In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit natuurlijke en rechtspersonen, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 29 augustus 2025 door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen is verleend aan Waterschap Limburg voor het vellen van houtopstanden en het uitvoeren van werken. De verzoekers wonen op respectievelijk 300 en 400 meter afstand van de betrokken gronden en hebben geen zicht op de te vellen houtopstanden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers geen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zij geen feitelijke gevolgen ondervinden van de vergunde activiteiten. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de vergunde activiteiten de instandhouding van landgoederen, die zijn aangewezen onder de Natuurschoonwet 1928, niet in gevaar brengen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de belangen van het Waterschap en het college zwaarder wegen dan die van de verzoekers. De omgevingsvergunning treedt met de uitspraak in werking, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.