voor mijn gezicht omdat [ik] bang was. Ik voelde klappen op mijn hoofd. Ook de trappen kwamen vooral op en rondom mijn hoofd. Toen ik die klappen en trappen kreeg, voelde ik pijnscheuten door mijn lichaam en hoofd gaan. Ik riep luid om hulp. Ik deed alsof ik knock-out was, omdat ik bang was. Ik zag door mijn ogen wel dat [Slachtoffer 1] klappen kreeg. Uiteindelijk vluchtten alle jongen[s] het bos in.
Op het
fotobladis een foto weergegeven waarop letsel aan de hand van aangever [Slachtoffer 2] waar te nemen is. [7]
Getuige [Naam getuige]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [8]
Op 29 juli 2024, omstreeks 21.30 uur, was ik mijn hond aan het uitlaten in het bos bij het [Plaats delict] in Venray. Dit bos is gelegen aan de [Plaats delict] in Venray. Ik hoorde op een gegeven moment geschreeuw vanaf de achterkant van de parkeerplaats. Dit betreft langs het oude klooster dat gelegen is aan de [Plaats delict] . Het leek alsof er mensen ruzie hadden. Vervolgens zag ik dat er drie jongens vanuit het bos [Plaats delict] naar de overkant van de parkeerplaats renden. Ik hoorde vervolgens gestomp alsof er geslagen en geschopt werd. Ik dacht dus ook dat er een vechtpartij gaande was. Ik zag vervolgens dat de drie jongens weer terug renden richting het [Plaats delict] en daar door de bossen uit mijn beeld verdwenen. Ik zag dat de jongens echt sprintten als Usain Bolt. Hierna zag ik dat er nog één of twee jongens wegrenden het bos in. Dit betrof aan de zijde waar ik stond.
Verbalisant [Naam verbalisant]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [9]
Belgedrag 29 juli 2024
Om 21:29:10 uur en om 21:29:45 uur werd het nummer + [Telefoonnummer] ( [Medeverdachte] ) gebeld door het nummer + [Telefoonnummer] ( [Naam verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte [Naam verdachte])). Het nummer + [Telefoonnummer] ( [Medeverdachte] ) was toen in het geografische gebied van de cell-id Odido- [Plaats delict] Venray, richting 180). De woning [Plaats delict] in Venray en in het verlengde daarvan ook de plaats delict [Plaats delict] Venray liggen in dat gebied.
Verbalisant [Naam verbalisant]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [10]
[Medeverdachte] werd aangehouden op 19 november 2024. Zijn mobiele telefoon, een Apple iPhone 13, werd in beslag genomen. Uit onderzoek was reeds gebleken dat het telefoonnummer, in gebruik bij verdachte [Medeverdachte] , betreft: [Telefoonnummer] .
Ik zocht naar gegevens op de iPhone met betrekking tot:
- [Accountnaam] ;
- [Accountnaam] ;
- [Accountnaam] .
Op de iPhone staat een Snapchat User Account met de navolgende gegevens:
- Name: [Accountnaam] ;
- Username: [Accountnaam] ;
- UserID: [Accountnaam] .
[Accountnaam] is tevens een contact op Snapchat van het Snapchataccount met de username
[Deelnemer snapchat] , name [Medeverdachte] . Hierbij wordt gebruikt gemaakt van dezelfde User ID, namelijk: [Accountnaam] .
Ik stelde een onderzoek in naar chatgroepen waaraan de verdachten binnen het onderzoek deelnemen, evenals het contact ‘ [Accountnaam] ’. Enkele van deze groepen worden hieronder weergegeven.
Ik zag een chatgroep op Snapchat met de navolgende deelnemers:
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat] )
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
Ik zag een chatgroep op Snapchat, met de navolgende deelnemers:
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat] )
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
[Deelnemer snapchat]
Verbalisant [Naam verbalisant]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [11]
Op 19 november 2024 werd verdachte [Naam verdachte] aangehouden en werd zijn mobiele telefoon in beslag genomen. Ik zag dat door [Deelnemer snapchat] /Ss~ (owner) op 18 november 2024 de navolgende berichten werden verstuurd naar [Deelnemer snapchat]
cc iemand op die [Accountnaam] acc
zeg dit
je verkoopt vapes toch kan je een goede deal geven 200 stuks 15 k voor 1000€
ewa als iemand ja zegt
ewa dann we paffen hem
De
medeverdachte [Medeverdachte]heeft op 19 november 2024 bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [12]
Ik ben bereikbaar op [Telefoonnummer] of [Telefoonnummer] . Eén van die twee. Ik weet dat er geld is meegenomen (
de rechtbank begrijpt: op 29 juli 2024).
De
medeverdachte [Medeverdachte]heeft op 20 november 2024 bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [13]
Ik ben erbij betrokken met de e-mail en het account. Het account was opgericht met als doel oplichting. Ik wist dat het account werd aangemaakt om daar een strafbaar feit mee te plegen. Ik wist wat er ging gebeuren (
de rechtbank begrijpt: op 29 juli 2024).
De
medeverdachte [Medeverdachte]heeft op 2 december 2024 bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [14]
Ik was erbij op 29 juli 2024. Ik heb een keer het Snapchat User Account met de naam [Accountnaam] aangemaakt. Ik ben de beheerder van dit Snapchataccount. Ik heb berichten verzonden met dit account.
De
verdachteheeft bij de rechter-commissaris d.d. 22 november 2024 het volgende verklaard: [15]
Ik wist van het account [Accountnaam] . (…) Ik ben er heen gegaan en toen heb ik, toen hij op de grond lag, met mijn voet tegen zijn been volgens mij getrapt. (…) Dat account was meer om rotzooi te maken (…). Ik was in de bosjes. Uiteindelijk liep ik daar uit en zag ik iedereen een soort van slaan. (…)
De
verdachteheeft op 27 november 2024 bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [16]
Ik ben daarheen gegaan en een soort van in de bosjes gaan zitten (
de rechtbank begrijpt: op 29 juli 2024). Ik was aan het wachten. Ik zag twee mensen praten met de slachtoffers. Ik dacht wat er ging gebeuren is niet helemaal goed. Iemand kwam mij toen halen. Toen ontstond er een gevecht. Toen het klaar was, heb ik nog twee keer getrapt: 1x tegen zijn buik en lx tegen zijn been. U, verbalisant, houdt mij voor dat ik nog 2x heb getrapt toen het klaar was en vraagt mij wat ik daarmee bedoel. Toen de rest weg was. Toen heb ik 2x getrapt. Iedereen heeft geweld gebruikt. Ik wist dat het account [Accountnaam] bestond en ik wist dat er soms dingen mee gedaan werden die niet altijd goed waren.
De
verdachteheeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
We kwamen rond 21:30 uur met z’n vijven samen bij de [Plaats delict] . Ik ken iedereen bij naam. Ik liep met twee jongens naar het bos, de twee anderen liepen naar de parkeerplaats. Toen ik in de bosjes lag, zag ik dat die twee jongens naar twee andere heren toeliepen. Ik zag hen praten. Het klopt dat er twee mensen met aangevers aan het praten waren en drie mensen in de bosjes zaten. Ik zag dat zij iets aan het afpakken waren. Iemand haalde mij op. Ik heb toen iemand twee keer getrapt: een keer op de rug en een keer op het been. Ik heb de aangever met het bredere postuur geraakt. Wij waren met z’n vijven. Ik weet dat iedereen geweld heeft gebruikt, omdat ik dingen heb gezien. Ik heb één trap tegen het hoofd gezien. Ik zag spullen op de grond liggen. Het telefoonnummer [Telefoonnummer] is mijn nummer. U, voorzitter, houdt mij het bericht van 18 november 2024 voor dat ik naar medeverdachte [Medeverdachte] heb gestuurd en vraagt mij wat ik bedoel met ‘paffen’. Dat betekent volgens mij ‘bestelen’. Ik denk het wel dat ik dat heb bedoeld.
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 29 juli 2024 heeft aangever [Slachtoffer 1] gereageerd op een Marktplaatsadvertentie waarbij een iPhone 15 PRO Max te koop werd aangeboden door de verkoper [Accountnaam] . Zij spraken een bedrag van € 900,- af. Diezelfde dag in de avond reed aangever [Slachtoffer 1] samen met zijn vriend [Slachtoffer 2] naar de afgesproken plek in Venray. Omstreeks 22:00 uur liepen zij naar twee personen van wie de donkere jongen zei dat hij [Accountnaam] was. Nadat de andere jongen het bos inliep en aangever [Slachtoffer 1] een gesprek had met [Accountnaam] , kwam de jongen met drie jongens terug. Aangevers werden vervolgens omsingeld door deze vijf jongens. Terwijl [Accountnaam] deed alsof hij zijn adres wilde geven aan aangever [Slachtoffer 1] omdat de telefoon die hij wilde verkopen thuis zou liggen, sloeg [Accountnaam] op het hoofd van [Slachtoffer 1] waarbij hij op de grond is gevallen. Vervolgens hebben alle vijf de personen één of beide aangevers geschopt en geslagen. Ook aangever [Slachtoffer 2] is daarbij op de grond gevallen. Hierna zijn sleutels, een geldbedrag en diverse pasjes van aangever [Slachtoffer 1] weggenomen.
Account [Accountnaam]
De verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat de naam [Accountnaam] hem niet bekend voorkomt en hem niets zegt. De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig, nu uit de telefoon van de medeverdachte [Medeverdachte] is gebleken dat de verdachte in twee chatgroepen van Snapchat zat waarin ook [Accountnaam] zat en de verdachte op 18 november 2024 een bericht heeft verstuurd naar de medeverdachte [Medeverdachte] waarin hij hem instrueert om het account van [Accountnaam] te gebruiken om iemand te bestelen. Voorts heeft de verdachte op 22 november 2024 bij de rechter-commissaris en op 27 november 2024 bij de politie verklaard dat hij wist dat het account [Accountnaam] gebruikt werd voor dingen die niet goed waren. Dat de verdachte dat toentertijd heeft verklaard onder druk en bij de politie vervolgens zich aan zijn verhaal wilde houden acht de rechtbank evenmin geloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte wist van het account [Accountnaam] en ook wist dat het gebruikt werd voor het plegen van strafbare feiten.
Rol van de verdachte op 29 juli 2024
De verdachte heeft voorts onder meer verklaard dat hij op 29 juli 2024 in de middag is gebeld om die avond af te spreken. Hij had bij de [Plaats delict] afgesproken en is daar omstreeks 21:30-22:00 uur heengegaan. Zij zaten in het bos waarna twee jongens van de groep, die hij kent, naar twee andere jongens toeliepen. De verdachte zat met twee anderen in het bos die vervolgens ook uit het bos zijn gegaan en deelgenomen hebben aan het geweld. De verdachte heeft gezien dat er een vuistslag werd gegeven, het escaleerde, iemand op de grond viel en er werd getrapt. De verdachte heeft zelf ook getrapt.
De rechtbank overweegt als volgt. Allereerst was de verdachte bekend met het account [Accountnaam] en wist hij ook dat het gebruikt werd voor het plegen van strafbare feiten. Daarnaast heeft de verdachte vlak voor het incident tweemaal naar het telefoonnummer van de medeverdachte [Medeverdachte] gebeld. Vervolgens is de verdachte met twee andere jongens in de bosjes gaan zitten. Gelet op deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte heeft geweten wat er die avond zou gaan plaatsvinden. De rechtbank gelooft dan ook niet dat bij die rotonde niks is besproken over de diefstal en het geweld, zoals de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Evenmin gelooft de rechtbank dat de verdachte pas op het laatste moment uit de bosjes is gegaan en daar een groot deel van de tijd vanaf een afstand heeft staan kijken. Deze verklaring past namelijk niet bij de verklaringen van aangevers en getuige [Naam getuige] . De aangevers zijn omsingeld door de vijf daders en al deze daders hebben geweld gebruikt, zo blijkt uit de verklaringen van de aangevers en (deels ook) uit de verklaring van de verdachte.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair in het bijzonder
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en -overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen sleutels, een geldbedrag van € 550,- en diverse pasjes van [Slachtoffer 1] heeft gestolen voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld door [Slachtoffer 1] meerdere malen te slaan en met geschoeide voet te trappen/schoppen tegen het hoofd en het lichaam. De rechtbank acht feit 1 primair bewezen.
Vrijspraak feit 2 primair
Onder feit 2 primair is aan de verdachte een diefstal met geweld tegen [Slachtoffer 2] tenlastegelegd. Nu het wegnemen van de pet de kern van dit primaire verwijt betreft omdat het geweld ook in het subsidiaire verwijt staat, is het voor een deugdelijke bewijsbeslissing noodzakelijk dat deze diefstal door meer dan één getuigenverklaring bewezen wordt. Nu enkel aangever [Slachtoffer 2] over het wegnemen van de pet heeft verklaard en die verklaring niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, dient de verdachte te worden vrijgesproken van feit 2 primair.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 subsidiair in het bijzonder
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Uit bovenstaande bewijsmiddelen is voldoende gebleken dat de verdachte samen met de overige personen geweld heeft uitgeoefend tegen [Slachtoffer 2] en aldus een materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict heeft gehad. De rechtbank acht feit 2 subsidiair, de openlijke geweldpleging, bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. primair
op 29 juli 2024 in de gemeente Venray, op/aan de openbare weg, te weten [Plaats delict]
tezamen en in vereniging met anderen, sleutels, een geldbedrag van €550 en diverse pasjes, die aan [Slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [Slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [Slachtoffer 1] meerdere malen te slaan en met geschoeide voet te trappen/schoppen tegen het hoofd en het lichaam;
2 subsidiair
op 29 juli 2024 in de gemeente Venray op of aan de openbare weg, te weten [Plaats delict] in elk geval openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[Slachtoffer 2] , welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit het meermalen slaan en met geschoeide voet trappen/schoppen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [Slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 subsidiair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

[Naam psycholoog] , GZ- en Kinder- en Jeugd psycholoog, heeft over de geestvermogens van de verdachte op 10 maart 2025 een rapport uitgebracht.
In de rapportage komt – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren.
Er is bij de verdachte sprake van psychische stoornissen in de vorm van een autismespectrumstoornis, ADD en van een norm-overschrijdend-gedragsstoornis. Deze stoornissen bestonden ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De verdachte kan in staat worden geacht het ongeoorloofde van zijn handelen in te zien, maar hij is in een verminderde mate in staat geweest om andere gedragskeuzen te maken en conform te handelen. Geadviseerd wordt om de verdachte het tenlastegelegde tenminste in een licht verminderde mate toe te rekenen. Vanuit de stoornissen van de verdachte kan gezegd worden dat hij vanuit het autisme situaties onvoldoende kan overzien en kan aanvoelen. Hij heeft een beperkt inlevingsvermogen en overziet op zo’n moment niet wat een ander wordt aangedaan. Vanuit de norm-overschrijdend gedragsstoornis en de ADD is hij impulsief, op zoek naar prikkels en spanning en wordt hij onvoldoende geremd door de gewetensfuncties, waardoor hij makkelijk overgaat tot ongeoorloofd gedrag.
De deskundige heeft inzichtelijk gemotiveerd op basis van welke bevindingen zij adviseert de verdachte de feiten in (ten minste) licht verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich vinden in dit advies en de onderbouwing ervan. Zij zal de feiten dus in licht verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Daar er geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, is de verdachte strafbaar. De rechtbank heeft de mate van toerekening bij haar oordeelsvorming over de op te leggen straf betrokken.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte jeugddetentie van 90 dagen waarvan 87 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest van 3 dagen en met een proeftijd van twee jaren op te leggen. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) te worden verbonden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie op te leggen. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte, het rapport van de Raad, het rapport van de psycholoog en de verklaringen van de slachtoffers ter terechtzitting. De officier van justitie neemt het advies van de psycholoog om de verdachte de feiten in tenminste een licht verminderde mate toe te rekenen over. Tot slot heeft zij de opheffing van het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, mede gelet op de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid en de jonge leeftijd van de verdachte, de door de officier van justitie geformuleerde strafeis een passende straf is. Hoe de verdachte het thuis gaat managen en begeleiding zijn van belang. Zij heeft verzocht om de eventuele klinische behandeling niet als bijzondere voorwaarde op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 29 juli 2024 heeft het slachtoffer [Slachtoffer 1] gereageerd op een advertentie op Marktplaats van [Accountnaam] waarin een iPhone te koop werd aangeboden. [Slachtoffer 1] heeft toen met [Accountnaam] een afspraak gemaakt voor de koop van die telefoon. Het was echter nooit de bedoeling van [Accountnaam] om daadwerkelijk een telefoon te verkopen, maar om geld te stelen van het slachtoffer. De verdachte was daarvan op de hoogte. Hij wist dat het account werd gebruikt om daarmee strafbare feiten te plegen. Op 29 juli 2024 hebben [Accountnaam] en het slachtoffer [Slachtoffer 1] afgesproken en elkaar ontmoet op een parkeerplaats in Venray. [Accountnaam] heeft toen samen met zijn mededaders, waaronder de verdachte, de slachtoffers [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] geslagen en geschopt en daarbij spullen, waaronder geld, van [Slachtoffer 1] gestolen. De verdachte heeft niet gedacht aan wat voor gevolgen zijn handelen voor de slachtoffers zou kunnen hebben. In het algemeen geldt dat slachtoffers van geweldsdelicten zoals hier aan de orde nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen. Dit soort delicten draagt bovendien bij aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid en versterken ook die gevoelens van angst en onveiligheid. Uit hetgeen de slachtoffers ter terechtzitting naar voren hebben gebracht blijkt wat voor gevolgen het handelen van de verdachte voor hen tot op de dag van vandaag heeft.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het strafblad van 30 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt rekening met de Pro Justitia rapportage zoals hiervoor onder 5 genoemd, waaruit blijkt dat bij de verdachte onder meer sprake is van psychische stoornissen in de vorm van een autismespectrumstoornis, ADD en van een norm-overschrijdend-gedragsstoornis en de door hem gepleegde feiten onder invloed van deze problematiek zijn gepleegd. De rechtbank heeft zich aangesloten bij de conclusie van de deskundige dat de feiten in tenminste licht verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Voorts is in het rapport van de deskundige – zakelijk weergegeven – het navolgende vermeld. Bij ongewijzigde omstandigheden en zonder adequate forensische hulpverlening wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. De verdachte is vanuit zijn stoornissen enerzijds kwetsbaar en overziet situaties onvoldoende en anderzijds is hij zelfbepalend en niet tot nauwelijks te corrigeren. Het zich onttrekken aan de thuissituatie, de conflicten met ouders en zijn omgang met delinquente jongeren zijn risicovol en dan vallen de beschermende factoren in het niet. Om de kans op recidive te verminderen is het van belang dat er lik-op-stukbeleid wordt gevoerd en dat er consequenties worden verbonden aan zijn ongeoorloofde gedrag. Opgelegde vrijheidsbeperkingen en stringent toezicht laten verbetering in zijn gedrag zien. De vrijheidsbeperkingen moeten met kleine stappen verminderd worden, waarbij tegelijkertijd forensische hulpverlening zal moeten worden ingezet. Geadviseerd wordt om de verdachte een behandeling op te leggen bij een forensische polikliniek, waarbij aandacht moet zijn voor het accepteren en leren omgaan met zijn autisme. Daarnaast is het van belang dat hij leert omgaan met en behandeld wordt voor de ADD, zo nodig ook medicamenteus. Tenslotte is het van belang dat behandeling wordt ingezet op de norm-overschrijdend gedragsstoornis, zodat deze zich niet doorontwikkeld tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het is van belang dat de ouders bij de behandeling worden betrokken en er ook aandacht is voor systeembijeenkomsten. Genoemde behandeling kan worden gerealiseerd bij de forensische [Naam Kliniek] , waar de verdachte reeds is aangemeld voor een agressieregulatietraining. Tevens is het van belang dat de begeleiding van de coach van [Naam coach] zal worden voortgezet. Mocht de geadviseerde behandeling onvoldoende effect sorteren, of indien de verdachte recidiveert, is een klinische opname bij [Naam Kliniek] in Eindhoven aangewezen. Genoemde behandeling wordt geadviseerd in het kader van bijzondere voorwaarden met daaraan gekoppeld een jeugdreclasseringstoezicht. Tenslotte heeft de psycholoog de rechtbank de oplegging van een taakstraf als pedagogische reactie op ongewenst gedrag geadviseerd.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van de Raad van 16 oktober 2025. Hierin is – zakelijk weergegeven – het navolgende vermeld. De verdachte is een jongen van 17 jaar, die vanaf het moment dat hij in de puberteit is gekomen in toenemende mate gedragsproblemen heeft laten zien en bij wie de problemen zich in de loop der tijd hebben opgestapeld. De verdachte heeft de meeste tijd goed meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden die al bijna een jaar van kracht zijn. De verdachte herkent en accepteert de diagnoses niet waardoor hij weinig gemotiveerd is om te werken aan de onderliggende problematiek. Er is al jarenlang hulpverlening betrokken, maar het heeft tot op heden onvoldoende resultaat gehad. Er zijn nog steeds grote zorgen over de ontwikkeling van de verdachte. De verdachte heeft baat bij een duidelijke aanpak en structuur, maar accepteert daarbij het gezag dat ouders proberen uit te oefenen niet of nauwelijks. Het plan is nu om in te zetten op begeleid zelfstandig wonen, zodat er rust gecreëerd kan worden voor iedereen. Er gaan ook dingen relatief goed. De verdachte heeft vorig schooljaar zijn vmbo-diploma behaald en is nu gestart met een mbo-opleiding, waar hij tot nu toe goed naartoe gaat en waar hij gemotiveerd voor is. Het is belangrijk dat dit gevolgd wordt en behouden blijft. De score van het algemeen recidiverisico en van het dynamisch risicoprofiel komen beide uit op hoog. Dat betekent dat er een grote kans bestaat op herhaling van strafbaar gedrag en dat er gezocht moet worden naar manieren om die score terug te dringen. Er is al forensische hulp ingezet die momenteel geboden wordt door [Naam Kliniek] . De verdachte vindt hulp niet echt nodig, maar werkt eraan mee, omdat het hem verplicht wordt binnen het schorsingskader. Het is dan ook van belang dat dit verplichte kader wordt voortgezet. Dit kan vorm krijgen bij een voorwaardelijke straf, waarbij de Raad denkt aan een voorwaardelijke jeugddetentie, zodat de stok achter de deur stevig genoeg is. Daarnaast is een onvoorwaardelijke werkstraf passend, zodat de verdachte de gevolgen van zijn gedrag ook op die manier ervaart. De Raad adviseert om de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte mee blijft werken aan de agressieregulatietherapie bij [Naam Kliniek] , meewerkt aan andere hulpverlening die nodig wordt geacht door de jeugdreclassering, ook als dat (klinische) behandeling bij [Naam Kliniek] (GGz-E) inhoudt en/of begeleid zelfstandig wonen daar waar passende begeleiding is, die aansluit bij de bevindingen uit de Pro Justitia rapportage, mee blijft werken aan de begeleiding van [Naam coach] , zorg blijft dragen voor daginvulling / naar school gaat conform het lesrooster, zorg draagt voor een adequate vrijetijdsinvulling in de vorm van een bijbaantje en/of sport en zich zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken.
Ter terechtzitting heeft de deskundige van de jeugdreclassering naar voren gebracht dat in de laatste evaluatie bij [Naam Kliniek] door de verdachte en zijn ouders is uitgesproken dat het thuis wonen geen optie meer is. De behandeling bij [Naam Kliniek] loopt momenteel, maar de behandelaar ziet dat de motivatie bij de verdachte ontbreekt. De gedragsverandering is nog niet verankerd. De laatste maand lijkt het thuis rustiger, maar dat kan een schijnbeweging zijn. De bijzondere voorwaarden van eventuele klinische behandeling en begeleid wonen zijn dus nog steeds noodzakelijk. De verdachte komt over als berekenend, bedachtzaam en intelligent. Hij kan gedrag bewust inzetten om een beoogd effect te realiseren.
De rechtbank overweegt dat bij het bepalen van de strafmaat verschillende belangen een rol spelen. Aan de ene kant moet recht worden gedaan aan de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, aan de andere kant moet rekening gehouden worden met de persoon van de verdachte, zijn jeugdige leeftijd en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de verdachte in de toekomst opnieuw de fout in zal gaan.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 116 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren opleggen. Dit is een zwaardere straf dan geëist, omdat de Raad benadrukt dat een stevige stok achter de deur nodig is en omdat de rechtbank uit de instructie van de verdachte aan de medeverdachte [Medeverdachte] en uit de informatie over zijn manier van denken en doen concludeert dat hij een belangrijke rol heeft gehad in het geheel.
Hieraan zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals de Raad in haar advies van 16 oktober 2025 heeft geformuleerd en hierna in de beslissing zijn omschreven. Het lijkt op dit moment beter te gaan met de ingezette hulp en de rechtbank wenst dat de verdachte in het vervolg erin slaagt de juiste keuzes te maken. De rechtbank is het eens met de adviserende deskundigen dat de mogelijkheden van klinische behandeling en begeleid wonen nu al moeten worden gecreëerd, zodat die kunnen worden benut als de huidige situatie onverhoopt verslechtert.
Voorts zal de rechtbank vanwege de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten en het feit dat de verdachte zijn rol lijkt te bagatelliseren een werkstraf opleggen voor de duur van 100 uren.
De rechtbank zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De vordering benadeelde partij [Slachtoffer 1]
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] heeft met betrekking tot feit 1 een schadevergoeding gevorderd van € 6.197,42 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade. De vordering met betrekking tot de materiële schade is opgebouwd uit de navolgende posten:
geldsom: € 900,-;
verlies aan verdienvermogen: € 263,68 en € 480,-;
huishoudelijke hulpbehoefte: € 299,-;
verlies aan zelfredzaamheid: € 350,-
gemiste vakantiedagen door vervroegde terugkeer (van ouders): € 95,33;
telefoon stuk gegooid door verdachte(n): € 224,-;
kledingschade (T-shirt kapot): € 100,-;
nieuwe sloten huisdeuren: € 80,-;
nieuwe autosloten: € 1.304,17;
autoruiten laten blinderen: € 460,-;
eigen risico Zorgverzekeringswet 2024: € 385,-;
eigen risico Zorgverzekeringswet 2025: € 385,-;
kosten medische behandelingen: € 94,-;
reis- en parkeerkosten: € 461,30;
abonnementskosten Sportcity fitness: € 262,06;
kosten opvragen medische informatie: € 53,88.
Tevens heeft [Slachtoffer 1] verzocht het schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] heeft met betrekking tot feit 2 een schadevergoeding gevorderd van € 1.378,90 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade. De vordering met betrekking tot de materiële schade is opgebouwd uit de navolgende posten:
verlies aan verdienvermogen augustus 2024: € 1.000,-;
huishoudelijke hulpbehoefte: € 299,-;
kledingschade (Levi’s pet verloren): € 34,90;
abonnementskosten fitness: € 45,-.
Tevens heeft [Slachtoffer 2] verzocht het schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering benadeelde partij [Slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke en hoofdelijke toewijzing van de vordering met betrekking tot de materiële schade tot een bedrag van € 5.063,42. Met betrekking tot de post van het weggenomen geld kan een bedrag van € 550,- worden toegewezen. De benadeelde partij dient met betrekking tot de posten ten aanzien van de kapotte telefoon en T-shirt niet-ontvankelijk worden verklaard, nu een onderbouwing in het dossier of de voeging ontbreekt. Ook dient de benadeelde partij met betrekking tot de post ten aanzien van het blinderen van de autoruiten niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu geen sprake is van rechtstreekse schade. De overige posten kunnen worden toegewezen.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht de vordering, gelet op soortgelijke zaken, hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Tot slot heeft de officier van justitie verzocht het schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke en hoofdelijke toewijzing van de vordering met betrekking tot de materiële schade tot een bedrag van € 1.344,-. De benadeelde partij dient met betrekking tot de post ten aanzien van de pet niet-ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de gevorderde vrijspraak van de diefstal van de pet. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht, gelet op soortgelijke zaken, de vordering hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 3.000,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Tot slot heeft de officier van justitie verzocht het schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering benadeelde partij [Slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat niet kan worden toegekomen aan de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij ten aanzien van een aantal posten wegens onvoldoende onderbouwing of een onevenredige belasting van het strafgeding niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het bedrag van die posten te matigen tot een bedrag dat daadwerkelijk is onderbouwd. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met reeds ontvangen vergoedingen en de leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft met betrekking tot de navolgende posten het volgende aangevoerd:
geldsom: uit het dossier blijkt dat € 550,- is weggenomen en er is geen bewijs dat € 900,- is weggenomen;
huishoudelijke hulpbehoefte en verlies van zelfredzaamheid: deze posten zijn niet onderbouwd met verklaringen van de ouders;
gemiste vakantiedagen door vervroegde terugkeer (van ouders): deze post is niet onderbouwd met een annuleringsbewijs;
telefoon stuk gegooid door verdachte(n), kledingschade (T-shirt kapot) en abonnementskosten Sportcity fitness: deze posten zijn slechts deels onderbouwd en het causaal verband is niet altijd evident;
nieuwe autosloten: door of namens de benadeelde partij is aangegeven dat deze schade is vergoed zodat het niet voor vergoeding in aanmerking kan komen;
autoruiten laten blinderen: deze post is niet het gevolg van het tenlastegelegde;
eigen risico Zorgverzekeringswet 2024 en 2025: het is niet volledig onderbouwd dat de kosten zijn gemaakt als gevolg van het tenlastegelegde;
reis- en parkeerkosten: deze kosten zijn niet gespecificeerd.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het gevorderde bedrag niet vergelijkbaar is met soortgelijke zaken. Aan de hand van de ANWB Smartengeldgids kan tot een bedrag van € 2.000,- worden gekomen. Voorts zijn er weliswaar medische stukken en is er sprake van letsel, maar dat het letsel blijvend van aard is, is niet evident vastgesteld. Verder is door het Schadefonds Geweldsmisdrijven een bedrag van € 1.000,- toegekend en dat dient in mindering te worden gebracht.
De vordering benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van een aantal posten wegens onvoldoende onderbouwing niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het bedrag van die posten te matigen tot een bedrag dat daadwerkelijk is onderbouwd. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met reeds ontvangen vergoedingen en de leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft met betrekking tot de navolgende posten het volgende aangevoerd:
verlies aan verdienvermogen augustus 2024: de salarisstroken tonen een lager uurloon en minder gewerkte uren dan opgevoerd aan. Voorts ontbreekt sluitend bewijs dat de benadeelde partij 174 uren minder heeft gewerkt als gevolg van het tenlastegelegde;
huishoudelijke hulpbehoefte: deze post is onvoldoende onderbouwd;
kledingschade (Levi’s pet verloren): weliswaar is een bon toegevoegd, maar uit het dossier blijkt niet dat de pet is weggenomen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de medische onderbouwing niet blijkt dat sprake is van blijvend letsel. De psychische klachten lijken af te nemen. Van sommige klachten ontbreekt de onderbouwing dat de klachten uitsluitend het gevolg zijn van het tenlastegelegde.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering benadeelde partij [Slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit schade heeft geleden.
Met betrekking tot de posten ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen, huishoudelijke hulpbehoefte, verlies aan zelfredzaamheid, gemiste vakantiedagen door vervroegde terugkeer (door ouders), eigen risico Zorgverzekeringswet 2024 en 2025, kosten medische behandelingen, reis- en parkeerkosten, abonnementskosten Sportcity fitness en kosten opvragen medische informatie oordeelt de rechtbank dat deze schade rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit en voldoende is onderbouwd. Nu de vordering de rechtbank op die onderdelen ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, komt de vordering voor wat betreft die posten voor toewijzing in aanmerking.
Met betrekking tot de post van de geldsom à € 900,- overweegt de rechtbank dat bewezen is verklaard dat de verdachte met zijn mededaders € 550,- van [Slachtoffer 1] heeft weggenomen. Dit bedrag is in zijn aangifte door hemzelf gespecificeerd met biljetten. Ten aanzien van het overige bedrag à € 350,- blijkt niet uit het dossier dat dit geldbedrag is weggenomen. Wat [Slachtoffer 1] daarover ter terechtzitting heeft verklaard, is op zichzelf beschouwd zo onwaarschijnlijk dat de rechtbank dit alleen aannemelijk genoeg kan vinden als dat op de een of andere manier is onderbouwd. Dat is echter niet gebeurd. De benadeelde partij zal ten aanzien van dat gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot de posten ‘telefoon stuk gegooid door verdachte(n)’ en ‘kledingschade (T-shirt kapot)’ overweegt de rechtbank dat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij zal ten aanzien van dat gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de posten ‘nieuwe sloten huisdeuren en autosloten’ overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier niet om verplaatste schade als bedoeld in artikel 6:107, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Van ‘verplaatste schade’ is namelijk alleen sprake, als derden kosten hebben gemaakt ten behoeve van het slachtoffer die het slachtoffer zelf had kunnen vorderen, als het slachtoffer deze kosten zelf had gemaakt. De ouders hebben gewoon schade geleden in hun vermogen, door een onrechtmatige daad van de verdachte. Zij hebben geen nieuwe sloten gekocht voor hun zoon. Niet is gesteld op welke wijze [Slachtoffer 1] gerechtigd is vergoeding van deze schade te vorderen. Bij gebrek aan een grondslag voor het vorderen van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank overweegt wat betreft de post ‘autoruiten laten blinderen’ dat onvoldoende is onderbouwd dat de schade rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij wordt ten aanzien van die post niet-ontvankelijk verklaard.
Artikel 6:106, sub b BW bepaalt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt dat hiervan sprake is. De benadeelde partij kan daarom aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij heeft door het handelen van de verdachte meerdere verwondingen opgelopen. De benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht wat de gevolgen voor hem zijn geweest. Hij heeft pijn en hinder ondervonden en kampt daarnaast tot op heden met de psychische gevolgen van het feit. Ook is bij de benadeelde partij PTSS vastgesteld. De rechtbank acht een bedrag van € 5.000,00 voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft hierbij mede acht geslagen op wat in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en de Rotterdamse schaal waar door de advocaat van de benadeelde partij naar is verwezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
De rechtbank zal het schadebedrag vaststellen op een totaalbedrag van € 8.679,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 29 juli 2024. De rechtbank zal over dit bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Nu ten aanzien van het tenlastegelegde zowel de verdachte als de mededaders verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de schade, zal deze op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de posten die onvoldoende zijn onderbouwd niet-ontvankelijk verklaren, nu het nader laten onderbouwen van deze posten een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil.
De vordering benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit schade heeft geleden.
Ten aanzien van de posten het verlies aan verdienvermogen augustus 2024, huishoudelijke hulpbehoefte en abonnementskosten fitness oordeelt de rechtbank dat deze schade rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit en voldoende is onderbouwd. Nu de vordering de rechtbank op die onderdelen ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, komt de vordering voor wat betreft die posten voor toewijzing in aanmerking.
Nu de verdachte ten aanzien van de diefstal van de pet wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de post ‘kledingschade (Levi’s pet verloren)’ niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Artikel 6:106, sub b BW bepaalt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt dat hiervan sprake is. De benadeelde partij kan daarom aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij heeft door het handelen van de verdachte letsel opgelopen. De benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht wat de gevolgen voor hem zijn geweest. Hij heeft pijn en hinder ondervonden en kampt daarnaast tot op heden met de psychische gevolgen van het feit. Hij heeft onder meer EMDR-therapie gevolgd. De rechtbank acht een bedrag van € 3.000,00 voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft hierbij mede acht geslagen op wat in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en de Rotterdamse schaal waar door de advocaat van de benadeelde partij naar is verwezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard, nu een nadere onderbouwing van deze post een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
De rechtbank zal het schadebedrag vaststellen op een totaalbedrag van € 4.344,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 29 juli 2024. De rechtbank zal over dit bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Nu ten aanzien van het tenlastegelegde zowel de verdachte als de mededaders verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de schade, zal deze op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk worden toegewezen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegd feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde zal zich gedurende een door Bureau Jeugdzorg Limburg, regio Noord te bepalen periode en op door deze instelling te bepalen tijdstippen melden, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zal zijn medewerking verlenen aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
de veroordeelde blijft meewerken aan de agressieregulatietherapie bij [Naam Kliniek] , zoals reeds is ingezet;
de veroordeelde werkt mee aan andere hulpverlening die nodig wordt geacht door de jeugdreclassering, ook als dat (klinische) behandeling bij [Naam Kliniek] (GGz-E) inhoudt en/of begeleid zelfstandig wonen, daar waar passende begeleiding is die aansluit bij de bevindingen uit de Pro Justitia rapportage;
e veroordeelde blijft meewerken aan de begeleiding van [Naam coach] , zoals reeds is ingezet;
de veroordeelde blijft zorgdragen voor een daginvulling / gaat naar school conform het lesrooster;
de veroordeelde draagt zorg voor een adequate vrijetijdsinvulling in de vorm van een bijbaantje en/of sport;
  • geeft aan Bureau Jeugdzorg Limburg, regio Noord, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 50 dagen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[Slachtoffer 1](feit 1 primair)
gedeeltelijk toeen veroordeelt de veroordeelde
hoofdelijkom tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 8.679,25, bestaande uit
€ 3.679,25 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 29 juli 2024 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader is betaald, de veroordeelde niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de veroordeelde de hoofdelijke verplichting op tot betaling
  • bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader is betaald, de veroordeelde niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • bepaalt dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt te zijn,
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
[Slachtoffer 2](feit 2 subsidiair)
gedeeltelijk toeen veroordeelt de veroordeelde
hoofdelijkom tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 4.344,00, bestaande uit
€ 1.344,00 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 29 juli 2024 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader is betaald, de veroordeelde niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de veroordeelde de hoofdelijke verplichting op tot betaling
  • bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader is betaald, de veroordeelde niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • bepaalt dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt te zijn,
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters en van wie mrs. L. Bastiaans en N.J.P. van de Pasch kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 november 2025.
Buiten staat
Mr. M.G.J.M. van der Staak is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 juli 2024 in de gemeente Venray, op/aan de openbare weg, te weten [Plaats delict] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sleutels, een geldbedrag (van ongeveer €550) en/of diverse pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [Slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [Slachtoffer 1] meerdere malen te slaan en/of met geschoeide voet te trappen/schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2024 in de gemeente Venray op/aan de openbare weg, te weten [Plaats delict] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels, een geldbedrag (van ongeveer €550) en/of diverse pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [Slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door die [Slachtoffer 1] meerdere malen te slaan en/of met geschoeide voet te trappen/schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam;
2
hij op of omstreeks 29 juli 2024 in de gemeente Venray op/aan de openbare weg, te weten [Plaats delict] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pet, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [Slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [Slachtoffer 2] meerdere malen te slaan en/of met geschoeide voet te trappen/schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2024 in de gemeente Venray op of aan de openbare weg, te weten [Plaats delict] in elk geval openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- een of meer personen, te weten [Slachtoffer 2] , welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit het meermalen slaan en/of met geschoeide voet trappen/schoppen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [Slachtoffer 2]

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R024072-137, gesloten d.d. 5 februari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 456.
2.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] d.d. 30 juli 2024, pagina 20-22.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [Slachtoffer 1] d.d. 14 augustus 2024, pagina 42-44.
4.Fotoblad omtrent letsel [Slachtoffer 1] , pagina 36-38.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten medische informatie omtrent [Slachtoffer 1] d.d. 23 augustus 2024 en 13 september 2024, pagina 51.
6.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 2] d.d. 29 juli 2024, pagina 52-54.
7.Fotoblad omtrent letsel [Slachtoffer 2] , pagina 58.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [Naam getuige] d.d. 31 juli 2024, pagina 91-92.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2024, pagina 168.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2024, pagina 196-201.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2024, pagina 188-191.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte] d.d. 19 november 2024, pagina 304 en 308.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte] d.d. 20 november 2024, pagina 313, 314, 317 en 318.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte] d.d. 2 december 2024, pagina 327 en 328.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring d.d. 22 november 2024.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 november 2024, pagina 415-418 en 420.