4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op zaterdag 10 april 2021, omstreeks 23.00 uur, vond er een controle van voertuigen plaats op de Schelsberg in Heerlen ten behoeve van de avondklok tijdens de coronapandemie. Bij het beëindigen van deze controle zagen verbalisanten dat een blauwe Opel Signum met het Nederlandse kenteken [kenteken] hen inhaalde in de richting van de Euregioweg en hierbij gebruik maakte van de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer waardoor hij langs een middenberm reed. Naar aanleiding hiervan werd door de verbalisanten een stopteken gegeven. De verdachte heeft dat genegeerd waarna een achtervolging van de verdachte ontstond door meerdere politievoertuigen. Wat tijdens deze achtervolging is gebeurd, heeft geleid tot het opmaken van processen-verbaal van de politie, die in dit vonnis besproken worden. Nadat de achtervolging tot een einde was gekomen, is de verdachte aangehouden. Deze aanhouding heeft ook geleid tot het opmaken van processen-verbaal van de politie, die in dit vonnis besproken worden.
In dit vonnis zullen allereerst de onder parketnummer 03.098802.21 tenlastegelegde feiten 1 en 2 worden besproken. Daarna zullen het onder parketnummer 03.098802.21 tenlastegelegde feit 3 en de onder parketnummer 03.314601.22 tenlastegelegde feiten 2 en 3 worden besproken.
Feit 2 (03.098802.21)
Bewijsmiddelen
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
In de nacht van zaterdag 10 op zondag 11 april 2021 was ik, [slachtoffer 4] , belast met de zogenaamde noodhulpdienst. Ik vormde samen met collega [slachtoffer 3] de patrouille met roepnummer 2308. Wij maakten gebruik van een opvallend dienstvoertuig. Ik, [slachtoffer 4] , bestuurde het dienstvoertuig.
Op zaterdag 10 april 2021, omstreeks 23.05 uur, hoorde ik via de mobilofoon dat een
de patrouille 2991, [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , in Heerlen een achtervolging had met een
personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] .
Rijdende op de N281 zag ik dat de achtervolgde auto tussen ons en de achtervolgende dienstvoertuigen reed. Ik zag in mijn spiegels dat de auto's achter mij snel naderden. Ik verhoogde mijn snelheid derhalve om ongeveer dezelfde snelheid te gaan rijden. Ik zag dat de snelheidsmeter van mijn dienstvoertuig op een gegeven moment 150 km/h aangaf waar 100 km/h is toegestaan. Ik, [slachtoffer 3] , heb daarop de stoptransparant op de achterzijde van de dakset aangezet om de achtervolgde auto aan te geven te stoppen. Tevens heb ik, [slachtoffer 3] de optische en geluidsignalen aangezet. Wij zagen dat hij daaraan niet voldeed. Wij zagen dat het voertuig ons in wilde halen. Ik heb getracht betrokken voertuig te blokken door aan die zijde te gaan rijden waar hij mij trachtte in te halen. Op een gegeven moment trachtte het voertuig ons links in te halen, terwijl er geen ruimte was om ons voertuig te passeren. Wij zagen, hoorden en voelden dat hij het dienstvoertuig aan de linkerzijde raakte. Wij hoorden een harde klap, voelde onbalans in het voertuig en zagen dat hij de linkerbuitenspiegel van het dienstvoertuig raakte. Ik, [slachtoffer 4] , zag dat deze naar voren klapte en kapot was. Wij konden onze weg vervolgen.
Wij reden vervolgens als eerste dienstvoertuig achter het achtervolgde voertuig. Wij
zagen dat het voertuig voor ons met een snelheid boven de 150 km/h uur reed en zagen dat hij slingerende bewegingen maakte om ons het inhalen te belemmeren. Ter hoogte van de afslag Kerkrade/Stadion trachtte ik hem rechts in te halen. Ik voelde en hoorde dat hij met de rechterzijde van zijn auto de linker voorzijde van ons dienstvoertuig raakte waardoor ik de inhaalmanoeuvre niet kon voltooien.
Vervolgens zagen wij verschillende malen de remlichten van het achtervolgde voertuig oplichten zonder snelheid te verminderen. Wij zagen vervolgens dat het voertuig de afslag Kerkrade/Simpelveld nam en rechtsaf wilde slaan in de richting van Simpelveld. Ik, [slachtoffer 4] , stuurde het dienstvoertuig links naast het achtervolgde voertuig. Wij zagen dat de bestuurder plots naar links stuurde. Wij voelden dat de achtervolgde auto ons aan de rechterzijde raakte waardoor wij naar links werden geduwd. Vervolgens zagen wij dat het achtervolgde voertuig rechtsaf richting Simpelveld reed.
In het
proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 3] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
In de nacht van zaterdag 10 april 2021 op zondag 11 april 2021 had ik nachtdienst met mijn collega [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] bestuurde de politieauto en ik zat op de bijrijdersstoel. Mijn collega's achtervolgden een personenauto en gaven via de mobilofoon hun posities door. Op enig moment zagen wij de bewuste personenauto met daarachter politieauto's aan komen rijden over de N281, van Heerlen richting Kerkrade. Wij raakten vervolgens ook betrokken bij deze achtervolging. Het was afgelopen nacht heel slecht weer; het regende hard.
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 10 april 2021 waren wij, verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , belast met de
incidentenafhandeling te Heerlen. Wij verplaatsten ons in een opvallend dienstvoertuig. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , trad op als bestuurder van ons dienstvoertuig, ik [slachtoffer 1] , als bijrijder.
Wij, verbalisanten, zagen het voertuig in de verte linksaf slaan op de rotonde en de
N281 oprijden in de richting van Kerkrade. Wij reden eveneens de N281 op en konden weer aansluiten bij de achtervolging. Doordat het al een tijdje regende en het op dat moment nog harder begon te regenen was het zicht slecht. Dit kwam mede ook door de zogenoemde spray die vanaf de voorliggende voertuigen afkwam.
De verdachte verklaarde tijdens de terechtzitting van 4 december 2024als volgt:
Ik reed op 10 april 2024 in mijn auto en werd achtervolgd door meerdere politieauto’s.
Bewijsoverweging
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte op 10 april 2021 tijdens een achtervolging meerdere gevaarlijke verkeersmanoeuvres heeft uitgehaald om te proberen aan de politie te ontkomen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het politievoertuig waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] reden niet heeft ‘geramd’. Uit de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Rijdend op de N281 tijdens de achtervolging hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op enig moment met hun politievoertuig geprobeerd de verdachte te blokkeren/af te snijden zodat hij hen niet kon inhalen. Desondanks is de verdachte doorgereden en heeft hij het politievoertuig ingehaald. De verdachte heeft tijdens het inhalen van het politievoertuig het politievoertuig zijdelings over de gehele lengte van het politievoertuig geschampt. Hierna reed de verdachte vóór het politievoertuig waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] reden. Het politievoertuig probeerde de verdachte vervolgens weer in te halen. Dat lukte hen niet, omdat de verdachte slingerende stuurbewegingen maakte. Tijdens het slingeren van de verdachte, om te belemmeren dat het politievoertuig hem zou kunnen inhalen, heeft de verdachte het politievoertuig aan de voorzijde geraakt. De rechtbank is van oordeel dat tijdens deze twee incidenten geen gerichte geweldshandeling is toegepast door de verdachte, maar dat hij handelingen heeft uitgevoerd die gericht waren op het proberen te ontkomen aan de politie.
De rechtbank stelt ook vast dat de verdachte tegen het politievoertuig van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is gereden op de afslag van Kerkrade/Simpelveld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte rechtsaf wilde slaan, maar plots naar links stuurde waardoor hij het politievoertuig aan de rechterzijde heeft geraakt.
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te doden dan wel zwaar te verwonden. Zijn enige bedoeling was om weg te komen. Van vol opzet op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel is derhalve geen sprake.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood of zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de aanmerkelijke kans bestond dat dat gevolg zal intreden en de verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De rechtbank heeft bij de beantwoording van die vraag het volgende in overweging genomen.
Met een personenauto met hoge snelheid meermalen tegen een ook met hoge snelheid rijdend politievoertuig rijden, brengt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans mee dat dat politievoertuig van de weg raakt, kantelt of ergens tegenaan botst. Dergelijk rijgedrag veroorzaakt niet zelden een ongeval waarbij inzittenden van een voertuig dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel oplopen. De verdachte heeft in ieder geval door aldus te handelen de aanmerkelijke kans daartoe in het leven geroepen.
De vaststelling dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood is echter nog niet voldoende om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde opzet op de dood te kunnen concluderen. Daarvoor is ook nodig dat vaststaat dat de verdachte die aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. Daar is de rechtbank echter niet van overtuigd. Het is logisch dat de verbalisanten sommige momenten tijdens deze achtervolging als levensbedreigend hebben ervaren en daar achteraf over spreken met woorden als ‘rammen’. Uit de feitelijke gedragingen die zij hebben waargenomen en de uiteindelijke schades aan alle voertuigen, blijkt echter niet dat de verdachte zodanig op hen heeft ingestuurd dat dit als een geweldshandeling kan worden geduid. Hij heeft willen ontkomen en daarbij inhaalmanoeuvres gemaakt en geblokkeerd. De rechtbank kan buiten redelijke twijfel vaststellen dat hij heeft geaccepteerd dat daarbij iemand zwaargewond zou raken, maar niet dat hij het ook goed vond als iemand daarbij zou overlijden. Voor een zodanig ernstig verwijt zijn gerichtere acties nodig. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van poging tot doodslag.
De rechtbank acht als gezegd wel bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte wist dat hij werd achtervolgd door de politie. Desondanks is hij meerdere keren tegen het politievoertuig van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gereden. Daar komt bij dat het zicht slecht was door de regen en de daardoor veroorzaakte spray op de autoruiten. Hij heeft daarbij onaanvaardbare risico’s in het verkeer genomen, zoals het fors overschrijden van de maximum snelheid en het maken van slingerende bewegingen. De verdachte heeft daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel konden oplopen.
Feit 1 (03.098802.21)
Bewijsmiddelen
In het
proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 10 april 2021 waren wij, verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , belast met de
incidentenafhandeling te Heerlen. Wij verplaatsten ons in een opvallend dienstvoertuig. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , trad op als bestuurder van ons dienstvoertuig, ik [slachtoffer 1] , als bijrijder.
Wij hoorden dat de openbare orde patrouille van Heerlen, met roepnummer 2991, doorgaf dat zij doende waren met een achtervolging met een personenauto.
Wij besloten voor het voertuig uit te rijden op de Beersdalweg te Heerlen, de snelheid te evenaren en vervolgens snelheid te minderen om zodoende het voertuig tot stoppen de dwingen. Bij het oprijden activeerde ik, [slachtoffer 2] , het blauwe zwaailicht en stop politie aan de achterzijde van onze stoptransparant.
Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , zag op de snelheidsmeter van ons voertuig dat wij ongeveer 100 kilometer per uur reden en daarmee de snelheid van het verdachte voertuig geëvenaard hadden. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] begon de snelheid van ons dienstvoertuig te verlagen. Wij zagen dat het voertuig over de twee weghelften slingerde en zodoende probeerde om ons in te halen. Ik, [slachtoffer 2] , bleef deze acties kopiëren om zodoende het voertuig achter ons te houden. Ik, [slachtoffer 2] , zag in de spiegels dat het voertuig zich iets liet terugzakken en naar mijn idee bijna tot stilstand kwam. Ik, [slachtoffer 2] , verminderde eveneens de snelheid van ons dienstvoertuig tot ongeveer 30 tot 40 km/u. Ik, [slachtoffer 2] , zag in de binnenspiegel, dat het verdachte voertuig de snelheid verhoogde en ons snel naderde. Wij, verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voelden dat wij door het verdachte voertuig geramd werden aan de linkerachterzijde van ons dienstvoertuig. Wij voelden en zagen dat wij met hoge snelheid 1 of 2 keer om onze as tolde. Ik, [slachtoffer 2] , deed er alles aan om ons voertuig weg te houden van de middenberm en de aldaar geplante bomen. Wij konden op geen enkele manier de aanrijding voorkomen.
In het
proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 1] van 27 februari 2024staat het volgende gerelateerd:
Op vragen van de raadsvrouw van de verdachte (A) verklaart [slachtoffer 1] (B) als volgt. A: Op pagina 92 in uw proces-verbaal heeft u verklaard dat u een melding kreeg en dat jullie het voertuig hebben gekeerd waardoor jullie voor het voertuig van de verdachte kwamen. Hoe verliep dit? (B) Wij kwamen voor hem uit of hij achter ons, het is hoe je het bekijkt. Hij wilde ons passeren. Mijn collega probeerde hem af te blokken waardoor wij op een gegeven moment een tik kregen van zijn voertuig en zijn gaan spinnen.
Bewijsoverweging
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte op 10 april 2021 geprobeerd heeft om aan de politie te ontkomen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden niet heeft ‘geramd’. Uit de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben met hun politievoertuig de verdachte proberen te blokken door snelheid te minderen zodat hij hen niet zou kunnen inhalen. Desondanks is de verdachte doorgereden en heeft hij het politievoertuig ingehaald. De verdachte heeft tijdens deze inhaalmanoeuvre het politievoertuig aan de linker achterzijde geraakt. Hierdoor is het politievoertuig gaan spinnen.
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar te verwonden. Zijn enige bedoeling was om weg te komen. Van vol opzet op zwaar lichamelijk letsel is derhalve geen sprake.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de aanmerkelijke kans bestond dat dat gevolg zal intreden en de verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. De verdachte wist dat het politievoertuig van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] probeerde hem tot stoppen te dwingen door snelheid te minderen. Nadat hij ogenschijnlijk aanstalten maakte te stoppen heeft hij gas gegeven, is hij dat voertuig gepasseerd en heeft hij daarbij het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden, geraakt. Dat voertuig begon te spinnen op een weg met aan weerszijden bomen. Door zo te rijden heeft de verdachte daarbij onaanvaardbare risico’s in het verkeer genomen om te proberen aan de politie te ontkomen. De verdachte heeft daarmee de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel konden oplopen.
Feit 3 (03.098802.21)
Bewijsmiddelen
In het
proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 6] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
In de nacht van zaterdag 10 april 2021 op zondag 11 april 2021 had ik nachtdienst. Ik had samen dienst met mijn collega [slachtoffer 7] . Wij surveilleerden in een opvallende politieauto en waren doende met een achtervolging van een personenauto. Ik, [slachtoffer 6] , heb met ons opvallende dienstvoertuig het voertuig van de verdachte klem
gezet. Ik ben naar de bestuurderszijde gelopen en ik zag dat de collega's de bestuurder op de grond gefixeerd hadden. Ik hoorde dat de verdachte luidkeels schreeuwde. Hij schreeuwde meerdere malen "Vuile kankerlijers en ik zal jullie krijgen, ik ga jullie in het gezicht spugen".
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 10 april 2021, waren wij, verbalisanten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] , belast
met de handhaving openbare orde in de omgeving van Heerlen. Wij reden in een opvallende dienstauto. Op bovengenoemde dag en datum, sloten wij aan bij de achtervolging die eindigde op de Sweijersgewanden te Simpelveld. Ik, verbalisant [slachtoffer 5] , zag dat de verdachte inmiddels aangehouden werd.
Wij hoorden de verdachte allerlei bedreigingen roepen waaronder:
"Jullie maken mij af, ik maak jullie de volgende keer af". Ik, verbalisant [slachtoffer 5] , probeerde de verdachte tot rust te brengen door op hem
in te praten. De verdachte keek mij meerdere malen aan en zei meerdere malen: "jij
bent de volgende keer van mij, ik maak je af als een hond".
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 11] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 10 april 2021 omstreeks 23:05 uur zag ik meerdere politievoertuigen deelnemen aan de achtervolging. Ik zag dat de verdachte werd aangehouden door verschillende collega's. Ik hoorde de verdachte schreeuwen “Laat me los. Jullie zijn begonnen. Ik maak jullie allemaal kapot vuile kankerwouten.”. Ik hoorde dat de verdachte riep “Ik kots jullie allemaal in de bek. Kut wouten. Ik maak jullie allemaal kapot.”.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. De uitingen zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de slachtoffers de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreigingen zouden worden waargemaakt.
Feit 2 (03.314601.22)
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het aan de verdachte tenlastegelegde feit op basis van de navolgende bewijsmiddelen.
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 10 april 2021 waren wij, verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , werkzaam voor de politie eenheid Limburg, basisteam Heerlen. We reden in een opvallende dienstauto.
We gaven de Opel in Heerlen op de Maasstraat, rijdende in de richting van de Kloosterweg, een stopteken middels de in het dienstvoertuig aanwezige stoptransparant. We zagen dat de Opel op de Zeswegenlaan, rijdende in de richting van de CBS-weg ten hoogte van de Carboonstraat abrupt remde en tot stilstand kwam. Wij stopten met ons dienstvoertuig naast de Opel. We zagen dat de bestuurder van de Opel zijn portierraam opende en in de auto bleef zitten. Ik, verbalisant [slachtoffer 6] , zag dat de bestuurder richting mijn collega [slachtoffer 7] spuugde. Ik zag dat een substantie door het luchtledige richting mijn collega vloog. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , zag dat de bestuurder naar mij spuugde. Ik weet niet of hij
mij raakte. Wij zagen dat de man het portierraam sloot en dat de Opel met hoge snelheid wegreed.
Wij, verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , zagen dat de Opel in Simpelveld vlak voor een lantaarnpaal tot stilstand kwam. Wij sloten de Opel met ons dienstvoertuig in. Ik, verbalisant, [slachtoffer 6] opende de bijrijdersdeur en wilde de bestuurder beletten het
voertuig opnieuw in gang te brengen. Ik was gekleed in politie uniform met het
daarbij horende gele opvallende veiligheidsvest met duidelijke opschrift ‘politie’.
Ik zag dat de bestuurder richting mij keek en naar mij spuugde. Ik voelde nattigheid in mijn gezicht. Ik voelde de substantie van mijn rechterwang aflopen. Ik voelde
mij enorm vies. Ik voelde mij in mijn goede eer en naam aangetast. Ik was direct bang voor corona of andere besmettelijke ziekten.
Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , opende het portier aan de bestuurderszijde en zag dat het
hoofd van de bestuurder richting verbalisant [slachtoffer 6] aan de bijrijderskant gericht
was. Ik zag dat spetters spuug op het gezicht van verbalisant [slachtoffer 6] kwamen.
In het
proces-verbaal van het verhoor van [slachtoffer 7] van 11 april 2021(in samenhang bezien met de bijgevoegde foto’s) staat het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 10 april 2021 was ik werkzaam met mijn collega genaamd, [slachtoffer 6] . Op enig moment bevonden wij ons naast het voertuig van de verdachte te weten een personenauto van het, merk Opel.
Ik zag dat de man, welke als bestuurder optrad, zijn hoofd uit het raam stak en ik hoorde vervolgens dat hij een rochelend geluid maakte en naar mij keek. Ik zag vervolgens dat een substantie uit zijn mond komen welke in mijn richting kwam, hij spuugde dus naar mij. Ik voelde mij naderhand vies en in mijn goede naam en eer aangetast. Vrijwel direct na dit spugen hoorde ik dat de motor van het voertuig accelereerde en zag dat de bestuurder met het voertuig snel weg reed.
Vanmorgen toen ik wakker werd attendeerde mijn vriendin mij op het feit van een vlek aanwezig op mijn polo shirt. Zij heeft hier foto’s van gemaakt. Deze foto’s zijn bijgevoegd bij deze aangifte. Gedurende de rest van onze dienst hebben wij geen meldingen/incidenten gehad die deze vlek zouden kunnen verklaren.
Feit 3 (03.314601.22)
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het aan de verdachte tenlastegelegde feit op basis van de navolgende bewijsmiddelen.
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 10 april 2021 hoorden ik, [slachtoffer 9] , en [slachtoffer 10] over de mobilofoon dat collega's in een achtervolging zaten met een personenauto. Wij hebben samen met de andere patrouilles de achtervolging opgenomen. Toen eenmaal de personenauto tot stilstand was gekomen in Simpelveld, hebben wij geholpen de verdachte te overmeesteren en te boeien nadat deze door collega's uit het voertuig was getrokken.
Ik, [slachtoffer 9] , ben bovenop de verdachte gaan zitten en heb hem met hulp van enkele andere collega's geboeid, hiertoe heb ik de meer dan geringe kracht uitgeoefend op de verdachte teneinde hem onder controle te krijgen en te houden totdat transport ter plaatse was. Terwijl ik, [slachtoffer 9] , de verdachte onder controle hield bleef deze zich hevig verzetten om mij van hem af te krijgen door met de benen te schoppen en met proberen omhoog te komen. Ik, [slachtoffer 9] , heb om dit verzet te breken samen met andere collega's zijn rechterbeen in een beenklem gezet en zijn hoofd tegen de grond gedrukt.
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd:
Wij verbalisanten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 13] , werden op 10 april 2021 opgeroepen om het arrestantentransport te verzorgen vanuit Simpelveld. Tijdens het transport werd de verdachte lastig in de bus. Hij sloeg met zijn hoofd tegen de wand en ook met zijn vuisten en voeten werden de wanden van de bus getest. Het voertuig is namelijk voorzien van camerabeelden waarbij ik. [slachtoffer 1] , zicht heb op wat de verdachte doet in het afgesloten gedeelte alwaar de verdachte zich bevind. De bewegingen van de verdachte waren dermate dat de bus regelmatig op de autoweg schommelde van de bewegingen van de arrestant.
De verdachte verklaarde tijdens de terechtzitting van 4 december 2024als volgt:
Ik reed op 10 april 2024 in mijn auto en werd achtervolgd door meerdere politieauto’s. Ik ben in Simpelveld aangehouden. Tijdens de aanhouding hielden de verbalisanten mij stevig vast. Ik lag niet goed en had pijn. Het is normaal dat ik dan beweeg.