Op 16 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een advocaat, een voorlopige voorziening vroeg tegen een door de deken van de Orde van Advocaten Limburg opgelegde last onder dwangsom. De deken had verzoeker verzocht om de Kantooropgave 2024 in te dienen, maar verzoeker had hieraan geen gehoor gegeven. Na meerdere herinneringen heeft de deken een last onder dwangsom opgelegd, waarbij verzoeker een dwangsom van € 500,- per week riskeerde voor elke week dat hij niet voldeed aan de verplichting. Verzoeker heeft uiteindelijk op 2 december 2024 alsnog aan de last voldaan, maar vroeg desondanks om een voorlopige voorziening, stellende dat er sprake was van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van spoedeisend belang, aangezien hij de Kantooropgave inmiddels had ingediend. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.