In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 november 2025 een beschikking gegeven in een civiele procedure met betrekking tot een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], die betrokken is in een geschil met [verweerster] over de nalatenschap van hun overleden vader, [erflater]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al een bodemprocedure aanhangig was, waarin [verweerster] [verzoeker] aansprakelijk houdt voor koersverlies van een aandelenportefeuille die tot de nalatenschap behoort. [verzoeker] heeft verzocht om een voorlopig getuigenverhoor om aanvullend bewijs te vergaren, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit verzoek in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank heeft overwogen dat het verzoek niet tijdig was ingediend en dat het risico op doorkruising van de bodemprocedure te groot is. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.