ECLI:NL:RBLIM:2025:10665

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
11613424 BM VERZ 25-1636
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderbewindstelling en het instellen van mentorschap met betrekking tot een betrokkene

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, is op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot onderbewindstelling en het instellen van mentorschap. Het verzoek is ingediend door de levensgezel en de dochter van de levensgezel van de betrokkene, die geboren is in 1942. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, waardoor onderbewindstelling noodzakelijk is. De kantonrechter heeft echter de dochter van de levensgezel niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat zij niet gerechtigd is om een dergelijk verzoek te doen volgens de wet.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de voorgestelde bewindvoerders, de dochter van de levensgezel en haar partner, niet als familieleden kunnen worden aangemerkt volgens de wet. Dit heeft geleid tot de beslissing om een neutrale professionele bewindvoerder aan te stellen, aangezien de onderlinge verhoudingen tussen de voorgestelde bewindvoerders en de zorginstelling verstoord zijn. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er op dit moment geen noodzaak is voor het instellen van een mentorschap, omdat de levensgezel de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene naar tevredenheid behartigt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. G.M. Drenth, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier, L.W.H. Rademacher.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer : 11613424 BM VERZ 25-1636
datum : 29 oktober 2025
beschikking op een verzoek tot onderbewindstelling
op verzoek van:
[naam levensgezel] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] P,
hierna: de levensgezel.
en
[naam dochter levensgezel] ,
wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
hierna: de dochter van de levensgezel.
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1942,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 3] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) ingediend op 25 maart 2025;
  • het aangepaste verzoekschrift, ontvangen op 19 mei 2025;
  • aanvullende stukken ontvangen op 23 juni 2025;
  • een e-mailbericht van de zorginstelling, ontvangen op 30 juli 2025;
1.2.
Op 1 september 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden
Verschenen zijn:
  • de levensgezel;
  • de dochter van de levensgezel en haar partner [naam partner] ;
  • [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] namens de zorginstelling.
1.3.
De kantonrechter heeft naar aanleiding van deze mondelinge behandeling besloten om de betrokkene op zijn locatie te horen.
1.4.
Op 24 september 2025 ontvangt de kantonrechter een brief van de dochter van de levensgezel en haar partner.
1.5.
Op 25 september 2025 heeft het verhoor op locatie plaatsgevonden met de betrokkene.
1.6.
De kantonrechter heeft vervolgens ambtshalve een bewindvoerder benaderd, deze heeft zich op 20 oktober 2025 bereid verklaard om tot bewindvoerder benoemd te worden.

2.De beoordeling

Het wettelijk kader
2.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), kan de kantonrechter de goederen van de betrokkene onder bewind stellen als deze vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen.
2.2.
Op grond van artikel 1:432 lid 1 BW kan instelling van het bewind worden verzocht door de betrokkene, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de betrokkene uitoefent, zijn voogd, zijn curator als bedoeld in titel 16 en zijn mentor als bedoeld in titel 20.
2.3.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de kantonrechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
2.4.
Op grond van artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter een mentorschap ten behoeve van de betrokkene instellen als deze vanwege zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat is zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard naar behoren te behartigen.
De ontvankelijkheid van de verzoekers
2.5.
Gebleken is dat het oorspronkelijke verzoek gedaan is door de dochter van de levensgezel van de betrokkene en haar echtgenote. Het aangepaste verzoek is vervolgens gedaan door de levensgezel van betrokkene en haar dochter. De kantonrechter zal de dochter van de levensgezel, [naam dochter levensgezel] , niet ontvankelijk in haar verzoek verklaren, omdat zij op grond van artikel 1:432 lid 1 BW niet gerechtigd is een dergelijk verzoek te doen.
De noodzaak voor bewind
2.6.
Ten aanzien van het verzoek tot onderbewindstelling, is de kantonrechter van oordeel dat uit het verzoekschrift, de bij het verzoek gevoegde stukken en blijkens de eigen waarnemingen van de kantonrechter tijdens het verhoor op locatie, voldoende aannemelijk is geworden dat de lichamelijke of geestelijke toestand van de betrokkene hem belet om ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het instellen van bewind is daarom noodzakelijk. De kantonrechter zal dit verzoek toewijzen.
2.7.
De kantonrechter zal tevens bepalen dat het bewind zal worden ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister, zoals bedoeld in artikel 1:391 BW.
2.8.
Daarnaast is tijdens het verhoor op locatie gebleken, dat de betrokkene op dit moment niet in staat om de rekening en verantwoording te beoordelen en ook niet in staat is om toestemming te geven voor de handelingen als bedoeld in artikel 1:441 BW.
De te benoemen bewindvoerder
2.9.
Uit het verzoekschrift blijkt dat [naam dochter levensgezel] en [naam partner] tot bewindvoerders benoemd moeten worden. Zoals hiervoor genoemd, dient de kantonrechter bij de benoeming van de bewindvoerders de uitdrukkelijke voorkeur van betrokkene te volgen. Tijdens het verhoor op locatie is gebleken dat de betrokkene geen voorkeur heeft met betrekking tot de te benoemen bewindvoerders.
2.10.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat, waar mogelijk, een bewindvoerder benoemd wordt die zich binnen de familiaire kring van betrokkene bevindt. De kantonrechter zoekt voor het begrip van ‘familieleden’ aansluiting bij diegene die volgens de wet gerechtigd zijn een onderbewindstelling te verzoeken zoals in artikel 1:432 lid 1 BW genoemd is. Dat zijn de echtgenoot, geregistreerde partner dan wel andere levensgezel of bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad van de betrokkene. Gebleken is dat de voorgestelde bewindvoerders (een dochter van de levensgezel van betrokkene en haar echtgenote) niet gerechtigd zijn een onderbewindstelling te verzoeken, zodat zij niet kwalificeren als familieleden en waardoor de kantonrechter dus, vanwege het uitgangspunt dat de voorkeur uitgaat naar het benoemen van familiaire bewindvoerders, geen bijzondere motivering nodig heeft om hen niet tot bewindvoerders te benoemen.
2.11.
Met betrekking tot de (voorgestelde) te benoemen bewindvoerders is gebleken dat de zorginstelling bezwaren geuit heeft. De onderlinge verhoudingen tussen de voorgestelde bewindvoerders en (het personeel van) de zorginstelling zijn verstoord. Het is niet in het belang van betrokkene dat hij de dupe wordt van deze verstoorde verhouding doordat een van de gebrouilleerde partijen tot zijn wettelijk vertegenwoordiger benoemd wordt. De kantonrechter acht het daarom in het belang van betrokkene dat een neutrale professionele bewindvoerder benoemd wordt die zijn belangen het beste kan behartigen. Een professionele bewindvoerder heeft zich op 20 oktober 2025 bereid verklaard, de kantonrechter zal deze bewindvoerder benoemen.
De noodzaak voor mentorschap
2.12.
Ten aanzien van het verzoek tot het instellen van een mentorschap is de kantonrechter van oordeel dat (vooralsnog) niet van een noodzaak voor het mentorschap is gebleken.
2.13.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat de kantonrechter bij het instellen van beschermingsmaatregelen toetst of de beschermingsmaatregel passend is om het beoogde doel te bereiken en of er geen minder ver strekkend alternatief bestaat om dat doel te bereiken. Met andere woorden; er moet voldaan zijn aan de maatstaven van proportionaliteit en subsidiariteit.
2.14.
Gebleken is dat op dit moment de niet-vermogensrechtelijke belangen door de levensgezel van de betrokkene behartigd worden. Dat verloopt naar zijn tevredenheid en ook de zorginstelling heeft geen bezwaren tegen de huidige situatie. In het verzoekschrift is niet uiteengezet waarom het instellen van mentorschap nodig zou zijn boven minder ver strekkende alternatieven. In artikel 7:465 lid 3 BW is bijvoorbeeld een bevoegdheid aan bepaalde personen, zoals de levensgezel, toegekend om de betrokkene te vertegenwoordigen als het geneeskundige behandelingen betreft. Dat deze vertegenwoordigingsbevoegdheid niet afdoende zou zijn, is niet gesteld en ook niet op enig andere wijze gebleken. Het instellen van een mentorschap gaat volgens de kantonrechter op dit moment te ver, de kantonrechter zal dit verzoek dus afwijzen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart [naam dochter levensgezel] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
3.2.
stelt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking een bewind in over de goederen die
[betrokkene](zullen) toebehoren vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand;
3.3.
benoemt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking tot bewindvoerder(s): [naam bv] , correspondentieadres: [vestigingsplaats] , [adres 4] .
3.4.
bepaalt dat deze beschikking zal worden ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister, zoals bedoeld in artikel 1:391 van het Burgerlijk Wetboek;
3.5.
bepaalt dat de bewindvoerder voor de (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van betrokkene mag brengen;
3.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Drenth, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, L.W.H. Rademacher op 29 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.