Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 16 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, een monteur/technisch medewerker, heeft zich per 1 februari 2023 ziekgemeld en vordert betaling van achterstallig loon van de gedaagde, een klein bedrijf. De eiser heeft in totaal € 4.058,02 aan loon over de maanden juli en augustus 2025 gevorderd, evenals een bedrag van € 2.029,01 bruto per maand vanaf september 2025. De gedaagde heeft het loon over deze maanden niet tijdig betaald, wat heeft geleid tot deze rechtszaak. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op grond van een loondoorbetalingsverplichting tot 27 januari 2026 verplicht is om 70% van het loon aan de eiser door te betalen. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van de eiser toewijsbaar is, ondanks de betalingsonmacht van de gedaagde. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, de wettelijke rente, en een bedrag aan buitengerechtelijke kosten. Tevens zijn de proceskosten aan de eiser toegewezen. De rechter heeft de wettelijke verhoging van 50% over het verschuldigde loon beperkt tot nihil, gezien de financiële situatie van de gedaagde.