ECLI:NL:RBLIM:2025:10312

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
ROE 25/2124 en ROE 25/2125
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting bedrijfspand op basis van de Opiumwet wegens vermoedelijke betrokkenheid bij grootschalige hennepteelt

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan over de sluiting van een bedrijfspand voor de duur van twaalf maanden op basis van de Opiumwet. De burgemeester van Heerlen had besloten het pand te sluiten omdat er goederen waren aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor grootschalige hennepteelt. Verzoekers, waaronder Archimede Holding B.V. en Archimede Real Estate B.V., hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester zich op grond van de bestuurlijke rapportage redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor professionele hennepteelt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde, vooral gezien de eerdere sluiting van het pand en de ernst van de overtredingen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de sluiting evenredig was, ondanks de mogelijke financiële gevolgen voor de verzoekers. De burgemeester had de bevoegdheid om het pand te sluiten op basis van de Opiumwet, en de voorzieningenrechter heeft de motivering van de burgemeester als voldoende beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 25/2124 en ROE 25/2125
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 oktober 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Archimede Holding B.V., Archimede Real Estate B.V., Trinacria Trading B.V. en [naam], verzoekers
(gemachtigde: mr. S.J.H.G.M. Schils),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen, de burgemeester

(gemachtigde: J.P.H.M. Quadvlieg).

Samenvatting

1. Deze zaak gaat over een last onder bestuursdwang die inhoudt dat het pand van verzoekers wordt gesloten voor de duur van twaalf maanden. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij hebben daarom beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester en verzocht om een voorlopige voorziening.
1.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt de sluiting van het bedrijfspand voor de duur van twaalf maanden op grond van de Opiumwet. Zij doet dat aan de hand van de gronden van verzoekers. De voorzieningenrechter doet niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
1.2.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat als gevolg daarvan geen grond meer. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 27 maart 2025 (het primaire besluit) heeft de burgemeester besloten om het bedrijfspand van verzoekers voor de duur van twaalf maanden te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet.
2.1.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (ROE 25/852). In de uitspraak van 6 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen. [1] Het primaire besluit is geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
2.2.
Met het besluit van 2 september 2025 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het primaire besluit – en daarmee de sluiting van twaalf maanden – gehandhaafd.
2.3.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft aangegeven te wachten met het sluiten van het pand tot er uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 oktober 2025 op zitting behandeld. Namens verzoekers zijn verschenen [naam] en [naam] vergezeld door hun financieel adviseur [naam] en bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
3. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
4. Op 14 januari 2025 heeft er een bestuurlijke controle plaatsgevonden in het bedrijfspand van verzoekers. Tijdens deze controle zijn diverse goederen aangetroffen die gebruikt kunnen worden binnen de grootschalige dan wel bedrijfsmatige hennepteelt.
4.1.
Uit de door de politie opgestelde bestuurlijke rapportage van 14 februari 2025 blijkt dat in het pand het volgende is aangetroffen:
  • in de rubriek ‘belichting’: elektramateriaal (elektriciteitskabels, tijdschakelaars en transformatoren), hamerslagkappen/spiegelkappen, armaturen;
  • in de rubriek ‘voeding’: voedingsmiddelen in de hoeveelheden 1 liter, 2 liter, 5 liter en 10 liter van diverse merken (waaronder Canna en Aptus), dompelpompen, waterslangen, korfstekers/waterspinnen, watervaten, maatbekers, gietlanzen, kweekschema’s van Hortfit & Hy-Pro Terra met daarin verwerkt de groei- en bloeifases;
  • in de rubriek ‘ruimte’: vijverfolie, zwart-wit (reflectie) folie, bamboestokken, groeinetten, plantenpotten in diverse formaten, ophangsystemen (victorketting/prohangers), kweektenten met een grootte geschikt voor bedrijfsmatige hennepteelt;
  • in de rubriek ‘afscherming’: diverse geurbestrijdingsmiddelen, koolstoffilters;
  • in de rubriek ‘ventilatie’: diverse ventilatoren, metalen/kunststof flenzen, luchtslangen;
  • in de rubriek ‘verwarming’: elektrische kachels/heaters;
  • in de rubriek ‘bodem’: substraten (waaronder Canna Coco en Agra Wool Hydro-X), steenwolpluggen/stekpluggen;
  • in de rubriek ‘ziektebestrijding’: bestrijdingsmiddelen, insectenbesrijding;
  • in de rubriek ‘verwerking’: diverse knipscharen, overalls in diverse maten, (latex) handschoenen in diverse maten, weegschalen, b-Quick Washer (Bubbleator), droogrekken en -netten, strijkzakken (sealzakken), gripzakken, kartonnen dozen;
  • in de rubriek ‘CO2 suppletie’: CO2-generator, CO2-kachel;
  • in de rubriek ‘meet- en regelapparatuur’: PH/EC-meters, thermo-hygrometers, diverse klimaatregelaars waaronder fan-controllers en frequentiecontrollers.
4.2.
Volgens de politie zijn dit goederen die bekend staan als goederen die, mede gezien de aard, het samenstel en professionaliteit, worden gebruikt bij de illegale hennepteelt. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in het bedrijfspand goederen werden aangetroffen die aan elf van de twaalf professionaliteitsindicatoren, zoals benoemd in de Aanwijzing Opiumwet, voldoen. Volgens de politie is hiermee ruimschoots voldaan aan het vereiste van twee of meer indicatoren voor het aannemen van goederen die bestemd zijn voor de bedrijfsmatige en derhalve illegale hennepteelt.
4.3.
In de uitspraak van 6 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat het primaire besluit geschorst wordt tot twee weken na de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter heeft in haar uitspraak overwogen dat de burgemeester de noodzaak voor de sluiting van het pand vooralsnog onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarbij is de voorzieningenrechter ervan uitgegaan dat verzoekers hangende het bezwaar, niet de volgende goederen in het lokaal aanwezig hebben en deze niet te koop aanbieden:
  • de elektrakabels;
  • de voedings-/groeimiddelen in de hoeveelheid van 10 liter van diverse merken;
  • de bubbleator;
  • latex handschoenen in diverse maten;
  • overalls in diverse maten;
  • CO2-kachel;
  • (reflectie)folie;
  • metalen flenzen;
  • sealbags en gripzakken.
4.4.
Op 8 juli 2025 heeft een nadere bestuurlijke controle plaatsgevonden in het bedrijfspand. Daarbij is vastgesteld dat een aantal van de op de door de voorzieningenrechter opgestelde lijst met goederen in het pand aanwezig zijn. Het gaat daarbij om gripzakjes van verschillende formaten, een doos latex handschoenen en een CO2-kachel. Ook hebben de toezichthouders armaturen, steenwol-pluggen, groeilampen, thermometers, verschillende groeimiddelen (5 liter en minder), diverse zakken grond/bodembedekking en aanverwante artikelen aangetroffen.
4.5.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester op het bezwaar van verzoekers beslist. De burgemeester handhaaft het besluit om het pand te sluiten voor de duur van twaalf maanden.
Toetsingskader
6. Voor het voor de voorzieningenrechter geldende toetsingskader verwijst de voorzieningenrechter naar de overzichtsuitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [3]
De gronden van verzoekers
7. Verzoekers voeren – samengevat weergegeven – aan dat de burgemeester niet bevoegd is tot sluiting omdat geen sprake is van een growshop en de producten niet bedoeld zijn voor hennepteelt. Er worden veel meer producten verkocht dan die in theorie voor hennepteelt geschikt zouden zijn en andere tuincentra verkopen deze producten ook. Door alleen het pand van verzoekers te sluiten, handelt de burgemeester in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
7.1.
Sluiting van het bedrijfspand is verder volgens verzoekers geen geschikt of noodzakelijk middel. De burgemeester heeft de overtreding ten onrechte als ernstig en omvangrijk beoordeeld. Er wordt geen drugs verhandeld vanuit het pand, van feitelijke loop is niet gebleken en er is geen sprake van incidenten of overlastmeldingen. Er is daarnaast sprake van tijdsverloop: de burgemeester heeft de situatie na de eerste sluiting van zes maanden bijna een jaar laten voortduren voordat er een nieuwe bestuurlijke controle plaatsvond. Van recidive is verder geen sprake nu over het eerste sluitingsbesluit nog een procedure loopt bij de Afdeling. De burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing of een last onder dwangsom gericht op verdere aanpassing van het assortiment.
7.2.
De sluiting van het pand voor de duur van twaalf maanden staat volgens verzoekers niet in redelijke verhouding tot de vermeende overtreding en is hiermee dan ook niet evenwichtig. Verzoekers hebben steeds getracht duidelijkheid te krijgen van de burgemeester over waar de grens ligt en hebben steeds pro-actief hun assortiment aangepast. Verzoekers kan dus geen verwijt worden gemaakt van de overtreding. Er is sprake van een financiële noodsituatie als de sluiting stand houdt. Dat geldt te meer nu het andere pand van verzoekers (momenteel) ook al gesloten is. Verder stellen verzoekers dat een lastgeving – met daarin een mogelijke herstelmaatregel – ontbreekt.
Is de burgemeester bevoegd om het pand te sluiten?
8. Op grond van de artikelen 13b, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 11a van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in een bedrijfspand voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan gelet op de aard, hoeveelheid, al dan niet in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3 van de Opiumwet te handelen, zoals door beroeps- of bedrijfsmatige grootschalige hennepteelt.
8.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat de in de bestuurlijke rapportage opgesomde goederen in het bedrijfspand aanwezig waren en dat deze gebruikt kunnen worden voor beroeps- of bedrijfsmatige grootschalige hennepteelt. De vraag is of van de in het pand aangetroffen voorwerpen en stoffen wegens hun aard, hoeveelheid en combinatie in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat die bestemd zijn voor beroeps- of bedrijfsmatige grootschalige hennepteelt.
8.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich op grond van de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit zo is. In de bestuurlijke rapportage heeft de verbalisant toegelicht waarom hij meent dat er een aanwijzing is dat de goederen gebruikt worden voor de professionele hennepteelt. Zo volgt uit de bestuurlijke rapportage dat het productaanbod van verzoekers voornamelijk uit producten bestaat die gebruikt kunnen worden bij professionele hennepteelt zoals ventilatoren, weegschalen, groeimiddelen, groeischema’s, verloopstukken afzuiging, schakelklokken, verwarmingselementen, geurblokken, substraten, koolstoffilters, stekkenpluggen, stekkentrays, bamboestokken, kweektenten en strijkzakken. Daarbij heeft de verbalisant ook gewezen op kweekschema’s van het merk Hortifit, die vaker worden aangetroffen in illegale hennepkwekerijen. Dit geldt ook voor de groeimiddelen – tussen de 0,5 en 10 liter – van de merken Biocanna, Canna, Ferro, Aptus, Atami, BAC, Hesi, Horfit, Hy-Pro en Plagrom.
8.3.
De professionele aard van de aangetroffen goederen wordt aangetoond met de 11 professionaliteitsindicatoren die de verbalisant heeft geconstateerd. [4] Dit maakt het aannemelijk dat sprake is van verkoop ten behoeve van bedrijfs- of beroepsmatige grootschalige hennepteelt. De burgemeester heeft hierbij ook kunnen betrekken dat de producten voornamelijk contant worden betaald, wat niet gebruikelijk is binnen de tuincentra-branche. Dat, anders dan in de bestuurlijke rapportage is vermeld, het grootste deel van het assortiment bestaat uit goederen die
nietvoor hennepteelt gebruikt kunnen worden, hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt. De enkele verwijzing naar de foto’s van de bestuurlijke rapportage waarop twee artikelen staan die evident niet voor hennepteelt gebruikt kunnen worden, is daarvoor onvoldoende. Bovendien geldt dat ook als maar een deel van de voorwerpen gebruikt kan worden om een bedrijfsmatige (grootschalige) hennepplantage op te zetten en daartoe bestemd zijn, de burgemeester bevoegd kan zijn.
8.4.
Verzoekers hebben ook gesteld dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel aangezien meerdere tuin- en bouwmarkten dezelfde producten verkopen, maar niet gesloten worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. Verzoekers miskennen dat het onder meer gaat om het samenstel van de producten, de hoeveelheden, verpakkingsgroottes en productmerken. Gelet op dat samenstel van producten en de aantallen daarvan, is de situatie van verzoeker geen gelijk geval als de situatie van andere tuincentra.
8.5.
De voorzieningenrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de aangetroffen goederen niet voornamelijk bestemd zijn voor de professionele hennepteelt en ook hebben zij niet aangetoond dat deze goederen alleen maar legale bestemmingen hebben. Verzoekers hebben weliswaar gesteld dat zij alleen maar aan legitieme klanten en legale wietproducenten verkopen maar dit bevestigt enkel dat verzoekers weten dat de goederen (ook) gebruikt (kunnen) worden voor het bedrijfsmatig opzetten van grootschalige hennepkwekerijen. Bovendien is het bedrijfspand van verzoekers eerder, in 2023, gesloten voor de duur van zes maanden waardoor zij zijn gewaarschuwd over de producten die vraagtekens oproepen. Uit het voorgaande volgt dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat er in het bedrijfspand goederen aanwezig waren die bestemd waren voor de grootschalige hennepteelt. Gelet daarop is de burgemeester bevoegd het bedrijfspand te sluiten op grond van 13b, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 11a van de Opiumwet.
Kan de burgemeester in redelijkheid gebruik maken van zijn bevoegdheid?
9. Als de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om in een concreet geval op te treden met een last onder bestuursdwang en hij overweegt om een woning te sluiten, zal hij moeten beoordelen of dat in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is, en zo ja, voor hoe lang. Wanneer hij daarvoor beleid heeft geformuleerd, zal hij dat beleid in de regel moeten toepassen en ook moeten bezien of er grond bestaat om daarvan af te wijken. Steeds zal hij daarbij moeten beoordelen of zijn optreden in een concreet geval evenredig is. De burgemeester moet zich ervan vergewissen dat de sluiting en de duur ervan met het oog op de hiervoor genoemde doelen geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.
Is de sluiting noodzakelijk en geschikt?
10. De voorzieningenrechter overweegt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
10.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat een sluiting van het bedrijfspand in dit geval noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Er is een grote hoeveelheid en variëteit aan goederen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de professionele hennepteelt. De burgemeester heeft er in redelijkheid van kunnen uitgaan dat het bedrijfspand een belangrijke rol speelt bij het faciliteren van de grootschalige illegale hennepteelt en dat er sprake is van een ernstige overtreding. Dat het bedrijfspand zelf niet voor het telen van hennep of drugs is gebruikt en dat niet is gebleken dat drugs wordt gehandeld vanuit het bedrijfspand doet aan de noodzaak van de sluiting van het pand niet af. Bij het standpunt dat de sluiting noodzakelijk is, heeft de burgemeester ook kunnen betrekken dat het bedrijfspand ligt in een voor drugscriminaliteit kwetsbaar gebied. Van 2020 tot en met 2024 heeft de politie binnen een straal van 750 meter 33 hennepplantages aangetroffen. Gelet hierop is het van belang dat er met de sluiting een signaal wordt afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. De burgemeester heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een sluiting van twaalf maanden geschikt en noodzakelijk is omdat het pand al eerder is gesloten voor de duur van zes maanden en dit niet tot het beoogde effect heeft geleid. Dat het eerdere sluitingsbesluit nog niet onherroepelijk is en dat de burgemeester niet eerder na de eerdere sluiting een bestuurlijke controle heeft laten uitvoeren, maakt niet dat de sluiting op dit moment niet noodzakelijk is. De burgemeester heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aangetroffen situatie aanleiding geeft voor bescherming van het gebied waarin het bedrijfspand is gelegen. Met een sluiting wordt duidelijk gemaakt dat het bedrijfspand aan het drugscircuit is onttrokken en wordt daarmee ook voorkomen dat er in de toekomst voorbereidingshandelingen ten behoeve van drugshandel zullen plaatsvinden.
10.2.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de burgemeester geen aanleiding heeft hoeven zien om te volstaan met een lichter middel zoals het opleggen van een last onder dwangsom, een waarschuwing of het opstellen van een “verboden productenlijst”. Verzoekers hebben al eerder te maken gehad met een sluiting. Ondanks de wetenschap van de mogelijke gevolgen zijn zij na die sluiting toch (een groot deel van) het assortiment blijven voeren. Dat assortiment van verzoekers bestond voornamelijk uit zaken die de professionele hennepteelt faciliteerden. Dat verzoekers inmiddels nog 152 producten uit het assortiment hebben verwijderd, maakt niet dat er geen sprake was van een overtreding. Volgens verzoekers waren dit producten die evident geschikt waren voor grootschalige hennepteelt en verzoekers hebben deze pas daags voor het bestreden besluit uit het assortiment gehaald. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers een lijst (of in elk geval duidelijkheid) zouden willen krijgen waarop zij hun assortiment kunnen aanpassen om niet in overtreding te zijn, blijkt dat geen haalbaar alternatief. De burgemeester heeft zich hierover op het standpunt kunnen stellen dat een wijziging van het assortiment geen garantie biedt dat het op latere datum toch weer wordt uitgebreid. Bovendien is het niet aan de burgemeester om verzoekers tot op een dergelijk detailniveau voor te lichten en begrijpt de voorzieningenrechter het standpunt van de burgemeester dat het, gelet op de grote variëteit van de producten, de verschillende volumes ervan en de hoeveelheid goederen, heel lastig is om een lijst met verboden goederen samen te stellen en erop toe te zien dat verzoekers zich aan die lijst houden. Naast dat een dergelijke lijst ruimte kan bieden voor interpretatieverschillen en discussies, heeft de burgemeester geen zicht op eventuele alternatieven waarover verzoekers beschikken om toch het volledige assortiment te kunnen blijven voeren. Dat maakt de sluiting van het pand naar het oordeel van de voorzieningenrechter noodzakelijk en geschikt.
Is de sluiting evenredig?
11. Als de sluiting van het pand in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. De ratio van het evenredigheidsbeginsel is niet het volledig tegengaan van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodig zware gevolgen in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Een besluit met harde of ingrijpende gevolgen is daarom niet per definitie een onevenredig besluit. Het gaat het erom of de maatregel voldoende is afgestemd op de concrete situatie. In dit verband kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting.
11.1.
De burgemeester heeft voor de sluiting van de woning van verzoeker aansluiting gezocht bij zijn beleid voor het sluiten van een woning of bedrijfspand waarin voor de tweede keer softdrugs zijn aangetroffen. Op grond van zijn beleid sluit de burgemeester een bedrijfspand dan voor twaalf maanden. Anders dan verzoekers stellen is voor de vraag of er sprake is van een tweede overtreding geen onherroepelijke uitspraak nodig. De burgemeester is er dus conform zijn beleid terecht vanuit gegaan dat er sprake is van recidive. Daar hoort een sluiting bij van twaalf maanden. De voorzieningenrechter vindt dit een alleszins redelijk uitgangspunt.
11.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester, gelet op de grote hoeveelheden aangetroffen goederen, de aard ervan en de in de bestuurlijke rapportage omschreven waarnemingen en omstandigheden, ervan uit mocht gaan dat geen sprake is van een situatie waarin de verwijtbaarheid bij verzoekers ontbreekt. Het was verzoekers bekend dat de goederen geschikt zijn voor grootschalige hennepteelt. Verzoekers hebben immers verklaard dat zij in het verleden ook aan legale wiettelers hebben geleverd en er heeft reeds een eerdere sluiting plaatsgevonden. Dat een sluiting van het bedrijfspand voor de duur van twaalf maanden (grote) nadelige financiële gevolgen heeft voor het bedrijf, is inherent aan de sluiting. Verzoekers hebben gesteld dat de sluiting leidt tot faillissement. De burgemeester heeft betwist dat uit de overgelegde stukken volgt dat sluiting tot een faillissement zou leiden. Hoewel de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit de door verzoekers overgelegde (financiële) informatie niet de conclusie kan worden getrokken dat sluiting tot een faillissement leidt, acht de voorzieningenrechter dat ook niet geheel ondenkbaar. Gelet op de ratio van het evenredigheidsbeginsel mogen de gevolgen van een sluiting echter ingrijpend zijn als dit in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. Zoals hiervoor is overwogen is de in het bedrijfspand geconstateerde overtreding ernstig en is deze overtreding verwijtbaar. Dit maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat een sluiting, ook als daardoor sprake zou zijn van een (dreigend) faillissement, toch evenredig is. De burgemeester heeft in redelijkheid het algemeen belang bij de sluiting zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van verzoekers bij het open blijven van het bedrijfspand. Daarbij kunnen verzoekers wellicht de handel in niet hennep gerelateerde producten op enig moment voortzetten vanuit een andere locatie.
Ontbreken lastgeving
12. Uit – onder meer – de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025 volgt dat de last onder bestuursdwang een herstelmaatregel is, in dit geval met als doel het beëindigen van de geconstateerde overtreding van de Opiumwet, het tenietdoen van de gevolgen daarvan en/of het voorkomen van verdere overtredingen van de Opiumwet, steeds in of vanuit het pand. Deze maatregel kan de vorm krijgen van een sluiting van de woning voor een bepaalde duur. De burgemeester
kan– naar gelang de omstandigheden van het geval – kiezen voor een minder ingrijpend middel, zoals een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat is overgegaan tot sluiting van het bedrijfspand zonder voorafgaande lastgeving met een begunstigingstermijn.

Conclusie en gevolgen

13. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het besluit tot sluiting van het bedrijfspand voor de duur van twaalf maanden geschikt, noodzakelijk en evenwichtig. De burgemeester heeft het bestreden besluit op goede gronden genomen.
13.1.
Het beroep is daarom ongegrond. Omdat het beroep gegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen zodat het verzoek zal worden afgewezen. Verzoekers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.M.F. Roijen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025. .
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 oktober 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

2.Op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911 en van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
4.Paragraaf 3.2.1 en bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet.