ECLI:NL:RBLIM:2024:989

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10901763 CV EXPL 24-487
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voorschot op vervangende schadevergoeding in kort geding wegens tekortkoming in aannemingsovereenkomst

In deze zaak vorderen eisers in kort geding een voorschot op vervangende schadevergoeding van gedaagde, die tekort is geschoten in de nakoming van een overeenkomst tot aanneming van werk. De kantonrechter heeft op 5 maart 2024 geoordeeld dat de vordering grotendeels toewijsbaar is. Eisers hebben een overeenkomst gesloten met gedaagde voor het vernieuwen en isoleren van hun dak, waarvoor zij een bedrag van € 21.726,00 inclusief btw hebben betaald. Gedaagde heeft echter gebreken vertoond in de uitvoering van het werk, wat door deskundigen is vastgesteld. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de gebreken niet gemotiveerd heeft betwist en dat de door de deskundige berekende schade aanzienlijk hoger is dan het gevorderde voorschot. De kantonrechter heeft de vordering van eisers tot een bedrag van € 8.791,62 toegewezen, alsmede de proceskosten. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien het dak waterdicht moet worden gemaakt om verdere schade te voorkomen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10901763 \ CV EXPL 24-487
Vonnis in kort geding van 5 maart 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,

beiden te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. L. Isenborghs,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T. Franzen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 31 januari 2024 met producties 1 tot en met 12;
- de pleitnota van [gedaagde] met productie 1;
- de mondelinge behandeling van 22 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitaantekeningen van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op basis van een offerte van 26 februari 2023 een overeenkomst gesloten inhoudende dat [gedaagde] het dak van de woning van [eisers] vernieuwt en isoleert en dat [eisers] daarvoor € 21.726,00 inclusief btw betalen.
2.2.
Op 8 juni 2023 heeft [gedaagde] de eerste werkzaamheden uitgevoerd.
2.3.
Op 3 maart 2023 en 11 juni 2023 heeft [gedaagde] aan [eisers] facturen gestuurd. [eisers] hebben deze facturen met een totaalbedrag van € 18.467,09 inclusief btw voldaan.
2.4.
Per e-mail van 1 juli 2023 hebben [eisers] [gedaagde] verzocht om zijn werkzaamheden tijdelijk te staken zodat een deskundige, de heer [naam deskundige 1] van TOP Expertise B.V., de verrichte werkzaamheden zou kunnen inspecteren.
2.5.
Bij brief van 3 juli 2023 heeft de toenmalige gemachtigde van [eisers] jegens [gedaagde] herhaald dat de werkzaamheden tijdelijk zijn opgeschort in afwachting van het deskundigenonderzoek en [gedaagde] verzocht om het dak waterdicht te maken.
2.6.
Bij brief van 23 augustus 2023 en e-mail van 2 oktober 2023 hebben [eisers] aan [gedaagde] medegedeeld dat zij naar aanleiding van het deskundigenonderzoek door de heer [naam deskundige 1] op 10 juli 2023 zijn geadviseerd om constructief advies in te winnen. Tevens hebben [eisers] [gedaagde] opnieuw gesommeerd tot het waterdicht afdekken van het dak en is [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor alle schade van [eisers]
2.7.
Op 28 augustus 2023 heeft een constructeur, de heer [naam constructeur] van [naam bv] (hierna: [naam bv] ) onderzoek gedaan.
2.8.
Op 4 september 2023 heeft een andere deskundige, de heer [naam deskundige 2] van [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) vervolgonderzoek gedaan in aanwezigheid van [eisers] [gedaagde] was daarbij niet aanwezig, hoewel hij daarvoor wel was uitgenodigd.
2.9.
In het rapport van [naam bedrijf] (waarin de conclusies van [naam bv] zijn verwerkt) staat, onder meer en voor zover van belang, het volgende:
- De toegepaste isolatieplaten zijn niet geschikt voor pannendaken,
- De isolatieplaten zijn onvakkundig aangebracht, met een enkele schroef per isolatieplaat, met tengels met meer dan 1,50 m tussenruimte,
- De schroeven hebben in de 80 mm isolatie geen ondersteuning en buigen door in de isolatie, door het gewicht van de pannen. Hierdoor verschuiven de pannen richting onderzijde (goot) en worden de schroeven oneigenlijk belast. De schroeven kunnen breken of uit de houten dakplaten getrokken worden,
- de versteviging van de dakconstructie is onvakkundig uitgevoerd,
- de omtimmering van de zinken bakgoot is niet goed aangebracht,
- de aangebrachte dakopbouw (underlayment, isolatie, folie, tengels, panlatten, gootbetimmering) dient verwijderd te worden,
- de bestaande en nieuwe sporen moeten verwijderd worden, (enz)
- per direct dient het dak goed waterdicht gemaakt te worden.
2.10.
Blijkens de kostenraming die als bijlage 4 bij het rapport is gevoegd betreffen de kosten voor het verwijderen van de dakopbouw en het tijdelijk dichtmaken van het dak met zeilen € 7.256,80 exclusief btw. De totale kosten voor de herstelwerkzaamheden aan het dak worden begroot op € 41.502,59 exclusief btw en de kostenberaming voor de herstelwerkzaamheden als gevolg van de lekkages bedraagt € 15.321,73 exclusief btw.
2.11.
Naar aanleiding van de rapporten van [naam bv] en [naam bedrijf] hebben [eisers] [gedaagde] bij brief van 4 oktober 2023 in gebreke gesteld en gesommeerd tot het binnen tien dagen waterdicht maken van het dak, om binnen 7 weken de door [naam bedrijf] geadviseerde herstelwerkzaamheden uit te (laten) voeren) en om binnen 10 dagen het bouwmateriaal op te ruimen.
2.12.
[gedaagde] heeft niet voldaan aan de sommatie van 4 oktober 2023, noch de bereidheid uitgesproken om daaraan te voldoen.
2.13.
Bij brief van 16 oktober 2023 hebben [eisers] [gedaagde] geïnformeerd dat hij in verzuim verkeert. Ten aanzien van het waterdicht maken van het dak hebben [eisers] aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding.
2.14.
[eisers] hebben op 28 december 2023 een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank tot het leggen van een conservatoir beslag op de woning (stacaravan) van [gedaagde] alsmede tot het leggen van een conservatoir derdenbeslag op de bankrekening van [gedaagde] bij de Rabobank, voor een bedrag van € 97.382,97. Dat verzoek is door de voorzieningenrechter bij beschikking van 28 december 2023 toegewezen. Beide beslagen zijn op 17 januari 2024 gelegd en het daarvan opgemaakte proces-verbaal is op 19 januari 2024 aan [gedaagde] overbetekend.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen:
tot betaling van € 10.000,00 ten behoeve van de noodzakelijke werkzaamheden, te weten het verwijderen van de dakopbouw en het waterdicht maken van het dak, te vermeerderen met de wettelijke rente;
in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van hun vorderingen, met voor zover rechtens uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van [eisers] tot een bedrag van € 8.791,62 zal worden toegewezen, en dat [gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.2.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de onderhavige kwestie te complex is voor een behandeling in kort geding. De kantonrechter begrijpt dit verweer aldus dat [gedaagde] bedoelt dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist. Ingevolge artikel 256 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een zaak niet geschikt om in kort geding te worden beslist als de voorzieningenrechter onvoldoende inzicht in de zaak heeft kunnen verkrijgen om een beslissing te kunnen nemen of als de voorzieningenrechter de gevolgen van die beslissing onvoldoende kan overzien. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval geen sprake.
4.3.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de inhoudelijke beoordeling.
4.4.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen. Deze verschillende elementen vormen communicerende vaten. Hoe geringer de aannemelijkheid van de vordering is, des te zwaarder zal in het kader van de belangenafweging het risico meewegen dat mogelijk terugbetaald zal moeten worden en de crediteur daarvoor geen verhaal zal bieden, terwijl dan veel hogere eisen aan het spoedeisend belang van de crediteur om op korte termijn over het geld van de vordering te kunnen beschikken gesteld zullen worden en andersom.
4.5.
[eisers] leggen aan hun vordering de stelling ten grondslag dat zowel [naam bv] als [naam bedrijf] concluderen dat sprake is van gebreken aan het door [gedaagde] gedane werk: de toegepaste isolatieplaten zijn niet geschikt voor pannendaken en zijn onvakkundig aangebracht, de versteviging van de dakconstructie is onvakkundig uitgevoerd en de omtimmering van de zinkenbakgoot is niet goed aangebracht. Ook heeft [gedaagde] het dak niet deugdelijk afgedicht waardoor [eisers] voortdurend lekkages hebben in hun woning. Nu [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij niet zegt dat hij het niet eens is met het expertiserapport van [naam bedrijf] , is de aanwezigheid van die gebreken niet gemotiveerd betwist en daarmee in rechte komen vast te staan en acht de kantonrechter het bestaan van een vordering van [eisers] op [gedaagde] voldoende aannemelijk. De bezwaren die [gedaagde] naar voren heeft gebracht tegen (de totstandkoming van) het rapport van [naam bedrijf] kunnen daar niet aan afdoen. [gedaagde] is uitgenodigd om bij het onderzoek door [naam bedrijf] aanwezig te zijn. Dat hij ervoor gekozen heeft om, zonder bericht van verhindering, niet op die uitnodiging in te gaan, moet voor zijn rekening blijven. Datzelfde geldt voor de mededeling van [gedaagde] ter zitting dat hij een contra-expertise wil laten uitvoeren. Hij is al vanaf 4 oktober 2023 bekend met het rapport van [naam bedrijf] en heeft hier nog nooit inhoudelijk op gereageerd laat staan om een contra-expertise gevraagd.
4.6.
Uit de pagina’s 21 en 22 en bijlage 4 van het rapport van [naam bedrijf] blijkt voldoende dat de door [naam bedrijf] berekende schade een veelvoud bedraagt van het door [eisers] in dit kort geding gevorderde. De kantonrechter acht dan ook voorshands voldoende aannemelijk dat de rechter in een eventuele bodemprocedure een bedrag aan schadevergoeding zal toewijzen van (tenminste) het bedrag dat in deze kortgedingprocedure zal worden toegewezen. Dat [eisers] geen offertes hebben overgelegd waaruit de daadwerkelijke schade blijkt en dat op hen een schadebeperkingsplicht rust, maakt dit dan ook niet anders.
4.7.
Eveneens acht de kantonrechter feiten en omstandigheden aanwezig die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist (spoedeisend belang). [eisers] stellen namelijk dat het dak van hun woning op de kortst mogelijke termijn waterdicht moet worden gemaakt om verdere schade door lekkages te voorkomen en dat de dakopbouw moet worden verwijderd omdat sprake is van een gevaarlijke situatie aangezien niet valt uit te sluiten dat delen van de dakopbouw loskomen en vallen. De kantonrechter stelt vast dat dit laatste ook blijkt uit pagina’s 20 en 21 van het rapport van [naam bedrijf] (productie 9 bij dagvaarding). Eveneens blijkt uit dat rapport dat sprake is van lekkages en [eisers] hebben tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het dak nog steeds lekt. Dit tezamen maakt naar het oordeel van de kantonrechter dat [eisers] voldoende spoedeisend belang hebben bij hun vordering.
4.8.
Aan het overwogene in rov. 4.7. doet niet af dat de lekkages volgens [gedaagde] al minstens een jaar spelen, reeds voor of tijdens de door hem uitgebrachte offerte, nu [eisers] dat tijdens de mondelinge behandeling hebben betwist en dit ook niet blijkt uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Ook dat [eisers] al meer dan vijf maanden - sinds 19 september 2023 - bekend zijn met het rapport van [naam bedrijf] en dat zij in de tussentijd bijvoorbeeld een bodemprocedure hadden kunnen starten dan wel (schadebeperkende) maatregelen hadden kunnen nemen, maakt niet dat geen sprake is van spoedeisend belang. [eisers] hebben namelijk tijdens de mondelinge behandeling voldoende toegelicht wat er in de periode vanaf 19 september 2023 heeft plaatsgevonden en welke pogingen zij hebben ondernomen om [gedaagde] te bewegen om vrijwillig tot herstel van het dak over te gaan en om maatregelen te nemen om het dak voldoende af te dekken. De kantonrechter verwijst voor een weergave hiervan naar 2.11. tot en met 2.14. Daarbij komt dat het aanhangig zijn of maken van een bodemprocedure geen vereiste is voor aanwezigheid van een spoedeisend belang, evenals het nemen van (schadebeperkende) maatregelen. Ook dat toewijzing van de vordering volgens [gedaagde] niet betekent dat de lekkages op korte termijn verholpen zullen worden, maakt niet dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Van belang is namelijk dat [eisers] het dak van hun woning waterdicht kunnen laten maken en dat de gevaarlijke situatie niet blijft voortbestaan in afwachting van een eventuele bodemprocedure die waarschijnlijk niet op korte termijn leidt tot een eindvonnis.
4.9.
Voorts betwist [gedaagde] dat sprake is van financiële noodzaak aan de zijde van [eisers] en stelt hij zich op het standpunt dat als wel sprake is van financiële noodzaak, sprake is van restitutierisico omdat dan voorzienbaar is dat [eisers] een eventueel toegewezen bedrag niet kunnen terugbetalen ingeval tijdens de bodemprocedure anders wordt geoordeeld. Ook dit maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat [eisers] geen spoedeisend belang hebben dan wel dat het door hun gevorderde moet worden afgewezen. Voor toewijzing van de vordering in kort geding is een financiële noodsituatie namelijk niet vereist (Hoge Raad 25 maart 1985, NJ 1986/84). Het aanwezig zijn van financiële noodzaak is namelijk een omstandigheid die juist kan bijdragen aan het spoedeisend belang van eisende partij bij de gevraagde voorziening. Voorstelbaar is dat het restitutierisico in dat geval toeneemt. De kans dat tot restitutie moet worden overgegaan is geringer naarmate het bestaan van de vordering aannemelijker is. De kantonrechter acht het bestaan van de vordering van [eisers] op [gedaagde] op grond van het overwogene in rov. 4.5. dermate aannemelijk dat de kans dat een eventueel restitutierisico zich verwezenlijkt dusdanig gering is, dat dit naar het oordeel van de kantonrechter niet hoeft te leiden tot afwijzing van het door [eisers] gevorderde.
4.10.
Slotsom is dat de vordering van [eisers] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 8.791,62. Dit omdat uit bijlage 4 van het rapport van [naam bedrijf] volgt dat met het verwijderen van de dakopbouw, waaronder het tijdelijk dichten van het dak met zeilen, gezekerd met latten, een bedrag van € 7.265,80 exclusief btw is gemoeid. Het geldend btw-tarief bedraag 21%, hetgeen door [gedaagde] onweersproken is gesteld tijdens de mondelinge behandeling. Het meer gevorderde is onvoldoende onderbouwd en wordt daarom afgewezen.
4.11.
De door [eisers] gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals gevorderd.
4.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,17
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
814,00
(vast tarief kort geding kanton gemiddeld)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.337,17
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 8.791,62 ten behoeve van de noodzakelijke werkzaamheden, te weten het verwijderen van de dakopbouw en het waterdicht maken van het dak, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.337,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op
5 maart 2024.
CL