In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het realiseren van een recreatiewoning in Geulle. Het verzoekster, die bezwaar had aangetekend tegen het primaire besluit van 25 juni 2025, vroeg om een voorlopige voorziening omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang aanwezig is, omdat het in gebruik nemen van de recreatiewoning al door andere oorzaken gedurende de bezwaarfase is verhinderd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster, P [naam], nog niet had voldaan aan de meldingsplicht voor de bouwwerkzaamheden, waardoor de bouw stilgelegd was. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen effect heeft, omdat de bezwaarfase eerder eindigt dan het moment waarop de recreatiewoning in gebruik kan worden genomen. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.