In deze zaak vordert de verhuurder in kort geding de ontruiming van een bedrijfsruimte vanwege niet-nakoming van huurbetalingsverplichtingen door de huurder. De huurder erkent een huurachterstand en voert verweer dat zich richt op de afwijzing van de gevorderde ontruiming. De huurder heeft enkele dagen voor de mondelinge behandeling een deel van de huurachterstand betaald. De kantonrechter heeft op 30 oktober 2025 geoordeeld dat de vorderingen van de verhuurder grotendeels moeten worden toegewezen. De kantonrechter overweegt dat de huurachterstand van € 2.000,00 ten tijde van de mondelinge behandeling voldoende is om de ontruiming te rechtvaardigen. De kantonrechter wijst op de spoedeisendheid van de vordering en de gevolgen van de huurachterstand. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met de verplichting voor de huurder om de bedrijfsruimte binnen veertien dagen te verlaten. Daarnaast wordt de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De kantonrechter wijst de verzoeken van de verhuurder om ontruimingskosten en buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet zijn gevorderd in het petitum van de dagvaarding.