ECLI:NL:RBLIM:2025:1027

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
11478907 CV EXPL 25-322
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenovereenkomst en ambtshalve toetsing van informatieplichten in huur van roerende zaken

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 januari 2025, gaat het om een vordering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ELBUCO B.V. tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering is gebaseerd op een consumentenovereenkomst met betrekking tot de huur van roerende zaken. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de handelaar onderzocht, zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter concludeert dat er meerdere schendingen zijn van de informatieplichten, wat leidt tot gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet voldoende is geïnformeerd over de wijze van betaling en levering, wat resulteert in een vermindering van de betalingsverplichting met 25%. Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld en vastgesteld dat de vordering tot betaling van rente terecht is. De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 984,54. De kantonrechter heeft verder een aantal veroordelingen uitgesproken met betrekking tot de betaling van huur en het inleveren van het gehuurde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats: Maastricht
Zaaknummer: 11478907 CV EXPL 25-322
Vonnis van de kantonrechter van 22 januari 2025
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELBUCO B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
eisende partij,
gemachtigde LegalSteps B.V.,
tegen:
[gedaagde] ,
briefadres [adres] ,
[plaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar aan de consument de informatie verstrekken die staat opgesomd in artikel 6:230m lid 1 BW. Artikel 6:230v BW bevat voor overeenkomsten op afstand nadere regels over de wijze en het moment waarop de handelaar die informatie moet verstrekken.
2.2.
In zijn arrest van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677; hierna: het arrest) heeft de Hoge Raad de vraag beantwoord wanneer de rechter moet overgaan tot ambtshalve onderzoek en toepassing van sancties en welke sancties kunnen worden toegepast. Uit dit arrest volgt dat de rechter ambtshalve dient te onderzoeken of de handelaar heeft voldaan aan:
- de informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt (hierna: categorie i)
- de essentiële informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW (hierna: categorie ii).
2.3.
Als niet wordt voldaan aan een informatieplicht die valt in categorie (i), moet de rechter de sanctie toepassen die de wet verbindt aan schending van die verplichting (r.o. 3.1.10. van het arrest). Als niet wordt voldaan aan een informatieplicht die valt in categorie (ii), kan de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk vernietigen (op grond van artikel 3:40 lid 2 BW). Daarvoor zal aanleiding zijn als sprake is van een voldoende ernstige schending van een of meer essentiële informatieplichten (r.o. 3.1.12 en 3.1.15 van het arrest). Het is ook mogelijk dat een informatieplicht zowel in categorie (i) als in categorie (ii) valt. In dat geval kan de rechter naast of in plaats van toepassing van de specifieke wettelijke sanctie ook overgaan tot (gedeeltelijke) vernietiging (r.o. 3.1.16 van het arrest).
Essentiële precontractuele informatieplichten
2.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet voldaan aan de volgende informatieverplichtingen zoals vermeld in:
- artikel 6:230m lid 1 onder g (wijze betaling/levering) BW; te weten:
Uitgaande van het overgelegde bestelproces is niet althans onvoldoende duidelijk dat gedaagde partij geïnformeerd is over de wijze van betaling en de wijze waarop en de termijn waarbinnen de handelaar zal leveren.
Dit leidt tot in elk geval 2 schendingen van de precontractuele informatieplichten.
Essentiële contractuele informatieplichten
2.5.
Weliswaar heeft eisende partij een stuk overgelegd ter onderbouwing van de contractuele informatieplicht, echter voldoet dit niet aan de wet. De betalings- en de leveringsgegevens, zijn niet vermeld.
Dit leidt – conform de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl – tot 1 schending.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande is er in elk geval sprake van in totaal 3 schendingen.
2.6.
Voormelde schendingen van de informatieplichten in de categorie ii zijn naar het oordeel van de kantonrechter voldoende ernstig om daaraan het gevolg te verbinden dat de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk wordt vernietigd, in die zin dat de betalingsverplichting van gedaagde partij wordt verminderd met 25%. Dit percentage is gebaseerd op de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Op grond van voorgaande overwegingen zal van de gevorderde hoofdsom in totaal € 617,92 (75% van € 823,90) toegewezen worden.
Ambtshalve toetsen algemene voorwaarden
2.7.
Eisende partij vordert betaling van rente.
2.8.
De kantonrechter moet in beginsel ambtshalve vaststellen of in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt over deze gevorderde onderdeel en beoordelen of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het betreffende beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak. Dit alles volgt uit het Dexia-arrest (HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68) en het Gupfinger-arrest (HvJ, EU 8 december 2022, ECLI:EU:2022:971).
Rente
2.9.
De kantonrechter stelt vast dat de toepasselijke algemene voorwaarden in artikel 6.5 een beding bevatten op grond waarvan eisende partij aanspraak kan maken op vergoeding van wettelijke rente.
2.10.
De kantonrechter is van oordeel dat dit beding eerlijk is. Hieruit volgt dat dit beding niet ambtshalve vernietigd zal worden.
2.11.
De kantonrechter is verder van oordeel dat de vordering van eisende partij op dit onderdeel dient te worden toegewezen omdat het onrechtmatig noch ongegrond is.
2.12.
Gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding: € 113,54
  • griffierecht: € 514,00
  • salaris gemachtigde: € 238,00 (1 x tarief € 238,00)
  • nakosten
vermeld in de beslissing)
Totaal € 984,54
2.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt het contract tussen partijen met betrekking tot de Sony Playstation 5 + EA Sports FC 24 + 1 extra controller en de Sony LED-TV KD65X75WLAEP met ingang van heden,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 617,92 aan vervallen huur, vermeerderd met de aantal maanden huur vanaf 30 december 2024 tot 22 januari 2025, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van de afzonderlijke huurtermijnen tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij om binnen 8 dagen na dit vonnis “het gehuurde” te doen inleveren bij eisende partij op straffe van een dwangsom van € 150,00 per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van € 900,00,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van een éénmalige vergoeding van € 75,00 aan ophaalkosten, indien binnen 8 dagen na dit vonnis een afspraak wordt gemaakt met eisende partij voor het retourneren van “het gehuurde”,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.742,55 aan boete dan wel als schadevergoeding, indien gedaagde partij niet tot afgifte van “het gehuurde” overgaat, hierop in mindering gebracht het ontvangen bedrag op straffe van de dwangsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten van € 984,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.