ECLI:NL:RBLIM:2025:1023

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
C/03/328921 / FA RK 24-1116
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk ouderlijk gezag en ontzegging omgangsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over het ouderlijk gezag en de omgang met hun twee minderjarige kinderen. De moeder verzocht om beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag en om alleen het gezag over de kinderen te verkrijgen, omdat de vader niet in staat was om op een verantwoorde wijze invulling te geven aan zijn rol als ouder. De vader voerde verweer en vroeg om een zorgregeling voor omgang met de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader al jaren niet betrokken is bij het leven van de kinderen en dat er een wijziging van omstandigheden is die het noodzakelijk maakt om het gezag te wijzigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader ongeschikt is om omgang te hebben met de kinderen, gezien zijn gebrek aan betrokkenheid en de negatieve impact die zijn gedrag op de kinderen heeft gehad. De rechtbank heeft daarom besloten dat het gezamenlijk ouderlijk gezag wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft. Tevens is de omgang van de vader met de kinderen ontzegd, omdat dit in strijd zou zijn met de belangen van de kinderen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking aan het centraal gezagsregister te doen toekomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 28 januari 2025
Zaaknummer: C/03/328921 / FA RK 24-1116
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. S.C.H. Poelman, kantoor houdend in Brunssum,
en
[de vader] ,
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonend in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. R.P.F. Rober, kantoor houdend in Hoensbroek, gemeente Heerlen.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, verder te noemen: de raad,
locatie Maastricht, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van de moeder, ontvangen op 19 maart 2024;
  • het verweerschrift van de vader, ontvangen op 23 december 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de moeder, ontvangen op 7 januari 2025.
1.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Zij hebben schriftelijk gereageerd. Deze brieven zijn op 6 november 2024 bij de rechtbank binnengekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting van 7 januari 2025, waar zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de raad.

2.De feiten

2.1.
Uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader zijn geboren:
[minderjarige 1] in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2013,
[minderjarige 2] in [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2016,
gezamenlijk ook te noemen de kinderen.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
2.3.
De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 november 2024 in het kader van een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is aan de moeder, ter vervanging van de toestemming van de vader, toestemming verleend voor inzet van vervolghulp met (zo nodig) medicatie in het kader van ADHD ten behoeve van [minderjarige 1] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De moeder verzoekt het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat zij voortaan alleen het ouderlijk gezag zal uitoefenen over de kinderen. Daarnaast verzoekt zij de zorgregeling/omgang tussen de vader en de kinderen te ontzeggen voor onbepaalde duur. Tot slot verzoekt de moeder haar vervangende toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, tot ondertekening van het analyseverslag van JENS om hulpverlening te verkrijgen voor [minderjarige 1] om te bewerkstelligen dat JENS de hulp kan inzetten die nodig is voor [minderjarige 1] conform het aanmeldformulier en analyseverslag.
Ter onderbouwing van de verzoeken stelt de moeder dat de vader niet in staat is om uitvoering te geven aan de omgang. De moeder verwijst daartoe naar de door haar overgelegde omgangsverslagen van Anacare. De kinderen geven al geruime tijd aan niet mee te willen voor omgang met de vader en het laatste jaar zijn heel veel omgangsmomenten niet doorgegaan. Op advies van de raad en team jeugd van de gemeente Heerlen heeft de moeder dit verzoek ingediend. Er is nu al ruim een jaar geen contact tussen de vader en de kinderen. De vader heeft totaal geen inzicht in wat er speelt in het leven van de kinderen en hij heeft daarnaast al jaren een zeer beperkte omgang gehad, voor zover deze al doorging.
Het is niet mogelijk contact tussen de ouders te laten plaatsvinden. De kinderen hebben zeven jaar onder toezicht gestaan en de moeder wil voorkomen dat er weer een ondertoezichtstelling volgt. De vader staat op afstand van de kinderen en is niet in staat beslissingen te nemen.
Daarnaast is niet duidelijk waar de vader woont nu zijn adres in onderzoek is. De vader is onbereikbaar voor de moeder en houdt zich niet aan de regels die de gemeente stelt met betrekking tot de woon- en verblijfplaats.
Ten aanzien van de zorgregeling legt de moeder verslagen van Anacare over waaruit blijkt dat het de vader niet lukt uitvoering te geven aan de omgang. De kinderen staan telkens klaar maar vervolgens gaat het contact niet door. De kinderen hebben inmiddels weerzin om tot omgang met de vader te komen. Zoals het nu gaat, is niet in het belang van de kinderen.
3.2.
De vader voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken. De vader verzoekt een zorgregeling te bepalen inhoudende dat hij eenmaal per twee weken gedurende vier uur contact heeft met de kinderen.
Ter onderbouwing hiervan stelt de vader dat hij ten aanzien van de verzochte toestemming voor de zorg voor [minderjarige 1] de e-mails van de moeder nooit heeft ontvangen dan wel niet heeft opgemerkt. Hij heeft geen enkel bezwaar tegen de verzochte zorg.
Ten aanzien van het gezag erkent de vader dat hij in het afgelopen jaar een turbulente periode heeft doorgemaakt waarin hij niet in staat was om de kinderen een stabiele en veilige thuissituatie te bieden. Om die reden heeft hij bewust besloten om zich gedurende deze periode te richten op zijn persoonlijk herstel en ontwikkeling. Hij heeft ervoor gekozen om de kinderen niet bloot te stellen aan de moeilijkheden waarmee hij te kampen had. Hij wilde voorkomen dat hij in de relatie met de kinderen 1 stap vooruitgang en vervolgens weer
10 stappen achteruit zou zetten wat schadelijk zou kunnen zijn voor de emotionele en sociale ontwikkeling van de kinderen.
De vader heeft gehandeld vanuit zijn beste intenties en ten alle tijden de belangen van de kinderen voorop gesteld. Zijn streven is om op termijn een positieve en duurzame band met de kinderen op te bouwen. Hij heeft zich nooit willen distantiëren van de kinderen.
De vader beseft dat stabiliteit en veiligheid cruciaal is ten behoeve van de bescherming van hun ontwikkeling zeker nu er bij hen al sprake is van emotionele schade. De vader weet dat de kinderen psychische klachten ervaren en erkent de ernst hiervan. Hij heeft zijn beslissingen genomen in de overtuiging dat het vermijden van mogelijke negatieve invloeden op dat moment het beste was voor de kinderen.
De vader heeft inmiddels een stabiele thuissituatie en verkeert in goede geestelijke en fysieke gezondheid. Hij heeft een nieuwe woning gekregen en is druk bezig met het verbouwen hiervan zodat het huis gereed is om de kinderen een veilige omgeving te bieden. De vader heeft geprobeerd de band met de kinderen te herstellen door het kopen van een kerstcadeau. Daarvoor heeft hij de moeder via e-mail benaderd. De moeder heeft aangegeven dat de kinderen geen behoefte hebben aan een cadeau en wilde de zitting afwachten. De vader vindt dit opmerkelijk gelet op de leeftijd van de kinderen en vermoedt dat de moeder hen deze woorden heeft ingefluisterd. Hij betreurt dit besluit maar heeft zich er inmiddels bij neergelegd. De vader uit zijn zorgen dat, indien het gezag alleen aan de moeder wordt toegekend, dit zijn mogelijkheden om een band met de kinderen op te bouwen aanzienlijk zal beperken of geheel onmogelijk zal maken. Hij wil de relatie met de kinderen herstellen evenals het contact met hen. De vader is bereid om op een constructieve wijze samen te werken, eventueel in samenwerking met hulpverlenende instanties, en het welzijn van de kinderen centraal te stellen. Hij is ook bereid de contacten met de kinderen onder begeleiding te laten plaatsvinden.

4.De mening van de kinderen

De kinderen hebben schriftelijk laten weten niet meer naar de vader te willen gaan. [minderjarige 1] vindt het moeilijk om over de vader te praten. De vader zegt niks als zij jarig is en vraagt nooit naar de kinderen. Ook krijgen zij nooit cadeautjes van hem. Zij is gelukkig bij haar moeder en met haar hele familie.
[minderjarige 2] is bang voor zijn vader omdat hij altijd boos kijkt terwijl zijn moeder hem heel erg blij maakt. [minderjarige 2] wil nooit meer naar zijn vader toe.

5.De standpunten ter zitting

5.1.
De moeder brengt naar voren dat in oktober 2023 een eenmalig contact tussen de vader en de kinderen heeft plaatsgevonden, maar feitelijk is er al 2,5 jaar geen contact meer. De kinderen hebben zeven jaar onder toezicht van Bureau Jeugdzorg gestaan en alle hulpverlenende instanties hebben geprobeerd het contact tussen de vader en de kinderen te bewerkstelligen. Dat is niet gelukt omdat de vader de afspraken daarover niet nakwam. Sinds de beëindiging van de relatie tussen partijen in 2015 is contact tussen de vader en de kinderen altijd onzeker geweest. De vader heeft nog andere kinderen bij andere ex-partners waar hij ook geen contact mee heeft. Het is een terugkerend patroon.
Beide kinderen hebben kindeigen problematiek. De vader neemt zijn verantwoordelijkheid als gezaghebbend vader niet en had direct zijn toestemming kunnen geven voor de in te zetten hulpverlening voor zijn dochter. Door zijn houding raakt hij rechtstreeks de belangen van de kinderen en dit al gedurende meerdere jaren. De moeder heeft al vaker procedures moeten voeren voor het aanvragen van een paspoort en voor vakanties. Bij de vader is problematiek vastgesteld wat het contact met hem bemoeilijkt. Het lukt de vader niet de kinderen duidelijkheid en voorspelbaarheid te bieden. Er is al zoveel hulpverlening ingezet en zoveel geprobeerd dat er nu een moment is gekomen om een beslissing te geven. De kinderen hebben rust en duidelijkheid nodig. De moeder ziet niets in een raadsonderzoek omdat er al genoeg informatie voorhanden is. Mocht de rechtbank daar anders in beslissen dan zal de moeder daar aan meewerken.
5.2.
De vader verzet zich tegen de op 7 januari 2025 ingediende stukken van de zijde van de moeder. De vader voert aan dat hij, na het verbreken van de relatie met de moeder, een tijd dakloos is geweest. Hij heeft een lange weg moeten afleggen maar inmiddels heeft hij een nieuwe woning en een nieuwe partner. Hij is altijd open en eerlijk geweest en geeft aan een nieuwe start te hebben gemaakt waardoor er ruimte is om de kinderen te kunnen zien. De vader heeft in België gezeten en was moeilijk bereikbaar wat hij de gemeente heeft uitgelegd. De vader herkent zich niet in de door Anacare gestelde diagnose en beraadt zich op verdere stappen nu dit ziet op stemmingmakerij. De vader blijft bij zijn verweer en staat open voor begeleiding. De vader is van mening dat hij en de kinderen een nieuwe kans verdienen om weer bij elkaar te komen zodat de vader kan laten zien dat hij het wel kan. De vader juicht een raadsonderzoek toe en wil daar ook aan meewerken.

6.Het advies van de raad

De raad adviseert tot een raadsonderzoek gelet op de zorgelijke uitspraken van de kinderen die de betrouwbaarheid van de vader hebben moeten missen. De raad wil de kinderen centraal stellen en kijken wat haalbaar is zodat een zorgvuldige afweging kan worden gemaakt ten aanzien van het gezag en de omgang.

7.De beoordeling

Gezag
7.1.
Op grond van artikel 1:253n Burgerlijk Wetboek (BW), voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, kan de rechtbank op verzoek van (een van) de niet met elkaar gehuwde ouders het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge het van overeenkomstige toepassing zijnde artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
7.2.
De rechtbank dient eerst te beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n BW. De moeder heeft aangevoerd dat de vader al jaren niet meer betrokken is bij de kinderen en hij al geruime tijd geen invulling geeft aan zijn rol als gezaghebbend ouder. Dit maakt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat de weg openligt voor een beoordeling van het verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
7.3.
De moeder heeft kort voor de zitting nog aanvullende stukken ingediend. De vader heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen indiening van deze stukken.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de stukken laat zijn ingediend, dit geen strijd oplevert van de beginselen van een goede procesorde aangezien de vader door een schorsing van de zitting nog in de gelegenheid is gesteld om kennis te nemen van deze stukken en daarop ter zitting heeft kunnen reageren. Bovendien dragen deze stukken bij aan de beoordeling van de verzoeken die voorliggen.
7.4.
De rechtbank stelt voorop dat gezamenlijke uitoefening van het gezag het uitgangspunt is van de wetgever. Slechts in uitzonderingsgevallen, zoals hiervoor genoemd, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening. Zij moeten beslissingen van enig belang over de kinderen in onderling overleg en binnen een redelijke termijn kunnen nemen. Onbetwist is dat de vader vanwege eigen problematiek niet in staat is gebleken tot uitoefening van zijn gezag als vader. Ondanks dat de vader op momenten in het leven van de kinderen aanwezig was, is hij uiteindelijk al zes jaar structureel niet beschikbaar geweest voor de kinderen. Ook voor de moeder is de vader in zijn rol als ouder veelal niet bereikbaar geweest omdat de vader zijn afspraken niet nakwam zodat er geen communicatie tussen de ouders kon plaatsvinden. Beide kinderen hebben zeven jaar onder toezicht van Bureau Jeugdzorg gestaan en ook de hulpverlening is het niet gelukt om met de vader in contact te komen en om een structureel contact tussen de vader en de kinderen te bewerkstelligen.
De moeder heeft procedures moeten voeren voor het verkrijgen van een paspoort en voor vakanties omdat de vader niet bereikbaar was voor het geven van toestemming wat niet in het belang van de kinderen is.
De problematiek van de vader stond op de voorgrond en daardoor was hij feitelijk niet aanwezig en niet betrokken in het leven van de kinderen. De vader toonde ook weinig initiatief en interesse als het om de kinderen ging, waarvan hij zelf aangeeft de kinderen niet te willen belasten met zijn problematiek. Dat laat onverlet dat de kinderen als gevolg hiervan geen belangstelling van de vader in hen hebben ervaren.
Na het verbreken van de relatie heeft contact wel plaatsgevonden, maar de kinderen hebben vaak op de vader gewacht die vervolgens niet kwam opdagen. Dit alles heeft impact op de kinderen, maar ook op de moeder, die er feitelijk als ouder alleen voor staat. Daarnaast wordt de moeder belast omdat zij de kinderen op moest vangen als zij teleurgesteld werden door de vader als de omgang geen doorgang vond. Ook moest de moeder de vader bij beslissingen betrekken, maar dat lukte niet omdat de vader niet bereikbaar was voor de moeder, nog daargelaten dat zij niet op gelijkwaardig niveau met de vader over belangrijke beslissingen in het leven van de kinderen heeft kunnen overleggen.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting blijkt ook afdoende dat de moeder al jaren inspanningen heeft moeten verrichten om de vader in het leven van de kinderen te (blijven) betrekken, maar dat de vader niet bereikbaar was voor de moeder en de kinderen vaak heeft teleurgesteld. De moeder is moe gestreden en wil rust in het leven van haar en de kinderen. De vader heeft aangegeven thans stabiliteit in zijn leven te hebben met een nieuwe woning en een nieuwe partner. Dat laat echter onverlet dat de toekomst zal moeten uitwijzen of deze recente verbetering in het leven van de vader bestendig en duurzaam zal zijn.
7.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een raadsonderzoek. De rechtbank acht zich op grond van de thans beschikbare informatie voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank concludeert dat de vader niet in staat is gebleken om op een verantwoorde wijze invulling te geven aan het ouderlijk gezag. Of dat in de toekomst anders zal worden, is thans (te) ongewis. De rechtbank is van oordeel dat wijziging van het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is en dat de moeder alleen met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden belast. De rechtbank zal aldus beslissen.
7.6.
De rechtbank zal daarnaast in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub a, van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Vervangende toestemming
7.7.
Nu de moeder alleen wordt belast met het gezag heeft zij geen belang meer bij een beslissing op haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor – kort gezegd – hupverlening van Jens.
De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Zorg-/omgangsregeling
7.8.
Op grond van artikel 1:377a van het BW heeft een kind recht op omgang met, voor zover hier relevant, zijn ouders. Op verzoek van de ouder, stelt de rechter op grond van het tweede lid van voornoemd artikel al dan niet voor bepaalde tijd een omgangsregeling vast of ontzegt deze. Het derde lid van voormeld artikel bepaalt dat de rechtbank het recht op omgang slechts ontzegt indien:
a. a) omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of;
b) de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of;
c) het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of;
d) omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
7.9.
Artikel 1:377e BW houdt, voor zover hier relevant, in dat de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake de omgang, alsmede een onderling getroffen omgangsregeling, kan wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
7.10.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:377e BW. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat de omgangsregeling zoals die ooit door de ouders met elkaar is overeengekomen, al jaren niet meer geldt en dat er sinds 19 oktober 2023 in het geheel geen omgang meer is geweest tussen de kinderen en de vader.
7.11.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van gewijzigde omstandigheden en ligt de weg open voor een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken met betrekking tot de omgang van de kinderen met de vader.
Inhoudelijke beoordeling
7.12.
De rechtbank is, gelet op de stukken en de behandeling ter zitting, van oordeel dat
is komen vast te staan dat de vader niet in staat is gebleken om op een goede manier invulling te geven aan de omgang met de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ondanks gemaakte afspraken is de omgang heel vaak niet doorgegaan doordat de vader het heeft laten afweten, niet reageerde, zich niet bereikbaar opstelde jegens de moeder en de hulpverlening en niets van zich liet horen ondanks gemaakte afspraken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben vaker klaargestaan voor omgang met de vader, maar werden telkens door hem teleurgesteld doordat de vader niet verscheen. Dit alles heeft ervoor gezorgd dat de kinderen weerzin hebben om tot omgang te komen met de vader en op dit moment zeer vasthoudend zijn in het niet meer willen zien van de vader. Daaruit blijkt heel sterk dat de houding van de vader belastend is geweest voor de kinderen, die iedere keer een teleurstelling moesten verwerken en een weer een verlieservaring moesten meemaken. Het is de vader die het heeft laten afweten en zijn eigen prioriteiten voorop heeft gesteld zonder na te denken wat dit voor de kinderen betekent.
7.13.
Gelet op bovenstaande is naar oordeel van de rechtbank duidelijk dat de vader ongeschikt of kennelijk niet in staat is tot omgang met de kinderen, waarmee aan voornoemd wettelijke criterium voor ontzegging van het recht op omgang wordt voldaan. De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen en bepalen dat de bij beschikking van 20 november 2017, de herstelbeschikking van 21 december 2017, het vonnis van 14 juni 2019 en de beschikking van 13 november 2019 bepaalde zorgregeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt gewijzigd in die zin dat de vader de omgang met de kinderen wordt ontzegd.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
bepaalt dat het gezamenlijk ouderlijk gezag wordt beëindigd en dat de moeder alleen het ouderlijk gezag heeft over:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats] ;
8.2.
wijzigt de beschikking van 20 november 2017, de herstelbeschikking van
21 december 2017, het vonnis van 14 juni 2019 en de beschikking van 13 november 2019 voor wat betreft de bepaalde zorgregeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en bepaalt dat de vader de omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt ontzegd;
8.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
wijst af het meer of anders verzochte;
8.5.
draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking te doen toekomen aan het centraal gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.W. Nobis, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters, griffier op
28 januari 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.