4.5.Het debat van partijen spitst zich toe op de staat van het gehuurde ten tijde van de aanvang en ten tijde van het einde van de huurovereenkomst en de schade die [naam onderbewindgestelde] toerekenbaar zou hebben veroorzaakt en dient te herstellen dan wel te vergoeden. Volgens [eiser] (productie 12) werd het gehuurde in goede staat en zonder gebreken aan [naam onderbewindgestelde] opgeleverd en volgens [naam onderbewindgestelde] (productie 13) werd de woning niet in een nette, schone en onbeschadigde staat aan haar opgeleverd.
4.5.1.Voorop staat dat [eiser] heeft gesteld dat hij geen beschrijving van het gehuurde bij de aanvang van de huurovereenkomst kan aanleveren. In dat kader bezien geldt de hoofdregel dat wordt verondersteld dat [naam onderbewindgestelde] als huurder het gehuurde aan het einde van de overeenkomst correct en in overeenstemming met de staat van het gehuurde bij de aanvang van de huurovereenkomst heeft opgeleverd. Hiertegen staat voor [eiser] tegenbewijs open. Met andere woorden, op [eiser] rust de stelplicht én de bewijslast te bewijzen dat de staat bij de aanvang van de huurovereenkomst anders was dan de staat ten tijde van einde van huurovereenkomst waarmee duidelijk wordt of en in welke mate [naam onderbewindgestelde] schade heeft veroorzaakt en welke herstelwerkzaamheden [naam onderbewindgestelde] dient te verrichten of schadevergoeding dient te betalen om het gehuurde weer in de oorspronkelijke staat op te leveren.
4.5.2.Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [eiser] verwezen naar vijftien foto’s die hij op 20 februari 2024 heeft gemaakt (productie 11), twee videofilmpjes van 13 september respectievelijk 1 oktober 2024 en de verklaring van dhr. Possen h.o.d.n. Valiance Makelaardij van 10 mei 2024 “De woning was leeg en bezemschoon bij de oplevering aan mevrouw [naam onderbewindgestelde] . Behoudens de overgenomen c.q. bij het pand behorende zaken waren er geen spullen in de woning. Daarnaast bedroeg de woning alle feitelijke eigenschappen die voor een normaal gebruik noodzakelijk zijn”.
4.5.3.In het door [eiser] aangeleverde voorinspectierapport worden geen gebreken of wijzigingen benoemd die [naam onderbewindgestelde] voor de eindinspectie zonder meer dient te herstellen of ongedaan dient te maken. Er wordt enkel verwezen naar “zie film en foto’s”. In het eindinspectierapport staat bij “
Staat van het gehuurdeGeconstateerde gebreken of wijzigingen
die door huurder (n.a.v. de voorinspectie) niet zijn hersteld en o.a. worden verrekend met de waarborgsom:
zie film”.
4.5.4.Zonder een duidelijke beschrijving van de gestelde gebreken en wijzigingen kan de kantonrechter zich aan de hand van de overgelegde foto’s, video’s (die jaren ná het sluiten van de overeenkomst zijn gemaakt), de verklaring van Possen en wat dies meer zij, op geen énkele manier een duidelijk beeld vormen welke de staat van het gehuurde bij de aanvang van de huurovereenkomst was en over welke gebreken of schade partijen het hebben die aan het einde van de huurovereenkomst eventueel (nog) zouden bestaan. Het lag op de weg van [eiser] om de kantonrechter daartoe deugdelijk beschreven vergelijkingsmateriaal aan te leveren hetgeen [eiser] heeft nagelaten. Het enkele verwijzen door [eiser] naar de foto’s en videofilmpjes is veel te summier om van de juistheid van de daarbij genomen stellingen, mede gelet op het uitvoerige verweer van [naam onderbewindgestelde] , te kunnen uitgaan en het is niet aan de kantonrechter om op basis van de overgelegde films en foto’s te gissen welke de staat van het gehuurde was bij aanvang van de huurovereenkomst, welke deze nu is en welke eventuele herstellingen [naam onderbewindgestelde] in dat kader dan zou moeten verrichten. Dat partijen het voor- en eindinspectierapport hebben ondertekend of dat [naam onderbewindgestelde] bijvoorbeeld de trap heeft geschilderd maakt dat niet anders.
4.5.5.Ook de stelling van [eiser] , dat partijen gelet op de aard en omvang van de gebreken er voor hebben gekozen om deze vast te leggen door middel van foto’s en een filmopname, maakt het voorgaande niet anders. Zelfs indien [eiser] in de gelegenheid zou worden gesteld om wel een deugdelijke beschrijving van de voor- en eindinspectie aan te kunnen leveren bestaat er nog steeds geen vergelijkingsmateriaal ten opzichte van de staat van het gehuurde bij de aanvang van de overeenkomst. Daarbij komt dat de offerte die [eiser] heeft overgelegd nietszeggend is omdat de offerte niet gerelateerd kan worden aan de staat van het gehuurde bij de aanvang noch aan de voorinspectie bij het einde van de overeenkomst.
4.5.6.Het gaat hier om concrete schade die onvoldoende is gespecificeerd en dit, in samenhang bezien met al het voorgaande, leidt er toe dat het door [eiser] gedane bewijsaanbod zal worden gepasseerd en dat de hoofdvordering van [eiser] zal worden afgewezen behoudens de kosten van de laminaatvloer van de woonkamer. De gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] , althans [naam onderbewindgestelde] , heeft immers in haar spreekaantekeningen en bij haar verklaring tijdens de mondelinge behandeling meermaals gesteld dat zij vanwege tijdens de huurperiode ontstane beschadigingen de intentie had om die laminaatvloer voor oplevering van de woning te vervangen. Daartoe had zij reeds een nieuwe laminaatvloer aangeschaft die zij in de garage had opgeslagen. Vanwege een lekkage ontstond er waterschade aan de opgeslagen vloer waardoor zij die niet meer kon gebruiken, reden waarom zij opnieuw laminaat heeft gekocht met het doel de beschadigde vloer in de woonkamer alsnog te vervangen. Door de houding van [eiser] heeft zij dat echter niet meer gedaan en het aangekochte laminaat niet in het gehuurde maar in haar nieuwe huurwoning gelegd.
4.5.7.Voormelde stelling van [naam onderbewindgestelde] geldt als een zogenoemde gerechtelijke erkenning als bedoeld in art. 154 lid 1 Rv die (door of namens) [naam onderbewindgestelde] tijdens mondelinge behandeling is gedaan. Nu [naam onderbewindgestelde] ter zake niet heeft gedwaald en die erkenning in vrijheid heeft afgelegd, kan zij deze erkenning niet meer herroepen. Daarmee komt vast te staan dat [naam onderbewindgestelde] heeft erkend dat tijdens de huurperiode de laminaatvloer beschadigd is geraakt én dat zij om die reden gehouden was deze te vervangen.
4.5.8.Rekening houdend met “nieuw voor oud”, het (laten) verwijderen, het afvoeren, de aanschaf en het leggen van nieuw laminaat in de woonkamer schat de kantonrechter de kosten daarvan op € 1.500,00. [naam onderbewindgestelde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verder aangegeven dat de betaalde waarborgsom met eventueel te vergoeden herstelkosten mag worden verrekend en [eiser] heeft daarop verklaard dat hij, indien de rechtstoestand komt vast te staan, de waarborgsom zal verrekenen. Nu, gelet op deze toe te passen verrekening, zal een bedrag van € 150,00 (zijnde € 1.500,00 minus de betaalde waarborgsommen van € 1.000,00 en € 350,00) worden toegewezen.