ECLI:NL:RBLIM:2025:10882

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
03.231920.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt en handel in hennepstekken

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt en de handel in hennepstekken. De verdachte, geboren in 1975 en woonachtig in [adres 1], werd bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 22 oktober 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 31 maart 2022 samen met anderen in een loods in Heerlen 2205 hennepstekken heeft geteeld en in de periode van 3 september 2021 tot en met 31 maart 2022 beroepsmatig hennep heeft geteeld, bewerkt, verkocht en vervoerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit dat hij ook in België zou hebben gehandeld, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een taakstraf op van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van € 5.000,00. De rechtbank hield rekening met de bekennende verklaring van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.231920.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1975,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat kantoorhoudende te Cadier en Keer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 oktober 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de volgende medeverdachten:
- [medeverdachte 1] , met parketnummer 03.338273.21 (hierna: [medeverdachte 1] );
- [medeverdachte 2] , met parketnummer 03.232275.23;
- [medeverdachte 3] met parketnummer 03.232036.23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 31 maart 2022 samen met een (of meer) ander(en) beroepsmatig 2205 hennepstekken heeft geteeld;
Feit 2:in de periode van 3 september tot en met 31 maart 2022 samen met een (of meer) ander(en) beroepsmatig hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, geleverd, verstrekt, vervoerd, althans aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van beide feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 31 maart 2022 samen met anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf hennep heeft geteeld in een loods in Heerlen. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
- het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij van 15 april 2022; [2]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
Feit 2:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in de periode van 3 september 2021 tot en met 31 maart 2022 samen met anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf hennep heeft geteeld bewerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd in het arrondissement Limburg. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het ten laste gelegde ‘en/of in België’ nu zich daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
- het proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2022; [3]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 31 maart 2022 te Heerlen, in een loods op het adres [adres 2] , tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van 2205 hennepstekken, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2:
in de periode van 3 september 2021 tot met 31 maart 2022 in het arrondissement Limburg tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bewerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van € 5.000,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op het tijdsverloop, het geringe aantal stekken waar het in deze zaak om gaat en het feit dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven ter terechtzitting. Tevens heeft de raadsman erop gewezen dat een taakstraf consequenties voor de verdachte zal hebben omdat hij ZZP-er is en 6 dagen per week werkt. De raadsman merkt verder op dat de verdachte in staat is een geldboete tussen de € 5.000,- en € 7.000,- te betalen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij de beroepsmatige handel in hennepstekken, welke onder andere werden geteeld in de loods aan de [adres 2] in Heerlen. De verdachte heeft de loods, die door hem werd gehuurd, ter beschikking gesteld voor de teelt en heeft de stekken in de loods onderhouden. Tevens heeft de verdachte bekend gedurende 7 maanden contact met medeverdachte [medeverdachte 1] te hebben gehad over de aflevering en de verkoop van hennepstekken. Gelet op berichten zoals
- “Maandag lukt zwz (de rechtbank begrijpt: sowieso) 1200”,
- “Maandag 1700 dan” en
- “Ik heb vandaag 2100 stuks weggedaan. Morgen gaan er ook 2500 stuks weg”,
is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich tijdens deze periode bezig heeft gehouden met het beroepsmatig verhandelen van grote hoeveelheden hennepstekken. De verdachte heeft hier ongetwijfeld veel geld mee verdiend.
De verdachte heeft met zijn bijdrage aan de hennep(stekken)handel ook een bijdrage geleverd aan de verspreiding van verdovende middelen in de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep, althans de werkzame stof THC, een zeer schadelijke werking heeft voor de gezondheid van gebruikers. Daarnaast gaat de handel in hennep vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Van deze gevolgen heeft de verdachte zich kennelijk niets aangetrokken, wat de rechtbank hem zwaar aanrekent.
Voor dergelijk ernstige strafbare feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Omdat het plegen van deze feiten doorgaans wordt gedreven door financieel gewin, acht de rechtbank het in dit geval tevens passend om naast een gevangenisstraf een forse geldboete op te leggen. De rechtbank acht conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van € 5.000,00 in beginsel dan ook passend.
Tegelijkertijd heeft de verdachte ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd en daarmee volledige verantwoordelijkheid genomen voor het laakbare van zijn handelen. De rechtbank houdt verder rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Gelet op voorgaande en gelet op het feit dat de verdachte thans zijn leven op orde lijkt te hebben, ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie, in die zin dat de rechtbank 6 maanden van de geëiste gevangenisstraf in voorwaardelijke zin zal opleggen, en voor het overige deel een taakstraf daarvoor in de plaats zal stellen. Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van € 5.000,00.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Geldboete
  • veroordeelt de verdachte voor tot een
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en
mr. dr. W. Kieboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.R.G. Rebergen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij op 31 maart 2022 te Heerlen, in een loods op het adres [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 2205 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2:
hij in de periode van 3 september 2021 tot met 31 maart 2022 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en/of (elders) in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
-in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of
-in voornoemde periode opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten, één (grote) hoeveelheid of meer (grote) hoeveelheden hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, onderzoeksnummer LB3R021127/Dodoma gesloten op 13 november 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 881.
2.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij van 15 april 2022, pg. 807-809.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2022, pg. 573-586.