ECLI:NL:RBLIM:2024:9884

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 5017
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom opgelegd door de deken van de Orde van Advocaten Limburg

Op 16 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een advocaat, een voorlopige voorziening vroeg tegen een door de deken van de Orde van Advocaten Limburg opgelegde last onder dwangsom. De deken had verzoeker verzocht om de Kantooropgave 2024 in te dienen, maar verzoeker had hieraan geen gehoor gegeven. Na meerdere herinneringen heeft de deken een last onder dwangsom opgelegd, waarbij verzoeker een dwangsom van € 500,- per week riskeerde voor elke week dat hij niet voldeed aan de verplichting. Verzoeker heeft uiteindelijk op 2 december 2024 alsnog aan de last voldaan, maar vroeg desondanks om een voorlopige voorziening, stellende dat er sprake was van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van spoedeisend belang, aangezien hij de Kantooropgave inmiddels had ingediend. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/5017

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

16 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , wonende te [woonplaats] , verzoeker

en

de deken van de Orde van Advocaten Limburg (de deken).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker hangende het bezwaar tegen een door de deken opgelegde last onder dwangsom.
1.1.
De deken heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Verzoeker heeft naar aanleiding van het verweerschrift nog een nadere reactie ingezonden.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben als partij deelgenomen: verzoeker en mr. E.J.M. Rosier, in zijn hoedanigheid van deken. Tevens zijn verschenen mr. M.A.P Peeters en T.A.W. Peters, beiden werkzaam bij het bureau van de deken.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder ‘overwegingen’.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Verzoeker krijgt ook geen vergoeding van zijn griffierecht of proceskosten.

Overwegingen

Wat ging aan deze zaak vooraf?
2. Verzoeker is werkzaam als advocaat en heeft zijn eigen kantoor. Op 2 april 2024 [1] heeft de Raad van Discipline (de Raad) in het ressort ‘s-Hertogenbosch verzoeker met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat. Deze schorsing is bij besluit van 5 augustus 2024 [2] van het Hof van Discipline in stand gebleven. Een verzoek om opheffing van de schorsing is bij beslissing van 5 november 2024 [3]
door de Raad afgewezen.
2.1.
Ook is verzoeker bij beslissing van de Raad van 6 mei 2024 [4] een schorsing opgelegd voor de duur van 26 weken
.
2.2.
De schorsing van verzoeker is nog steeds van kracht.
Hoe is het bestreden besluit tot stand gekomen?
3. De opgave CCV [5] is een jaarlijks terugkerende verplichting waaraan alle advocaten en advocatenkantoren moeten voldoen. Met deze opgave wordt gecontroleerd of advocaten en advocatenkantoren voldoen aan de regels die de Voda [6] en de Wwft [7] aan advocaten en advocatenkantoren stellen. De CCV is opgesplitst in een individuele opgave [8] en een Kantooropgave inclusief kengetallen en een verzoek om inlichtingen. [9]
3.1.
Op 1 juli 2024 heeft de deken verzoeker per e-mail verzocht om aanlevering van de Kantooropgave 2024. Omdat verzoeker hieraan geen gevolg heeft gegeven, zijn er op 16 september 2024, 2 oktober 2024 en 9 oktober 2024 herinneringen gestuurd.
3.2.
Omdat verzoeker ook geen gehoor heeft gegeven aan deze herinneringen, heeft de deken op 16 oktober 2024 een voornemen uitgebracht tot het opleggen van een last onder dwangsom. Verzoeker heeft hiertegen een zienswijze ingebracht.
3.3.
Deze zienswijze heeft de deken niet tot een ander standpunt gebracht. Bij het bestreden besluit van 4 november 2024 heeft de deken het voornemen omgezet in een definitieve last onder dwangsom. Deze last houdt in dat verzoeker op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht is binnen twee weken de Kantooropgave in te dienen. Verzoeker verbeurt een dwangsom van € 500,- voor elke week dat hij niet aan zijn verplichting voldoet, met een maximum van € 5000,-.
3.4.
Op 2 december 2024 heeft verzoeker alsnog aan de last voldaan door de gevraagde Kantooropgave bij de deken in te dienen.
Is er sprake van spoedeisend belang?
4. Voordat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de opgelegde last onder dwangsom, dient zij eerst te beoordelen of voldaan is aan de voorwaarden van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Een van deze voorwaarden is dat er sprake moet zijn van “onverwijlde spoed”. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van spoedeisend belang. Zij licht dit als volgt toe.
4.2.
Niet in geschil is dat verzoeker op 2 december 2024, na het verbeuren van dwangsommen, alsnog heeft voldaan aan de last door de gevraagde Kantooropgave 2024 in te dienen bij de deken. Hieruit kan dus geen spoedeisend belang worden afgeleid. De spoed is, naar de mening van verzoeker, erin gelegen dat hij een oordeel wil van de bestuursrechter over de vraag of de deken bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taak wel bevoegd is om een algemene uitvraag te doen naar de Kengetallen, Kantooropgave en verdere inlichtingen en in het verlengde daarvan vervolgens bevoegd is een last onder dwangsom op te leggen. Volgens verzoeker kan een negatieve beantwoording van deze vraag door de bestuursrechter van invloed zijn op het verdere verloop van zijn tuchtrechtelijke procedure.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit geen (spoedeisend) belang dat het treffen van een voorziening rechtvaardigt. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat verzoeker met het treffen van de gevraagde voorziening ook daadwerkelijk kan bereiken dat de thans lopende tuchtrechtelijke maatregel (per direct) wordt opgeheven, temeer omdat deze maatregel niet alleen is opgelegd vanwege het niet (tijdig) aanleveren van informatie in de voorgaande jaren maar ook vanwege overig verwijtbaar handelen door verzoeker. Bovendien is in een tuchtrechtelijke procedure sprake van een andere normschending dan in het bestuursrecht. In deze procedure ligt enkel de last onder dwangsom voor, een herstelsanctie, welke last is opgelegd met het doel van de deken om verzoeker alsnog te bewegen te voldoen aan de op hem rustende inlichtingenplicht aan welke last inmiddels is voldaan. Ook wil verzoeker met het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening voorkomen dat de opgevraagde Kantooropgave 2024 wordt ingebracht in een (lopende)tuchtrechtelijke procedure. In het verweerschrift en ter zitting heeft de deken aangegeven dat de Kantooropgave 2024 op dit moment niet wordt gebruikt in een (tuchtrechtelijke) procedure jegens verzoeker. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen en alleen al daarom is ook hierin geen spoedeisende belang gelegen.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
5. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan een voorlopige voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de deken ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
5.1.
De voorzieningenrechter is vooralsnog niet gebleken dat zeer ernstig moet worden getwijfeld aan de juistheid van het door de deken ingenomen standpunt. Van een evident onrechtmatig besluit is daarom geen sprake.
Conclusie
6. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Voor een vergoeding van het griffierecht en een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.1.
De voorzieningenrechter heeft partijen erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024 door
mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, waarvan door de griffier
mr. D.S.A.W. Raes, is opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 24 december 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

5.Centrale controle op de verordening.
6.Verordening op de Advocatuur.
7.Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
8.Deze vindt plaats in het eerste kwartaal van elk jaar; https://www.toezichtadvocatuur.nl/toezicht/centrale-controle-verordening-ccv.
9.Deze vindt plaats begin juli van elk jaar (voor het eerst in 2023); https://www.toezichtadvocatuur.nl/toezicht/centrale-controle-verordening-ccv.