ECLI:NL:RBLIM:2025:10126

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
03.030364.25 / 03.061498.18, 20.000046.24 en 03.139026.17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige drugsproductie en voorbereidingshandelingen

Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van grootschalige drugsproductie en het verrichten van voorbereidingshandelingen. De verdachte werd vrijgesproken van schuldheling en het bezit van een jammer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 jaren op, evenals een geldboete van € 25.000,- en de verplichting tot het vergoeden van de kosten voor de vernietiging van het drugslab, ter hoogte van € 34.431,95. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 september 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie achtte alle feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de heling van een Mercedes Sprinter en een Vespa Piaggio. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict op de tenlastegelegde datum. De verdachte werd echter wel verantwoordelijk gehouden voor de productie van MDMA en metamfetamine, op basis van DNA-bewijs dat op verschillende voorwerpen in het drugslab was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen verantwoordelijk was voor de grootschalige vervaardiging van deze verdovende middelen in een professioneel opgezet drugslab, dat een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid en de omgeving vormde. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de samenleving bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.030364.25
Parketnummers: 03.061498.18, 20.000046.24 en 03.139026.17 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N.C.M.L. Bloebaum, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 september 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen [medeverdachte 1] (03.369782.24) en [medeverdachte 2] (03.354324.24).
Het onderzoek ter zitting is gesloten op 30 september 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen MDMA en metamfetamine heeft geproduceerd en/of aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van MDMA, MDA, metamfetamine en/of amfetamine;
feit 3:samen met anderen twee Mercedes Sprinters en een Vespa Piaggio heeft geheeld;
feit 4:samen met anderen een jammer aanwezig heeft gehad en/of gebruikt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de onder feit 3 tenlastegelegde heling van een Mercedes Sprinter (kenteken [kenteken 1] en een Vespa Piaggio (kenteken [kenteken 2] ), omdat uit het dossier niet blijkt dat deze goederen gestolen zijn.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit, omdat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte iets van doen had met het drugslab. Dat met zijn DNA overeenkomend celmateriaal is aangetroffen op een aantal verplaatsbare voorwerpen, waaronder ook de ketel, is gezien de verklaring daarover van de verdachte niet vreemd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw partieel vrijspraak bepleit, aangezien enkel kan worden bewezen dat de verdachte een ketel voorhanden heeft gehad, zoals hij zelf heeft verklaard.
Ten aanzien van feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, omdat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober op de plaats delict aanwezig is geweest.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten 3 en 4
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op de in de tenlastelegging opgenomen datum (29 oktober 2024) aanwezig was in het drugslab. Dat hij aldaar op die dag een voertuig heeft geheeld en een jammer voorhanden heeft gehad kan derhalve niet worden bewezen. De rechtbank zal de verdachte van deze feiten vrijspreken.
Bewijs drugslab
Op 29 oktober 2024 kwam er bij de politie een melding binnen dat er in de garageboxen op de [Adres] te Geleen mogelijk een hennepkwekerij is gevestigd. [2] De politie ging ter plaatse en de verbalisanten troffen tussen garagebox [nummer 1] en [nummer 2] een poort aan die voldeed aan de beschrijving van een poort uit de melding. Na het horen van gestommel achter die poort sommeerden de verbalisanten de deur te openen, maar daaraan werd geen gehoor gegeven. Een van de verbalisanten klom vervolgens op het dak en rook bij een van de op het dak geplaatste lichtkoepels een sterke zoete anijslucht. Ook werd er een witte bestelbus en een dichte witte aanhanger gezien en ook waren er (gedeeltes van) in zwarte folie verpakte ketels zichtbaar. Die ketels werden door agenten herkend als ketels die worden gebruikt voor het vervaardigen van synthetische drugs. Terwijl de verbalisanten zichzelf de toegang tot de garagebox probeerden te verschaffen hoorden zij het geluid van brekend hout en zagen zij twee personen in blauwe overalls wegrennen over het terrein. De verbalisanten zagen dat de deur van garagebox [nummer 3] was opengebroken. Vervolgens zagen zij een zwarte Volkswagen Golf (kenteken [kenteken 3] ) met twee inzittenden achterwaarts wegrijden, waarop deze auto met de linker achterzijde de rechter achterzijde van een aldaar geparkeerde Toyota Auris raakte. De buitenspiegel aan de bestuurderszijde van de Volkswagen Golf viel daardoor op de grond. De Volkswagen Golf reed vervolgens weg. De verhuurder van de garageboxen heeft verklaard dat garagebox 19 vanaf 1 maart 2024 werd verhuurd en heeft de huurovereenkomst daarvan overgelegd. [3]
Het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen is op 29 en 30 oktober 2024 ter plaatse geweest om onderzoek in te stellen in de garageboxen. [4] Bij dat onderzoek werd het volgende aangetroffen. [5]
Bij het binnentreden via garagebox [nummer 3] en ruimte G roken de verbalisanten direct de typerende geur die zij herkenden van de productie van MDMA. Links bevond zich een grote ruimte waar jerrycans en waterstofgasflessen stonden. Rechts langs de wand stond een tot stoomgenerator gemodificeerd biervat van 50 liter, alsmede een groot aantal lege jerrycans. Tegen een dwarsgeplaatste gipswand stonden negen rode waterstofgascilinders van 50 liter. Tevens stonden er een groot aantal jerrycans en een groene propaangasfles. Voorbij de dwarsgeplaatste gipsruimte bevond zich een ruimte (E) met daarin een groot aantal witte emmers met bruine deels ingedroogde vloeistof en MDMA-HCL kristallen, alsmede diverse jerrycans, een kunststof scheitrechter en diverse vaten van 200 liter met drugsafval. Langs de wand stonden vijf diepvriezers met hierop jerrycans die zoutzuur en aceton bevatten. In de achterwand van deze ruimte bevond zich een deur die toegang gaf tot een smalle tussenruimte (D) waar jerrycans met methylamine, fosforzuur en aceton stonden, met daarnaast een pallet met zakken natriumbicarbonaat en gebruikte centrifuges. In een witte stenen tussenmuur was een lage doorgang uitgehakt, die toegang gaf tot een ruimte (C) waarin een witte bestelbus stond. In de laadruimte van de bestelbus bevonden zich twee IBC’s die deels drugsafval bevatten. Aan de andere zijde stond naast deze Mercedes bestelbus een witte aanhanger, een pallet en een kruiwagen met zwarte sealzakken. In deze sealzakken zaten crèmekleurige kristallen MDMA-HCL. Bij nader onderzoek bleek het te gaan om tien sealzakken met in totaal circa 100 kilo MDMA-HCL kristallen. [6] Achter de pallet met sealzakken stonden meerdere in zwarte folie gewikkelde ketels. Achter de bestelbus stonden metalen stellingen waartussen een doorgang was met daarachter een gebruikte stalen reactieketel. Rechts daarvan was een opslag van zakken, gasflessen en jerrycans met chemicaliën. In deze ruimte is tevens een diepvriesbakje aangetroffen met bijna 1 kilogram metamfetamine kristallen. [7] Links van de ketel bevond zich een dubbele deur naar een volledig als drugslab ingerichte ruimte (B).
In deze ruimte bevonden zich langs de rechterwand verschillende blauwe vaten van 220 liter. Met behulp van een warmtebeeldcamera kon worden vastgesteld dat de temperatuur van de vloeistof in deze vaten ongeveer 25°C was. Van een inwerking zijnde vacuümpomp kwam een hard geluid. Deze pomp was aan de aanzuigzijde met een teflonslang via een gesloten kogelafsluiter aangesloten op een gemodificeerd biervat, welke deel uitmaakte van een vacuümdestillatieopstelling. De uitblaaszijde mondde via een oranje slang uit in een zwarte jerrycan met sterke schuimvorming. In deze ruimte stonden onder meer rode waterstofgasflessen, jerrycans en diverse roestvrijstalen ketels. Linksachter stond een drukreactieketel die een druk van ongeveer 3,4 Bar aangaf. De hiernaast geplaatste glazen thermometer in de ketel gaf een temperatuur aan van ongeveer 60°C. De kogelafsluiters van de aan- en afvoerslangen van het koelwater van een destillatieketel die deel uitmaakte van voornoemde vacuümdestillatieopstelling stonden beide open. Op grond van deze omstandigheden concludeerde de verbalisant dat deze ketel op het moment van ontdekken in werking was voor de grootschalige vervaardiging van verdovende middelen.
In de ruimte bevonden zich verder een zelf geconstrueerde houten afzuigkap met een open ketel met vloeistof, een cilindrische reactieketel met vloeistof, een roestvrijstalen ketel en een zwarte speciekuip met vloeistof, twee op elkaar geplaatste IBC’s van 1000 liter die deel uitmaakten van een lucht aan- en afvoerinstallatie, meerdere jerrycans met opschriften ‘P-afdamp’, gevuld met verschillende stappen van de vervaardiging van de precursor PMK van waaruit MDMA vervaardigd kan worden.
In een naastgelegen ruimte (A) stonden jerrycans met opschriften ‘P-afdamp’, diverse emballage met afval en een met folie bedekte werktafel die gelet op resten MDMA-HCL kristallen eerder is gebruikt als droogruimte voor verdovende middelen. In een andere dubbele garagebox (H) stond een witte Mercedes Sprinter en lagen onder een zeil een roestvrijstalen ketel, rode waterstofgasflessen en een stapel zakken van 25 kilogram met wijnsteenzuur. In de laadruimte van de bus stonden een aantal dozen met centrifuges, een ijsemmer en diverse emballage met gevaaretiketten, goederen die door de verbalisanten werden aangemerkt als bestemd voor dan wel gebruikt bij de vervaardiging van metamfetamine.
Door verbalisanten zijn met behulp van een warmtebeeldcamera opnamen gemaakt in voornoemde ruimten. Daaruit bleek dat de twee 25 liter jerrycans in ruimte E met een temperatuur van ongeveer 24°C belangrijk warmer waren dan de omgeving, de in werking zijnde vacuümpomp in ruimte B aan de buitenzijde een temperatuur van ongeveer 53°C had, de vloeistof in drie van de vier 220 liter vaten met ongeveer 24°C belangrijk warmer was dan de omgeving, de buitenzijde van de drukreactieketel een temperatuur van ongeveer 47°C had, de vloeistof in de speciekuip een temperatuur van ongeveer 25°C had en enkele maatbekers op een vriezer met een temperatuur van ongeveer 22°C belangrijk warmer waren dan de omgeving.
Al deze bevindingen werden door de verbalisanten als volgt geïnterpreteerd.
De ruimten A t/m F waren in gebruik voor de zeer grootschalige vervaardiging en bewerking van MDMA en/of (met)amfetamine. Het aantreffen van 10 sealzakken met in totaal ongeveer 100 kilogram MDMA-HCL versterkt dat.
In ruimte B vond op het moment van ontdekking de vervaardiging van MDMA plaats in de onder druk staande drukreactieketel die gevuld was met reactievloeistof van ongeveer 60°C. Tevens was de vacuümpomp in werking die deel uitmaakt van de gebruiksklare vacuümdestillatieopstelling. In ruimte C stonden ketels waaronder een kookketel van 450 liter die mede gelet op de resterende vloeistof daarin eerder gebruikt is bij de grootschalige vervaardiging van amfetamine. De laadruimte van de Mercedes Sprinter was, mede gelet op de IBC met rode slang die drugsafval bevatte, ingericht en vermoedelijk eerder gebruikt voor het elders lozen van vloeibaar drugsafval. Om de gevormde PMK en/of MDMA-olie te zuiveren/af te scheiden wordt deze nog gedestilleerd in een (vacuüm)destillatie-opstelling. Gezien het residu onder in deze ketel is deze eerder ter plaatse in gebruik geweest. In de aanhanger werden 68 lege dozen van pre-precursor en 72 lege plastic verpakkingen van netto 25 kilogram van de pre-precursor PMK-glycidezuur aangetroffen. In totaal is er tenminste 1800 kilogram omgezet naar 560 liter PMK. Ook de aantallen lege verpakkingen van citroenzuur en caustic soda passen bij een dergelijke hoeveelheid PMK-glycidezuur. Gelet op het aantreffen van ongeveer 1500 liter kristallisatieafval is er vermoedelijk eerder ter plaatse minimaal 300 kilogram maar vermoedelijk 500 kilogram MDMA-HCL gekristalliseerd. Gelet op het aantreffen van 375 liter PMK-olie is het mogelijk om hieruit bij benadering nog ongeveer 450 kilogram MDMA-HCL te vervaardigen.
Overweging ten aanzien van het drugslab
Bovenvermelde interpretatie van het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen neemt de rechtbank over en maakt zij tot de hare. De rechtbank concludeert dat er in de periode vanaf 1 maart 2024, de datum waarop de huur van de betreffende garagebox is aangevangen, tot 29 oktober 2024, de dag van ontdekking, in het drugslab MDMA en metamfetamine is geproduceerd en voorbereidingshandelingen zijn verricht voor de productie van MDMA, metamfetamine en amfetamine. Een conclusie die wordt versterkt door de aanwezigheid, op diezelfde 29 oktober 2024, van zo’n 100 kilo MDMA.
Dan rest enkel nog de vraag welke persoon of personen voor dit drugslab verantwoordelijk zijn.
Bewijs betrokkenheid drugslab
Op 29 oktober 2024 heeft op de plaats delict ook forensisch onderzoek plaatsgevonden. Door verbalisanten zijn onder andere de mondopening van een waterflesje in ruimte A, de bedieningskranen van een ketel in ruimte B en wegwerphandschoenen, een doosje van latex handschoenen en de mondopening van een colablikje in ruimte C bemonsterd. [8] Deze bemonsteringen zijn onderworpen aan DNA-onderzoek, op grond van welk onderzoek is geconcludeerd dat de bemonsteringen DNA bevatten dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. [9]
Overweging ten aanzien van betrokkenheid
De rechtbank stelt vast dat in het drugslab DNA-sporen zijn aangetroffen op verschillende voorwerpen, in functioneel van elkaar te onderscheiden ruimtes van het laboratorium, die overeenkomen met het DNA-profiel van de verdachte.
De verdachte heeft over deze DNA-sporen verklaard dat deze in het drugslab terecht kunnen zijn gekomen toen hij een ketel, die hij nog in opslag had staan van een eerder drugslab in België waarvoor hij veroordeeld is, bij het drugslab in Geleen heeft afgeleverd. Om de ketel te verplaatsen heeft hij handschoenen gedragen en terwijl hij wachtte op de komst van een vriend die hem zou ophalen heeft hij daar wat gedronken. Dat zijn DNA daar is aangetroffen is derhalve niet opmerkelijk en wijst niet op een actieve bijdrage aan het productieproces in het drugslab. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank dient te beoordelen of het alternatieve scenario over de herkomst van het DNA van verdachte in het drugslab aannemelijk is en tot vrijspraak van feit 1 en partiële vrijspraak van feit 2 dient te leiden. Vooropgesteld zij dat het geheel en al aan de verdachte is om zijn eigen processtrategie te bepalen en daarmee zelf te bepalen of en zo ja, wat hij wanneer zegt. De situatie kan zich echter voordoen dat verdachte een strategie kiest, die afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van een afgelegde verklaring. Die situatie doet zich hier voor; de verdachte heeft pas nadat het volledige dossier aan hem is verstrekt en hij bekend was met de onderzoeksresultaten een verklaring afgelegd die eerder te verwachten was geweest, indien hij geen enkele betrokkenheid had bij het drugslab.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer, verder het volgende.
De voorwerpen waarop DNA-sporen zijn aangetroffen hangen naar hun aard en gebruik direct samen met het bedienen en in werking houden van het productieproces in een drugslab, te weten het instellen en openen/sluiten van kranen aan een ketel, het dragen en wisselen van handschoenen bij handelingen met chemicaliën en apparatuur, en het consumeren van drank tijdens langdurige werkzaamheden in de productieomgeving. Het aantreffen van DNA op juist de bedieningskranen en op (verpakkingen van) handschoenen past bij de sporen die men redelijkerwijs verwacht aan te treffen van personen die het laboratorium daadwerkelijk draaiende houden en daarin drugs produceren, en niet louter van toevallige of kortstondige bezoekers.
Verder merkt de rechtbank op dat de aangetroffen wegwerphandschoenen van latex zijn. Dergelijke handschoenen zijn bij uitstek geschikt voor werkzaamheden in een drugslab, aangezien deze hygiënisch zijn en beschermen tegen chemicaliën. Voor het sjouwen van een zware ketel zijn deze echter minder geschikt; daarvoor ligt het gebruik van werkhandschoenen in de rede. Het aantreffen van DNA op latex handschoenen past daarom niet bij het door de verdachte geschetste transportscenario, maar eerder bij het verrichten van operationele werkzaamheden in het lab.
Voorts is sprake van een innerlijke tegenstrijdigheid in de verklaringen van de verdachte. Enerzijds stelt hij dat hij “helemaal niets meer met drugs te maken wilde hebben” na een eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten in België. Anderzijds verklaart hij dat hij een oude ketel uit dat eerdere drugslab actief te koop heeft aangeboden en verkocht aan personen van wie hij wist dat zij deze ketel voor de productie van drugs zouden gaan gebruiken. Ook dat tast de geloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte aan.
Gezien het voorgaande en in samenhang met het sporenbeeld (DNA op bedieningskranen van een ketel, op latex handschoenen en een handschoenendoosje, en op de mondopeningen van een waterflesje en colablikje, verspreid over verschillende ruimtes van het lab) acht de rechtbank de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en schuift zij deze ter zijde.
De rechtbank komt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen tot de conclusie dat de aangetroffen DNA-sporen dadersporen betreffen en aldus zijn achtergelaten door degene die in het laboratorium produceerde, en niet door een ander die geen betrokkenheid bij de productie had. Gezien de DNA-match houdt de rechtbank de verdachte derhalve verantwoordelijk voor het medeplegen van drugs en het verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve daarvan. De betrokkenheid van een of meer andere personen blijkt uit de omstandigheid dat op de dag van ontdekking twee personen uit het drugslab zijn gevlucht, het sporenbeeld en de overweging dat het nagenoeg ondoenlijk is om een lab van een omvang als het onderhavige slechts te bestieren door één persoon.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en metamfetamine heeft vervaardigd,
en op 29 oktober 2024 opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 100 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, en een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde MDMA en metamfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten, het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van MDMA en/of) en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door;
- een of meer vrieskisten en maatbekers en betonmixers en (drukreactie)ketels en trechters en zeven en vacuümpompen en gasflessen en afzuigsystemen voorhanden te hebben en
- een grote hoeveelheid MDMA en metamfetamine voorhanden te hebben en
- één of meer hoeveelheden van in elk geval één of meer materialen bevattende MDP2P en PMK en ethanol en BMK en methanol en citroenzuur en mierenzuur en wijnsteenzuur en aceton en caustic soda voorhanden te hebben.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en een geldboete van € 30.000,-. Bovendien heeft zij gevorderd aan de verdachte de maatregel van kostenverhaal op grond van artikel 13d van de Opiumwet op te leggen voor een bedrag van € 34.431,95.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevangenisstraf zoals geëist sterk gematigd dient te worden en dat het gelet op de ontnemingsprocedure en de maatregel van kostenverhaal te ver door zou schieten om ook nog een geldboete aan de verdachte op te leggen. Hij zal financieel al hard worden geraakt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de productie van synthetische drugs, het in dat kader plegen van voorbereidingshandelingen en het bezit van een grote hoeveelheid drugs. Dit alles gebeurde in een zeer grootschalig en professioneel opgezet drugslab. Gelet op de bevindingen van de LFO moet het ervoor worden gehouden dat in dit lab in een betrekkelijk korte periode van een aantal maanden grote hoeveelheden harddrugs zijn vervaardigd. Deze drugs zullen hun weg naar de samenleving hebben gevonden en daar hun schadelijke uitwerking op de gezondheid van de gebruikers hebben gehad. Van deze schadelijke werking voor de volksgezondheid in het algemeen de gebruikers in het bijzonder, hebben de verdachte en zijn mededaders zich kennelijk niets aangetrokken. Zoals zij zich kennelijk ook niets aangetrokken hebben van het grote gevaar dat het lab vormde voor de directe omgeving. Het lab was gesitueerd midden in een woonwijk en de rechtbank wil zich niet voorstellen hoeveel slachtoffers en de rechtbank wil zich niet voorstellen hoeveel slachtoffers en schade er zou zijn ontstaan als dit lab ontploft zou zijn. Gelet op de omvang van het lab, de investeringen die hiervoor nodig zullen zijn geweest, de kanalen die gebruikt moeten zijn voor de logistiek en voor de verkoop van de geproduceerde drugs, kan het niet anders dan dat dit gebeurd is in georganiseerd crimineel verband. Georganiseerde drugscriminaliteit gaat gepaard met andere vormen van ondermijnende criminaliteit, waaronder ernstige geweldsdelicten en intimidatie.
Kennelijk hebben de verdachte en zijn mededaders zich daar allemaal niets gelegen laten liggen. In de kennelijke wens om de eigen portemonnee zo snel mogelijk te vullen, hebben zij rücksichtslos gehandeld. Ook de natuur heeft het daarbij moeten ontgelden. In het lab werd een (geheelde) Mercedes Sprinter aangetroffen die werd gebruikt om drugsafval te dumpen. De schade die dergelijke dumpingen voor het milieu met zich brengen zijn echter enorm. Evenals de maatschappelijke kosten gepaard met het opruimen van dit afval.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Bij de straftoemeting weegt de rechtbank in strafverzwarende zin verder mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Zo is hij in België in 2021 nog veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren. Het heeft er alle schijn van dat hij niet lang na vrijlating weer is begonnen met de productie van harddrugs. Dit toont aan dat de verdachte zeer hardleers is en zelfs lange gevangenisstraffen hem niet tot andere inzichten brengen. De rechtbank acht het daarom gepast om een langere straf op te leggen dan aan een
first offenderzou worden opgelegd.
Alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten voor (grootschalige) productie van harddrugs en de daarbij behorende voorbereidingshandelingen, in samenhang bezien met de hiervoor genoemde recidive en gevaarzetting, acht de rechtbank uitsluitend een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 jaren. Voorts zal de rechtbank, gelet op het evident winstoogmerk dat de verdachte had bij het plegen van de feiten, een geldboete opleggen van 25.000 euro.
Verder zal de rechtbank ook de maatregel in de zin van artikel 13d van de Opiumwet aan de verdachte opleggen, ter vergoeding van de gemaakte kosten voor de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving en de volksgezondheid en ten aanzien waarvan de onttrekkingsmaatregel had kunnen worden opgelegd. Het dossier bevat een onderbouwing van de kosten die zijn gemaakt ter ontmanteling van het drugslab en deze kosten komen de rechtbank ook geenszins onredelijk voor. Hoewel er aanwijzingen zijn dat er ook andere personen bij het drugslab waren betrokken naast de verdachte en zijn medeverdachte, ziet de rechtbank in die omstandigheid geen aanleiding om de kosten die voor de vernietiging zijn gemaakt niet pondspondsgewijs over deze drie verdachten te verdelen. Het is immers het uitgangspunt van de wetgever om zoveel als mogelijk te voorkomen dat dergelijke kosten worden afgewenteld op de samenleving. De precieze mate van betrokkenheid van anderen is derhalve niet relevant in de bepaling van de hoogte van het bedrag dat van de verdachte kan worden teruggevorderd. De rechtbank zal, in overeenstemming met hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd, de maatregel opleggen tot een bedrag van € 34.431,95.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van:
- de bij vonnis van 15 juni 2018 van de politierechter in deze rechtbank onder parketnummer 03.139026.17 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
- de bij vonnis van 15 juni 2018 van de politierechter in deze rechtbank onder parketnummer 03.061498.18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
- de bij arrest van 1 mei 2024 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch onder parketnummer 20.00046.24 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen dienen te worden afgewezen. Voor wat betreft de zaak onder parketnummer 20.000046.24 ontbreekt het volgens haar aan een ondertekende vordering. Verder zijn de feiten van de andere twee zaken al zo oud, uit 2015 en 2017, dat het weinig zinvol is de destijds daarvoor opgelegde voorwaardelijke straffen nu alsnog ten uitvoer te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straffen in beginsel op zijn plaats is. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht ook geen omstandigheden die tot een ander oordeel nopen. De rechtbank zal de vorderingen van de officier van justitie derhalve toewijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen gelasten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 36e, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13d van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan het onder
feiten 3 en 4tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1 en 2 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1 en 2 tot een
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 160 dagen;
Maatregel kostenverhaal
  • legt aan de verdachte op de
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 688 dagen;
Vorderingen tenuitvoerlegging
-
wijst toe de vorderingenvan de officier van justitie
tot tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijke straffen, opgelegd in de zaken onder parketnummers 03.139026.17, 03.061498.18 en 20.00046.24, te weten gevangenisstraffen voor de duur van respectievelijk 2 maanden, 2 weken en 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. D.J.E. Hamers-Aerts en mr. M. El Jerrari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
- 100 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- 1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde (telkens) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 2 ahf/ond D Opiumwet )
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten, het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door;
- een of meer vrieskisten en/of maatbeter(s) en/of betonmixers en/of (drukreactie)ketel(s) en/of trechters en/of zeven en/of vacuümpompen en/of gasflessen en/of afzuigsystemen voorhanden te hebben en/of
- een grote hoeveelheid MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine voorhanden te hebben en/of
- één of meer hoeveelheden van in elk geval één of meer materialen bevattende MDP2P en/of PMK en/of ethanol en/of BMK en/of methanol en/of citroenzuur en/of mierenzuur en/of wijnsteenzuur en/of aceton en/of caustic soda voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 3
hij op of omstreeks 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
- een Mercedes Sprinter (gekentekend [kenteken 1] en/of
- een Mercedes Sprinter (gekentekend [kenteken 4] ) en/of
- een Vespa Piaggio GTS (gekentekend [kenteken 2] ),
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 4
hij op of omstreeks 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer radioapparaten, te weten een jammer (Rohde & Schwarz Spectrumanalyzer ESW26), heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
(art. 10.15 lid 1 Telecommunicatiewet jo. art. 47 lid 1 sub 1 Sr)
BIJLAGE II: Aanvullende bewijsmiddelen
NFI rapport van 17 jan. 2025

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024176050, gesloten op 26 februari 2025, digitaal doorgenummerd van pagina 1 t/m 423 (deel I) en een aanvulling daarop, gesloten op 20 mei 2025, digitaal doorgenummerd van pagina 1 t/m 180 (deel II).
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] van 31 oktober 2024, dossierpagina’s 45 en 46 (deel I). De rechtbank begrijpt de in dit proces-verbaal opgenomen datum 29 september 2024 als 29 oktober 2024.
3.De getuigenverklaring van [naam 3] van 7 november 2024 en een kopie van de huurovereenkomst, dossierpagina’s 319 t/m 322 en 326 t/m 329 (deel I).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] , dossierpagina’s 67 t/m 83 (deel I).
5.Zie bijlage II voor de volledige inventarisatielijst en het NFI-rapport.
6.Dossierpagina’s 76 en 77 (deel I), o.v.v. SIN nummers ‘AARY0591NL’, ‘AARY0592NL’ en ‘AARY0590NL’, alsmede dossierpagina 120 (deel I).
7.Dossierpagina’s 82, 78, o.v.v. SIN nummer ‘AAQL1749NL’ en dossierpagina 120 (deel I).
8.Het proces-verbaal forensisch onderzoek van verbalisanten [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] , dossierpagina’s 128 t/m 133 (deel I), o.v.v. SIN nummers ‘AART4692NL’, ‘AART4697NL’, ‘AART4693NL’ en ‘AART4691NL’, alsmede het proces-verbaal vooronderzoek lab van verbalisant [naam 10] , dossierpagina’s 194 t/m 197 (i.h.b. pagina 195, vanaf alinea ‘Onderzoek doos met SIN AART4693NL’) (deel I), o.v.v. SIN ‘AARH2523NL’ en ‘AARH2524NL’.
9.Het Eurofins rapport forensisch DNA-onderzoek van 11 november 2024, dossierpagina’s 163 t/m 166 (deel I), alsmede het Eurofins rapport forensisch DNA-onderzoek van 20 november 2024, dossierpagina’s 186 t/m 189 (deel I), alsmede het Eurofins rapport forensisch DNA-onderzoek van 13 november 2024, dossierpagina’s 344 t/m 346 (deel I), alsmede het Eurofins rapport forensisch DNA-onderzoek van 9 mei 2025, dossierpagina’s 57 en 58 (deel II).