ECLI:NL:RBLIM:2025:10619

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11930947/ CV EXPL 25-4161
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil ontruiming huurwoning tussen huurder en woningstichting

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de kantonrechter op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de woningstichting Weller Wonen. De huurder had een woning gehuurd van Weller Wonen, maar had een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd. Op 3 september 2025 had de kantonrechter in een eerdere zaak de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De huurder had echter geen hoger beroep ingesteld en de huurachterstand was inmiddels opgelopen tot tien maanden. Weller Wonen had aangekondigd de ontruiming op 29 oktober 2025 te laten plaatsvinden.

In het kort geding vorderde de huurder dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis werd verboden of geschorst, en dat Weller Wonen een dwangsom zou betalen voor elke dag dat zij niet aan deze vordering voldeed. De huurder stelde dat zijn belangen, waaronder de zorg voor zijn minderjarige kind, zwaarder wogen dan die van Weller Wonen. De kantonrechter oordeelde echter dat Weller Wonen een zwaarwegend belang had bij de ontruiming, omdat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en de woning zonder recht of titel werd bewoond. De kantonrechter wees de vorderingen van de huurder af en veroordeelde hem in de proceskosten van € 949,00.

De uitspraak benadrukt het belang van de woningstichting om betaalbare woonruimte te bieden aan mensen met een kleine beurs en de noodzaak voor huurders om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de huurder niet opwogen tegen die van Weller Wonen, en dat de ontruiming door moest gaan.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11930947 \ CV EXPL 25-4161
Vonnis in kort geding van 28 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi,
tegen
STICHTING WELLER WONEN,
te Heerlen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Weller Wonen,
gemachtigde: mr. R.W. Janssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3
- de aanvullende productie 4 van [eiser] zoals ontvangen op 24 oktober 2025
- de mondelinge behandeling van 27 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Weller Wonen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft van Weller Wonen met ingang van 15 juni 2023 de woning gehuurd aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
In de zaak met zaaknummer 11760146 CV EXPL 25-2686 heeft de kantonrechter bij vonnis van 3 september 2025 de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, betaling van de huurachterstand ter hoogte van € 3.229,83 (huurachterstand tot en met juni 2025), vermeerderd met de wettelijke rente daarover, € 618,53 per maand vanaf 1 juli 2025 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Tegen dit vonnis is door [eiser] (nog) geen appèl ingesteld. De appèltermijn is nog niet verstreken.
2.3.
Het vonnis is bij exploot van 16 september 2025 aan [eiser] betekend. In dit exploot is aangekondigd dat de ontruiming zal gaan plaatsvinden op 29 oktober 2025 om 10.00 uur.
2.4.
[eiser] heeft ook de huurpenningen over de maanden juli tot en met oktober 2025 onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
I. de tenuitvoerlegging van het vonnis van 3 september 2025, voor zover deze betrekking heeft op de aangezegde ontruiming van de woning te verbieden dan wel te schorsen (in afwachting van de uitkomst van het appèl;
II. Weller Wonen te veroordelen om een dwangsom aan [eiser] te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling onder I voldoet, met een maximum van € 50.000,00;
subsidiair
III. Weller Wonen te veroordelen de tenuitvoerlegging van het vonnis op te schorten met minimaal 10 maanden na betekening van het vonnis, althans totdat de hulpverlening passende vervangende woonruimte voor [eiser] heeft gevonden, althans een door de kantonrechter te bepalen termijn;
IV. Weller Wonen te veroordelen om een dwangsom aan [eiser] te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling onder III voldoet met een maximum van € 50.000,00;
in alle gevallen
V. Weller Wonen te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] kan zich met de inhoud van voornoemd vonnis niet verenigen en is voornemens om tegen dit vonnis appèl in te stellen. Tot het moment dat er in hoger beroep een uitspraak is gedaan, zal de tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover deze betrekking heeft op de ontruiming, geschorst dan wel verboden moeten worden omdat de belangen van [eiser] zwaarder wegen dan de belangen van Weller Wonen.
3.3.
Weller Wonen voert verweer. Weller Wonen concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Dit kort geding betreft een executiegeschil. Het spoedeisend belang bij het gevorderde volgt uit de aard daarvan.
Het beoordelingskader
4.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op een door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden. [eiser] heeft (nog) geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 september 2025. Omdat de appeltermijn nog niet is verstreken zal de kantonrechter toch dit beoordelingskader toepassen.
4.3.
De kantonrechter heeft het vonnis van 3 september 2025 uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft deze beslissing niet gemotiveerd. In dat geval moet worden aangenomen dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden. De kanonrechter in dit kort geding moet deze afweging daarom alsnog maken. Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de inhoud van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het hoger beroep moet buiten beschouwing worden gelaten. Wel kan de kantonrechter in haar oordeelsvorming betrekken of het ten uitvoer te leggen vonnis berust op een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag.
Geen juridische of feitelijke misslag
4.4.
Gesteld noch gebleken is dat het vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust.
De belangenafweging
4.5.
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden vanwege een huurachterstand die ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding vijf maandtermijnen bedroeg. Toen het vonnis was uitgesproken bedroeg de huurachterstand zeven maanden. De kantonrechter heeft overwogen dat deze huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. Ontbinding van een huurovereenkomst heeft tot gevolg dat de huurder dient te ontruimen. Na ontbinding wordt de woning immers zonder recht of titel bewoond. Reeds om die reden heeft Weller Wonen belang bij de tenuitvoerlegging van de eveneens toegewezen ontruiming.
4.6.
Weller Wonen heeft ook nog andere belangen aangevoerd. Zij heeft gesteld dat zij een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet is en dat het haar kerntaak is om aan mensen met een kleine beurs betaalbare woonruimte te bieden. Er is een wachtlijst voor mensen die in aanmerking willen komen voor woonruimte. Als [eiser] de woning verlaat, kan Weller Wonen deze woning aanbieden aan iemand anders op de wachtlijst die wel de huur betaalt.
4.7.
Weller Wonen heeft er geen vertrouwen in dat [eiser] in de toekomst wel aan zijn betalingsverplichtingen zal voldoen. Zij heeft erop gewezen dat [eiser] niet heeft gereageerd op de diverse sommatiebrieven, die al sinds juli 2024 aan hem zijn verstuurd. Op 13 januari 2025 heeft Weller Wonen Weller Wonen gewezen op het loket schuldhulpverlening bij de gemeente. [eiser] heeft daar volgens Weller Wonen geen gebruik van gemaakt. Er heeft in ieder geval (tot 13 oktober 2025) niemand van de schuldhulpverlening contact met haar opgenomen. Nadat [eiser] de dagvaarding in de ontbindingsprocedure had ontvangen heeft hij in zijn conclusie van antwoord gezegd dat hij hulp had gezocht, maar Weller Wonen heeft ook toen van geen enkele (schuld)hulpverlener iets vernomen. [eiser] is in de ontbindingsprocedure niet verschenen op de mondelinge behandeling. Hij heeft niet gereageerd nadat het vonnis was gewezen en ook niet meteen na de betekening daarvan.
4.8.
Al die tijd heeft [eiser] géén huur betaald en is de achterstand niet ingelopen. Die huurachterstand bedraagt inmiddels tien maanden huur. Pas op het allerlaatste moment, namelijk nadat de termijn om vrijwillig tot ontruiming over te gaan is verstreken, heeft [eiser] actie ondernomen. Pas op 13 oktober 2025 heeft een medewerker van de schuldhulpverlening contact opgenomen met het aanbod om een deel van de huurschuld te betalen, als Weller Wonen de rest zou willen kwijtschelden. Ook heeft [eiser] het onderhavige kort geding aangespannen. Weller Wonen heeft geen vertrouwen meer in [eiser] als huurder gezien de aard en ernst van zijn tekortkomingen in de nakoming van zijn verplichtingen. Deze tekortkomingen kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt. Weller Wonen heeft dan ook belang bij ontruiming van de woning, zodat zij die aan een ander kan verhuren.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Weller Wonen met het voorgaande voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een zwaarwegend belang heeft bij de ontruiming van de woning door [eiser] , zodat zij de woning kan aanbieden aan een andere woningzoekende die wel de huur betaalt. Met name het feit dat [eiser] ondanks de diverse aanmaningen en de aanhangig gemaakte ontbindingsprocedure de huurachterstand alleen maar heeft laten oplopen tot op dit moment tien maanden, weegt naar het oordeel van de kantonrechter zeer zwaar.
[eiser] heeft weliswaar op de zitting aangevoerd dat hij na ontvangst van de dagvaarding heeft aangeboden om (met hulp van zijn moeder) de huurachterstand te betalen, maar dat Weller Wonen de procedure wilde doorzetten, maar [eiser] heeft geen toestemming nodig van Weller Wonen om zijn schuld te voldoen. Dat hij ervoor heeft gekozen helemaal niets te betalen, en ook de lopende huur onbetaald te laten, komt voor zijn eigen rekening en risico.
4.10.
Gelet op het zwaarwegende belang van Weller Wonen bij ontruiming, moeten aan de kant van [eiser] wel zeer zwaarwegende belangen blijken om de door de kantonrechter te maken belangenafweging in zijn voordeel te laten uitvallen. De kantonrechter zal hieronder de door [eiser] aangevoerde belangen bespreken.
4.11.
[eiser] stelt dat in geval van ontruiming een noodtoestand ontstaat. [eiser] kan namelijk nergens anders heen en kan gezien de moeilijke situatie op de woningmarkt nergens anders een woning huren. De kantonrechter is echter van oordeel dat het enkele feit dat [eiser] als gevolg van de ontruiming op straat zal komen te staan, onvoldoende is om een noodtoestand aan zijn zijde aan te kunnen nemen. Dit gevolg is immers inherent aan een ontruiming.
4.12.
[eiser] heeft ook gesteld dat zijn minderjarige kind (geboren op 20 april 2023) iedere vrijdagavond tot zondagavond bij hem in de woning verblijft. Deze regeling is met het oog op het onderhavige kort geding nog niet formeel vastgelegd. [eiser] stelt dat hij in het kader van het uitvoeren van de zorgregeling dient te beschikken over zijn woning. Bij een ontruiming beschikt [eiser] niet meer over een voor zijn dochter geschikte woning. Ontruiming treft dan ook de dochter van [eiser] en het recht op family-life. [eiser] doet een beroep op artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
4.13.
De kantonrechter overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 3 van het IVRK, de belangen van het kind de eerste overweging vormen bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen. Het is aannemelijk dat een ontruiming van de woning (ook) voor het minderjarige kind van [eiser] nadelige gevolgen meebrengt. Bij de beoordeling van een op zichzelf gerechtvaardigde ontruiming zal het belang van het daarbij betrokken kind onder ogen gezien dienen te worden. Dit gaat evenwel niet zover dat de betrokkenheid van kinderen automatisch leidt tot een blokkade voor het executeren van een ontruimingsvonnis. Het is voor alles de taak van [eiser] om de nodige maatregelen te nemen ter voorkoming van al te nadelige gevolgen. Zowel de verantwoordelijkheid voor de tekortkoming die tot de ontruiming leidt (of kan leiden) als de verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind, rust in de eerste plaats op hem (en de moeder van het kind). Om die reden dient niet te snel te worden genomen dat de betrokkenheid van kinderen aan de weg staat aan het tenuitvoerleggen van een ontruimingsvonnis. Dit zal in bepaalde omstandigheden wel het geval kunnen zijn als de ontruiming tot een acute noodsituatie voor een kind zou leiden. Niet is gebleken dat hiervan sprake is. Het kind heeft immers haar hoofdverblijfplaats bij de moeder en zal zelf niet op straat komen te staan als de ontruiming door Weller Wonen wordt doorgezet.
4.14.
Dat [eiser] een omgangsregeling heeft die inhoudt dat zijn dochter in de weekenden bij hem verblijft, betreft een blote stelling die door hem niet is onderbouwd. [eiser] heeft evenmin onderbouwd dat hij op geen enkele manier vorm kan geven aan een omgangsregeling als hij geen eigen woning heeft. Dat door de ontruiming zijn recht op family-life op onaanvaardbare wijze wordt aangetast, kan dan ook niet worden vastgesteld. [eiser] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn belangen op dit punt zwaarder wegen dan die van Weller Wonen.
4.15.
[eiser] stelt tevens dat hij een kind is van een gedupeerde in de toeslagenaffaire en dat hij de woning via een Housing-traject heeft weten te bemachtigen. [eiser] is kwetsbaar op de woningmarkt en het is voor hem nog moeilijker om een geschikte sociale huurwoning te vinden. Dit standpunt is door [eiser] alleen onderbouwd met een e-mail d.d. 15 oktober 2025 van een medewerker van de schuldhulpverlening van de gemeente Heerlen. Daarin wordt slechts een voorstel gedaan om een deel van de schuld te betalen, als Weller Wonen een deel van de schuld kwijtscheldt. Dat er sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid die maakt dat het voor [eiser] moeilijker is dan voor anderen om een andere woning te verkrijgen, blijkt hieruit niet. Ook anderszins is aan deze stelling onvoldoende handen en voeten gegeven.
4.16.
Dat [eiser] inmiddels vanaf 1 oktober 2025 een baan heeft en heeft verklaard dat hij vanaf nu wel aan zijn huurverplichtingen zal kunnen voldoen, maakt de belangenafweging niet anders. De kantonrechter vindt het onbegrijpelijk dat [eiser] niet eerder zijn verantwoordelijkheid voor de steeds maar oplopende huurschuld heeft genomen en ook in aanloop naar het onderhavige kort geding nog geen enkele betaling heeft gedaan op reeds ontstane achterstand.
Conclusie
4.17.
De kantonrechter is op grond van het hiervoor overwoge van oordeel dat Weller Wonen een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot zo spoedig mogelijke tenuitvoerlegging van het vonnis. De door [eiser] aangevoerde belangen prevaleren niet boven de belangen van Weller Wonen. De primaire vordering van [eiser] wordt dan ook afgewezen. De subsidiaire vordering, inhoudende dat de executie voor de duur van tien maanden wordt opgeschort, deelt hetzelfde lot.
4.18.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Weller Wonen worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025.
SH