ECLI:NL:RBLIM:2025:10570

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
03.177570.25
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedendelict met onvoldoende steunbewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983 en gedetineerd in P.I. [locatie PI], heeft de rechtbank Limburg op 24 september 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van opzet/schuldverkrachting van [naam], waarbij de tenlastelegging inhield dat hij seksuele handelingen had verricht zonder de instemming van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 10 september 2025 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de verkrachting, verwijzend naar de consistente verklaringen van [naam] en steunbewijs van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig bewijs was en dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel [naam] gedetailleerd en consistent had verklaard, haar beschuldigingen onvoldoende steun vonden in objectief bewijsmateriaal. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee partijen betrokken zijn en dat het bewijs niet mag steunen op de verklaring van één getuige. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen, vooral omdat deze uit dezelfde bron afkomstig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het feit had gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.177570.25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
gedetineerd in P.I. [locatie PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.M. van den Dungen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 september 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte met [naam] seksuele handelingen heeft verricht, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam] , terwijl hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij [naam] daartoe de wil ontbrak.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde opzetverkrachting. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [naam] uitgebreid en consequent en daarmee geloofwaardig zijn. De officier van justitie ziet substantieel steunbewijs in de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] . Bovendien staat hier de telkens wisselende verklaring van verdachte tegenover.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft algehele vrijspraak bepleit, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent het tenlastegelegde feit. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier meer steunbewijs bevat ten aanzien van de verklaring van verdachte dat het gaat om seksueel contact met wederzijdse instemming, dan dat het zou gaan om verkrachting. Een objectief bewijsmiddel voor enige signalen van onwil of enige vorm van geweld maakt geen onderdeel uit van het dossier.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Aan de verdachte is een zedendelict tenlastegelegd. Zedenzaken zijn bewijstechnische lastige zaken en kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen, namelijk degene die zich als slachtoffer ziet en degene die als dader wordt gezien. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit het geval.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet mag worden aangenomen op basis van één getuige. Als hetgeen de getuige verklaart niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel zal de rechter de verdachte moeten vrijspreken. Het ondersteunend bewijsmateriaal moet uit een andere bron dan de getuige afkomstig zijn en mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van de getuige.
De toets die de rechtbank daarmee moet aanbrengen houdt geen oordeel in over de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaring van aangeefster. Ook al is de verklaring van de aangever nog zo waar, er zal altijd voldoende steunbewijs moeten zijn om het tenlastegelegde bewezen te kunnen verklaren.
Of er voldoende steunbewijs is, is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Toch zijn daarvoor wel enige aanknopingspunten in de jurisprudentie geformuleerd. Zo is het in beginsel niet voldoende dat andere personen ‘van horen zeggen’ verklaren over hetgeen aangeefster tegen hen verteld heeft, omdat de bron van de verklaring dan nog steeds alleen aangeefster is. In sommige gevallen kan een verklaring van een getuige, die niet ter plaatse aanwezig is geweest, echter wel als steunbewijs worden aangenomen. Dit kan als de getuigenverklaring ook een eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van aangever (vlak) nadat het strafbare feit zou zijn gepleegd.
De aanwezige bewijsmiddelen [1]
[naam] heeft op 5 november 2024, 2 december 2024 en 15 juni 2025 verklaringen afgelegd. Zij heeft – onder meer – verklaard dat ‘ [verdachte] ’ haar in de nacht van 4 november 2024 op 5 november 2024 met geweld heeft verkracht. [verdachte] zou haar op bed hebben geduwd, bij haar keel hebben gepakt en geslagen. Daarna liet ze ‘het’ gebeuren. Op 14 maart 2025 heeft getuige [getuige 1] , ambulant begeleidster van het Leger des Heils, – onder meer – verklaard dat [naam] op 5 november 2024 in de ochtend in paniek op haar kantoor kwam en in eerste instantie zei dat haar telefoon gestolen was. Daarna vertelde [naam] aan [getuige 1] dat zij was verkracht door [verdachte] , [verdachte] . Hij had haar op bed geduwd, haar keel dichtgeknepen en haar vervolgens verkracht. Op 11 maart 2025 heeft getuige [getuige 2] , regievoerder bij Leger des Heils, – onder meer – verklaard dat zij op 5 november 2024 [naam] aantrof als een heel emotionele vrouw, ze huilde en was duidelijk overstuur. [getuige 2] heeft ook verklaard dat ze wist dat [naam] boos en emotioneel was dat haar telefoon gestolen was, maar ook omdat zij verkracht was. De legging die [naam] op 5 november 2024 droeg is inbeslaggenomen en onderzocht. Op de binnenzijde van het kruis is sperma van de verdachte aangetroffen (DNA-hoofdprofiel). De verdachte heeft verklaard dat er seks met instemming door [naam] heeft plaatsgevonden en ontkent dat hij [naam] zou hebben verkracht.
Vrijspraak
[naam] heeft weliswaar gedetailleerd en consistent verklaard, maar de door haar geuite voor de verdachte belastende feiten en omstandigheden vinden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in ander objectief bewijsmateriaal. De rechtbank kan de beschuldigingen van [naam] daarom niet naar de eisen van de wet staven met steunbewijs.
Hetgeen de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard over de (vermeende) verkrachting is uit dezelfde bron afkomstig, namelijk van [naam] en biedt daardoor onvoldoende steun. Weliswaar hebben de getuigen ook verklaard over de emoties die zij op het moment van vertellen waarnamen, maar het is onduidelijk waar deze emoties vandaan kwamen. [naam] heeft namelijk ook verklaard dat zij boos en verdrietig was omdat haar telefoon was gestolen, waarop foto’s van haar recent overleden vader stonden. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat deze waarnemingen zonder twijfel verband houden met het tenlastegelegde en om die reden is de rechtbank van oordeel dat deze waarnemingen onvoldoende steun bieden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en zal hem daarvan dan ook vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. dr. W. Kieboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P.W.E. Bekkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 september 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks de periode van 4 november 2024 tot en met 5 november 2024 in de gemeente Venlo met een persoon, te weten [naam] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- tegen die [naam] te zeggen dat zij op bed moest gaan liggen en hierbij te zeggen dat zij hetzelfde was als alle anderen, een hoer (althans woorden van gelijke strekking en/of aard),
- die [naam] op haar bed te duwen,
- ( terwijl die [naam] op bed lag) haar bij de keel te pakken en/of haar te slaan,
- ( vervolgens) het brengen/duwen van zijn penis (zonder condoom) in de vagina van die [naam] ,
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [naam] daartoe de wil ontbrak.

Voetnoten

1.Uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024180656, gesloten d.d. 26 juni 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 65.