ECLI:NL:RBLIM:2024:9766

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11210452 \ CV EXPL 24-3542
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuurbedrag en beoordeling van overeenkomst op afstand in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter in Maastricht, vordert eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], betaling van een factuurbedrag van € 709,79 van gedaagde, die de keuring van de meterkast heeft aangevraagd. Eiser heeft op 24 januari 2024 de keuring uitgevoerd en een factuur van € 605,00, inclusief btw, verzonden. Gedaagde heeft de factuur echter niet betaald en voert verweer, stellende dat de keuring voor € 100,00 was aangeboden op de website van eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen op afstand, waarbij gedaagde als consument wordt aangemerkt. De rechter oordeelt dat eiser onvoldoende informatie heeft verstrekt over de prijs en bijkomende kosten, waardoor de overeenkomst gedeeltelijk wordt vernietigd. Uiteindelijk wordt eiser veroordeeld tot betaling van € 50,00 aan gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente, en moet hij de proceskosten van gedaagde vergoeden. Het vonnis is uitgesproken op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11210452 \ CV EXPL 24-3542
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging producties van [eiser] van 15 oktober 2024
- de mondelinge behandeling van 1 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] handelt onder de naam [handelsnaam] . Hij heeft op 24 januari 2024 een keuring uitgevoerd van de meterkast in de woning aan het adres [adres] te [plaats] .
2.2.
Nadat de keuring was verricht heeft [eiser] aan [gedaagde] een opdrachtopleverbon voorgelegd die door haar is ondertekend. Daarop staat onder omschrijving Keuring meterkast nen1010 nen 3410 prijs € 500,00 exclusief btw.
2.3.
[eiser] heeft op 25 januari 2024 een factuur gestuurd naar [gedaagde] voor een bedrag van € 605,00, inclusief btw.
2.4.
[gedaagde] heeft deze factuur ondanks aanmaningen niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 709,79, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit het factuurbedrag van € 605,00,
€ 90,75 incassokosten en € 14,04 aan rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Zij voert aan dat zij de keuring van de meterkast via de website van [eiser] heeft aangevraagd en dat die keuring daar voor € 100,00 werd aangeboden. Zij is het er niet mee eens dat [eiser] nu een bedrag van € 605,00 in rekening brengt, zeker niet nu de werkzaamheden bij elkaar nog geen kwartier hebben geduurd, zo voert zij aan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Hoedanigheid van partijen en wijze totstandkoming overeenkomst
4.1.
In de dagvaarding heeft [eiser] geschreven dat hij handelt in de uitoefening van zijn bedrijf en dat [gedaagde] een consument is. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangevoerd dat bij de woning een manege hoorde en dat [gedaagde] daarom geen consument is. [gedaagde] heeft dat laatste betwist. Nu de meterkast betrekking had op de elektriciteitsvoorziening van een woning en op geen enkele manier is onderbouwd dat [gedaagde] bedrijfsmatig handelt, gaat de kantonrechter aan deze gewijzigde stellingname van [eiser] voorbij. [gedaagde] wordt derhalve als consument aangemerkt.
4.2.
Partijen twisten ook over de vraag op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen. [eiser] heeft aangevoerd dat het eerste contact is gelegd via een contactformulier op zijn website en dat daarna telefonisch contact is geweest. Volgens hem is de overeenkomst zelf pas tot stand gekomen toen hij op de locatie aanwezig was. [gedaagde] heeft uitdraaien overgelegd van de website van [eiser] , waaruit blijkt dat daar de keuring van de meterkast kon worden aangeklikt en in een “winkelmandje” gedaan [1] . Zij heeft op de mondelinge behandeling nader toegelicht dat het niet lukte via “het winkelmandje” en dat ze toen de betreffende keuring heeft aangevraagd via de chatfunctie op de website.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op hetgeen partijen hebben aangevoerd, [gedaagde] voldoende heeft gesteld om aan te nemen dat de overeenkomst “op afstand” tot stand is gekomen, doordat zij de “service particulier inspectie elektro 1 meterkast en aardinginspectie” heeft aangeklikt en er vervolgens via de berichtfunctie op de website een datum is afgesproken waarop die keuring zou worden verricht [2] .
Dat [eiser] vervolgens naar [gedaagde] is toegegaan om de overeenkomst uit te voeren, doet daaraan niet af, omdat er op dat moment al een overeenkomst was. Er is dan ook sprake van een overeenkomst “op afstand” zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Welke prijs zijn partijen overeengekomen?
4.4.
Het voornaamste geschilpunt tussen partijen betreft de tussen hen overeenkomen prijs. [eiser] brengt € 605,00 inclusief btw in rekening, [gedaagde] stelt dat € 100,00 is overeengekomen. Uit de uitdraai van de website van [eiser] die [gedaagde] heeft overgelegd blijkt dat daar de betreffende keuring van de meterkast op deze wijze wordt gepresenteerd:
4.5.
[gedaagde] stelt dat zij de bedoeling heeft gehad om deze keuring tegen deze prijs overeen te komen.
4.6.
[eiser] bij nadere akte uitdraaien overgelegd van het bestelproces op zijn website. Hierop is het volgende te zien.
4.7.
Ook heeft [eiser] aangevoerd dat [gedaagde] – na het uitvoeren van de keuring - een opdrachtopleverbon heeft getekend waarmee zij akkoord is gegaan met de uitgevoerde keuring voor een bedrag van € 500,00 exclusief btw.
4.8.
[gedaagde] heeft hierover weer aangevoerd dat zij een tumor in haar oog heeft en haar leesbril wilde pakken, maar dat tegen haar is gezegd dat dat niet nodig was omdat het alleen maar de opdrachtbon was en zij de factuur later per e-mail zou krijgen. Haar twee zoons hebben haar later verteld dat zij had getekend voor een bedrag van meer dan € 600,00.
4.9.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het ligt op de weg van [eiser] om aan te tonen dat hij met [gedaagde] een prijs is overeengekomen van € 605,00 inclusief btw. [eiser] is daarin niet geslaagd. Hij heeft zelf op zijn website de keuring aangeboden voor een bedrag van € 100,00 exclusief btw. Bij dit aanbod staat niet vermeld dat hier nog kosten bijkomen. Omdat keuringen van meterkasten alleen kunnen plaatsvinden op locatie, lag het op de weg van [eiser] , die zich richt op consumenten en deze keuring ook aanduidt als “particuliere service” hierover vooraf duidelijk en ondubbelzinnig te communiceren. Dat heeft hij niet gedaan. De “extra prijs” voor de “service op locatie” (die overigens 4 x zo hoog is dan de prijs waarmee [eiser] de meterkastkeuring aanbiedt) wordt blijkens de print screens van zijn webwinkel pas getoond in de allerlaatste stap bij het afronden van de winkelwagen. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij zover niet is gekomen met het bestelproces en dat zij die extra prijs dus niet heeft gezien. Nergens blijkt uit dat [eiser] deze extra kosten vóór het sluiten van de overeenkomst, of voordat [gedaagde] daaraan gebonden was, op enige manier heeft medegedeeld. De wettelijke sanctie op het niet opgeven van bijkomende kosten, is dat deze niet verschuldigd zijn. [3] Dat betekent dat [eiser] deze kosten niet bij [gedaagde] in rekening mag brengen, omdat die niet zijn overeengekomen. Dat geldt naar het oordeel van de kantonrechter overigens ook voor de btw, nu een handelaar naar de consument verplicht is de prijs
inclusiefbelastingen te communiceren. [4]
4.10.
De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat er een overeenkomst tot stand is gekomen die inhield dat [eiser] de meterkast zou keuren voor een bedrag van
€ 100,00 inclusief btw. Het meer gevorderde dient daarom hoe dan ook afgewezen te worden.
[eiser] heeft de op hem rustende informatieverplichtingen geschonden.
4.11.
Bij of voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst op afstand moet een handelaar bepaalde informatie aan de consument verstrekken [5] en deze informatie bevestigen op een duurzame gegevensdrager [6] . Een duurzame gegevensdrager betekent dat de consument de informatie eenvoudig moet kunnen bewaren, zoals bijvoorbeeld een e-mail of een brief.
4.12.
In geval van een procedure dient de handelaar te stellen dat aan al deze verplichtingen is voldaan en deze stellingen te voorzien van bewijsstukken waaruit blijkt hoe, waar en op welk moment de betreffende informatie is verstrekt. Kort gezegd: de handelaar dient inzichtelijk te maken wat de consument aan informatie heeft gekregen.
4.13.
De Hoge Raad heeft beslist dat de rechter ambtshalve moet onderzoeken of aan een aantal informatieverplichtingen is voldaan. Het gaat dan om de informatie waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt als deze niet wordt gegeven en om de informatie waaraan extra gewicht moet worden toegekend. Dit zijn de essentiële informatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft ook beslist dat de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk moet vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting. [7]
4.14.
De rechtbanken hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad voor de schending van de essentiële informatieverplichtingen een sanctierichtlijn [8] . opgesteld. Deze sanctierichtlijn houdt samengevat in dat de betalingsverplichting wordt verminderd met 25% bij maximaal drie voldoende ernstige schendingen en met 50% bij meer dan drie voldoende ernstige schendingen. Bij de precontractuele informatieverplichtingen geldt dat meerdere voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieverplichtingen die onder dezelfde letter van artikel 6:230m lid 1 BW vallen samen worden geteld als één schending. Eventuele schendingen van de verplichting om de informatie te bevestigen op een duurzame gegevensdrager worden gerekend als één schending.
4.15.
Hierna zal worden beoordeeld of aan de informatieverplichtingen is voldaan. Alleen als er sprake is van een voldoende ernstige schending van een informatieverplichting, zal die informatieverplichting hierna worden besproken.
4.16.
[eiser] heeft [gedaagde] onvoldoende geïnformeerd over 1) zijn vestigingsadres (6:230m sub c), 2) de
totale prijsvan de door hem te leveren dienst,
inclusief belastingenen
bijkomende kosten(sub e), 3) de wijze van betaling (sub g) en 4) en dat [gedaagde] een recht tot ontbinding had (sub h). Ook heeft hij 5) de verstrekte informatie niet bevestigd op een duurzame gegevensdrager.
4.17.
De kantonrechter zal op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen van informatieverplichtingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van [gedaagde] wordt verminderd met 50%. Er is in dit geval namelijk sprake van meer dan vier voldoende ernstige schendingen. Dat betekent dat € 50,00 aan hoofdsom toewijsbaar is (50% van € 100,00 van de hoofdsom).
4.18.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De buitengerechtelijke werkzaamheden waren echter gericht op het incasseren van een factuurbedrag van € 605,00 en niet op het door [gedaagde] verschuldigde bedrag van € 50,00. [gedaagde] heeft steeds de bereidheid getoond dat bedrag (en zelfs meer) te betalen. De buitengerechtelijke kosten worden daarom geacht te zijn gemaakt om het meerdere, niet verschuldigde, bedrag te incasseren. Die kosten zijn dus niet in redelijkheid gemaakt en worden afgewezen.
4.19.
De wettelijke rente die [eiser] in de dagvaarding heeft genoemd en is berekend tot 26 juni 2024 is evenmin toewijsbaar, nu die over het verkeerde bedrag is berekend. De kantonrechter zal wel zoals gevorderd de wettelijke rente over het toegewezen bedrag toewijzen vanaf 26 juni 2024.
4.20.
Van de oorspronkelijke vordering van [eiser] van € 709,00 wordt € 50,00 toegewezen. Dat betekent dat [eiser] de partij is die overwegend in het ongelijk is gesteld. Hij moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op een bedrag van € 50,00 aan verletkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2024 tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] van € 50,00,
5.3.
verklaart het vonnis onder 5.1. uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.Bijlage bij de conclusie van antwoord
2.Bijlagen bij productie 1 bij dagvaarding
3.Artikel 6:230n lid 3 BW
4.Artikel 6:230m lid 1 onder e BW
5.Artikel 6:230m BW
6.Artikel 6:230v BW
7.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (https://www.inview.nl/document/id7b5e84cda6ce4102bf133b1ad9f53d8b)
8.Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten, vastgesteld door het LOVCK op 15 december 2021, gewijzigd op 17 mei 2022 en 6 april 2023.