ECLI:NL:RBLIM:2025:10171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
11684775 \ CV EXPL 25-2097
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning door huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Krijtland Wonen (SKW) en een gedaagde huurder. De gedaagde huurder, die sinds 14 september 2015 een woning huurt van SKW, heeft herhaaldelijk huurachterstanden laten ontstaan. Ondanks eerdere vonnissen waarbij de huurovereenkomst werd ontbonden en de gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming, heeft de gedaagde telkens op het laatste moment de achterstand voldaan, waardoor SKW niet tot ontruiming overging. In april 2025 was er opnieuw een huurachterstand van € 1.653,64. SKW heeft daarop de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakomt en dat er geen vertrouwen meer is in zijn belofte om de huur tijdig te betalen. De huurovereenkomst werd ontbonden en de gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 820,82 per maand vanaf 1 september 2025 en € 416,36 aan buitengerechtelijke kosten, evenals de proceskosten van SKW.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11684775 \ CV EXPL 25-2097
Vonnis van 15 oktober 2025
in de zaak van
STICHTING KRIJTLAND WONEN,
te Simpelveld,
eisende partij,
hierna te noemen: SKW,
gemachtigde: mr. R.M.I. Cornelissen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 20 augustus 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt op grond van een schriftelijke huurovereenkomst sinds 14 september 2015 van SKW de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] . Aanvankelijk huurde hij deze woning samen met zijn toenmalige partner mevrouw [naam] . Met ingang van
22 november 2020 is [gedaagde] de enige huurder van deze woning.
2.2.
In de huurovereenkomst is bepaald dat [gedaagde] de overeengekomen huurprijs in haar geheel bij vooruitbetaling vóór de eerste van de maand dient te voldoen.
2.3.
In 2017 heeft [gedaagde] een huurachterstand laten ontstaan. Op vordering van (de rechtsvoorganger van) SKW is [gedaagde] vervolgens bij vonnis van 4 juli 2018 veroordeeld tot (onder meer) betaling van de huurachterstand. Ook is in dat vonnis de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning.
2.4.
SKW heeft vervolgens de ontruiming van de woning aangezegd. Die ontruiming zou plaatsvinden op 26 oktober 2018. SKW is toen niet tot ontruiming overgegaan omdat [gedaagde] de huurachterstand alsnog betaalde.
2.5.
In 2020 is iets soortgelijks voorgevallen. Bij vonnis van 29 juli 2020 is de huurovereenkomst namelijk opnieuw ontbonden omdat [gedaagde] een huurachterstand had laten ontstaan en is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning. Ook toen is SKW niet tot ontruiming overgegaan omdat [gedaagde] kort voor de ontruiming de achterstand met kosten had betaald.
2.6.
De geschiedenis herhaalde zich in 2023. Toen is bij vonnis van 11 januari 2023 de huurovereenkomst wederom ontbonden en is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning omdat [gedaagde] een huurachterstand had laten ontstaan. SKW is daarna niet tot ontruiming van de woning overgegaan omdat [gedaagde] weer vlak voor de ontruiming tot betaling was overgegaan en aan SKW had verzocht om in de woning te mogen blijven wonen.
2.7.
In april 2023 is opnieuw een huurachterstand ontstaan. In de daaropvolgende periode is de huurachterstand steeds gelijk aan de verschuldigde huur van twee à drie maanden.
2.8.
Op 5 maart 2024 heeft SKW [gedaagde] gesommeerd om binnen veertien dagen over te gaan tot betaling van de huurachterstand van op dat moment € 2.294,01 (gelijk aan drie maanden), waarbij SKW een bedrag van € 416,36 aan incassokosten heeft aangezegd.
2.9.
[gedaagde] heeft daarna de huurachterstand voldaan.
2.10.
Bij brief van 7 augustus 2024 heeft SKW [gedaagde] weer gesommeerd tot betaling van een nieuwe huurachterstand van twee maanden en tot betaling van de afrekening servicekosten 2023. [gedaagde] heeft die betalingsachterstand voldaan.
2.11.
In september 2024 en in november 2024 is opnieuw een betalingsachterstand ontstaan waarvoor SKW [gedaagde] heeft aangeschreven/ge-e-maild op 17 september 2024 en op 14 november 2024.
2.12.
In april 2025 is de betalingsachterstand opgelopen tot een bedrag van € 1.653,64. De door [gedaagde] verschuldigde huur bedroeg op dat moment € 820,82 per maand.

3.Het geschil

3.1.
SKW vordert kort gezegd:
ontbinding van de huurovereenkomst;
[gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.653,64, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 820,82 per maand ingaande 1 mei 2025 tot de dag van ontruiming;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 416,36;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is op grond van de huurovereenkomst verplicht om de huur tijdig te voldoen. Dit houdt in dat hij de huur van de betreffende maand vóór de eerste dag van die maand aan SKW betaald dient te hebben. [gedaagde] komt die verplichting al jarenlang structureel niet na. Dit heeft ertoe geleid dat SKW aanmaningen en incassobrieven aan hem heeft moeten sturen en zelfs juridische procedures tegen [gedaagde] heeft moeten voeren om [gedaagde] tot betaling van de huur te bewegen. Het patroon is daarbij telkens hetzelfde: zodra SKW serieuze consequenties aan de wanbetaling van [gedaagde] dreigt te verbinden, komt [gedaagde] alsnog over de brug. Dat heeft er onder meer toe geleid dat SKW tot drie keer toe (onverplicht) niet tot ontruiming is overgegaan omdat [gedaagde] de huurachterstand vlak voor de ontruiming betaalde.
4.2.
Uit de nu door SKW aanhangig gemaakte zaak blijkt dat [gedaagde] ook na het laatste vonnis van 11 januari 2023 structureel niet voldoet aan zijn verplichting om de huur tijdig te voldoen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [gedaagde] de huurachterstand alsnog betaald heeft. Hij heeft daarbij gesteld dat hij voortaan de huur tijdig zal betalen. Volgens [gedaagde] kon hij door diverse problemen de huur niet tijdig voldoen, maar die problemen zijn voorbij, zo heeft hij gesteld. SKW heeft daar echter geen vertrouwen meer in en de kantonrechter kan haar daar geen ongelijk in geven. Het verweer van [gedaagde] is namelijk zo algemeen en weinig onderbouwd dat daaruit niet kan worden afgeleid dat hij voortaan de huur wel tijdig zal betalen. Het enkele feit dat [gedaagde] nu klaarblijkelijk wel de huur tijdig betaald, is daarvoor onvoldoende. De kantonrechter merkt daarnaast dat [gedaagde] ook niet heeft uitgelegd waarom hij telkens een huurachterstand laat ontstaan terwijl hij klaarblijkelijk wel in staat is om die huur – verhoogd met kosten – later alsnog volledig te betalen.
4.3.
Op grond van voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat de huurovereenkomst moet worden ontbonden.
4.4.
Omdat er geen huurachterstand meer bestaat, zal de in onderdeel 2 gevorderde betaling van de huurachterstand en de daarover gevorderde wettelijke rente worden afgewezen.
4.5.
Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] de huur tot en met de maand augustus 2025 heeft betaald. De in onderdeel 4 gevorderde betaling van € 820,82 per maand zal daarom worden toegewezen ingaande 1 september 2025. Ter zitting heeft SKW nog gesteld dat de huur per 1 juli 2025 is verhoogd naar € 853,05, maar zij heeft haar vordering op dit onderdeel niet vermeerderd. Daarom zal het bedrag van € 820,82 per maand worden toegewezen.
4.6.
[gedaagde] zal verder worden veroordeeld tot betaling van € 416,36 aan buitengerechtelijke kosten. SKW doet daarbij namelijk terecht een beroep op de door haar aan [gedaagde] gezonden veertiendagenbrief van 5 maart 2024. Uit het door haar overgelegde overzicht van betalingen (productie 12) blijkt immers dat [gedaagde] de in die brief vermelde huurachterstand van € 2.294,01 niet binnen veertien dagen betaald heeft, waardoor hij de in die brief vermelde incassokosten van € 416,36 aan SKW verschuldigd is geworden.
4.7.
[gedaagde] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van SKW worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
385,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
Totaal
938,45

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen [gedaagde] en SKW,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan het adres [adres] [woonplaats] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al de zijnen volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van SKW te stellen en vervolgens deze verlaten en ontruimd te houden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Krijtland van € 820,82 per maand ingaande
1 september 2025 tot de dag van ontruiming,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Krijtland van € 416,36,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 938,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.
RW