ECLI:NL:RBLIM:2024:9716

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
03.098802.21; 03.314601.22 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling tijdens politieachtervolging met veroordelingen voor bedreiging en wederspannigheid

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 april 2021 betrokken was bij een achtervolging door de politie. De verdachte negeerde stoptekens en voerde gevaarlijke verkeersmanoeuvres uit, waarbij hij met hoge snelheid tegen politievoertuigen aanreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan poging tot doodslag, maar wel aan poging tot zware mishandeling van politieambtenaren. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 jaar op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging en belediging van politieambtenaren, en dat zijn gedrag een ernstige schending van de verkeersveiligheid en het gezag van de politie inhield. De vorderingen van benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij schadevergoedingen voor immateriële schade werden toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03.098802.21; 03.314601.22 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.L.P. Biesmans, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 december 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Allen worden bijgestaan door [naam] , medewerker van het GTPA-loket. Namens de benadeelde partijen is [naam] gehoord. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03.098802.21
Feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voornoemd, beiden werkzaam bij de politie, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een personenauto in te rijden op een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten;
Feit 2:heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] voornoemd, beiden werkzaam bij de politie, van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd om hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een personenauto tegen een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zaten, te rijden;
Feit 3:[slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] voornoemd, allen werkzaam bij politie, heeft bedreigd;
03.314601.22
Feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voornoemd, beiden werkzaam bij de politie, van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd om hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een personenauto tegen een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, te rijden, te rammen dan wel te botsen;
Feit 2:[slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] voornoemd, beiden werkzaam bij de politie, heeft beledigd door hen te bespugen;
Feit 3:zich met geweld heeft verzet tegen [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] , allen werkzaam bij de politie.

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet-ontvankelijk is ten aanzien van feit 1 van parketnummer 03.314601.22, omdat hetzelfde feitencomplex bij een eerdere dagvaarding al ten laste werd gelegd, namelijk onder feit 1 van parketnummer 03.098802.21. Derhalve is sprake van tweemaal vervolging voor hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)
3.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1 van parketnummer 03.314601.22 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan de verdachte is onder feit 1 van parketnummer 03.098802.21 een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voornoemd ten laste gelegd. Onder feit 1 van parketnummer 03.314601.22 is bij latere dagvaarding aan de verdachte (primair) een poging doodslag dan wel (subsidiair) een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voornoemd ten laste gelegd. Nu de rechtbank uit de uitleg van de officier van justitie ter terechtzitting begrijpt dat beide tenlastegelegde feiten op hetzelfde feitencomplex betrekking hebben, oordeelt de rechtbank dat sprake is van tweemaal vervolging voor hetzelfde feit als bedoeld in artikel 68 Sr. De rechtbank zal de officier van justitie derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van feit 1 onder parketnummer 03.314601.22.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2 (primair) en 3 onder parketnummer 03.098802.21 en de feiten 2 en 3 onder parketnummer 03.314601.22.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 03.098802.21 is de officier van justitie van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Doordat de verdachte als bestuurder van een personenauto, terwijl het donker was en het zicht door regen sterk beperkt was, het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden heeft geramd, was sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Door koste wat het kost te willen ontkomen aan de politie en aldus te handelen heeft de verdachte die aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 03.098802.21 blijkt uit het dossier volgens de officier van justitie dat de verdachte als bestuurder van een personenauto met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur, op de N281, terwijl het zicht door regen sterk beperkt was, meermalen plotseling het zich naast hem rijdende politievoertuig waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] reden heeft geramd. Door aldus te handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dodelijk letsel zouden oplopen. De verdachte heeft zich daarom schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 03.098802.21 en de feiten 2 en 3 onder parketnummer 03.314601.22 refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03.098802.21 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen. Uit het dossier blijkt volgens de raadsvrouw dat de verdachte de politievoertuigen niet daadwerkelijk geramd heeft, maar slechts bij het (willen) passeren heeft geraakt, waardoor (voorwaardelijk) opzet ontbreekt op het toebrengen van dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel
.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op zaterdag 10 april 2021, omstreeks 23.00 uur, vond er een controle van voertuigen plaats op de Schelsberg in Heerlen ten behoeve van de avondklok tijdens de coronapandemie. Bij het beëindigen van deze controle zagen verbalisanten dat een blauwe Opel Signum met het Nederlandse kenteken [kenteken] hen inhaalde in de richting van de Euregioweg en hierbij gebruik maakte van de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer waardoor hij langs een middenberm reed. Naar aanleiding hiervan werd door de verbalisanten een stopteken gegeven. De verdachte heeft dat genegeerd waarna een achtervolging van de verdachte ontstond door meerdere politievoertuigen. Wat tijdens deze achtervolging is gebeurd, heeft geleid tot het opmaken van processen-verbaal van de politie, die in dit vonnis besproken worden. Nadat de achtervolging tot een einde was gekomen, is de verdachte aangehouden. Deze aanhouding heeft ook geleid tot het opmaken van processen-verbaal van de politie, die in dit vonnis besproken worden.
In dit vonnis zullen allereerst de onder parketnummer 03.098802.21 tenlastegelegde feiten 1 en 2 worden besproken. Daarna zullen het onder parketnummer 03.098802.21 tenlastegelegde feit 3 en de onder parketnummer 03.314601.22 tenlastegelegde feiten 2 en 3 worden besproken.
Feit 2 (03.098802.21)
Bewijsmiddelen
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [2] :
In de nacht van zaterdag 10 op zondag 11 april 2021 was ik, [slachtoffer 4] , belast met de zogenaamde noodhulpdienst. Ik vormde samen met collega [slachtoffer 3] de patrouille met roepnummer 2308. Wij maakten gebruik van een opvallend dienstvoertuig. Ik, [slachtoffer 4] , bestuurde het dienstvoertuig.
Op zaterdag 10 april 2021, omstreeks 23.05 uur, hoorde ik via de mobilofoon dat een
de patrouille 2991, [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , in Heerlen een achtervolging had met een
personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] .
Rijdende op de N281 zag ik dat de achtervolgde auto tussen ons en de achtervolgende dienstvoertuigen reed. Ik zag in mijn spiegels dat de auto's achter mij snel naderden. Ik verhoogde mijn snelheid derhalve om ongeveer dezelfde snelheid te gaan rijden. Ik zag dat de snelheidsmeter van mijn dienstvoertuig op een gegeven moment 150 km/h aangaf waar 100 km/h is toegestaan. Ik, [slachtoffer 3] , heb daarop de stoptransparant op de achterzijde van de dakset aangezet om de achtervolgde auto aan te geven te stoppen. Tevens heb ik, [slachtoffer 3] de optische en geluidsignalen aangezet. Wij zagen dat hij daaraan niet voldeed. Wij zagen dat het voertuig ons in wilde halen. Ik heb getracht betrokken voertuig te blokken door aan die zijde te gaan rijden waar hij mij trachtte in te halen. Op een gegeven moment trachtte het voertuig ons links in te halen, terwijl er geen ruimte was om ons voertuig te passeren. Wij zagen, hoorden en voelden dat hij het dienstvoertuig aan de linkerzijde raakte. Wij hoorden een harde klap, voelde onbalans in het voertuig en zagen dat hij de linkerbuitenspiegel van het dienstvoertuig raakte. Ik, [slachtoffer 4] , zag dat deze naar voren klapte en kapot was. Wij konden onze weg vervolgen.
Wij reden vervolgens als eerste dienstvoertuig achter het achtervolgde voertuig. Wij
zagen dat het voertuig voor ons met een snelheid boven de 150 km/h uur reed en zagen dat hij slingerende bewegingen maakte om ons het inhalen te belemmeren. Ter hoogte van de afslag Kerkrade/Stadion trachtte ik hem rechts in te halen. Ik voelde en hoorde dat hij met de rechterzijde van zijn auto de linker voorzijde van ons dienstvoertuig raakte waardoor ik de inhaalmanoeuvre niet kon voltooien.
Vervolgens zagen wij verschillende malen de remlichten van het achtervolgde voertuig oplichten zonder snelheid te verminderen. Wij zagen vervolgens dat het voertuig de afslag Kerkrade/Simpelveld nam en rechtsaf wilde slaan in de richting van Simpelveld. Ik, [slachtoffer 4] , stuurde het dienstvoertuig links naast het achtervolgde voertuig. Wij zagen dat de bestuurder plots naar links stuurde. Wij voelden dat de achtervolgde auto ons aan de rechterzijde raakte waardoor wij naar links werden geduwd. Vervolgens zagen wij dat het achtervolgde voertuig rechtsaf richting Simpelveld reed.
In het
proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 3] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [3] :
In de nacht van zaterdag 10 april 2021 op zondag 11 april 2021 had ik nachtdienst met mijn collega [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] bestuurde de politieauto en ik zat op de bijrijdersstoel. Mijn collega's achtervolgden een personenauto en gaven via de mobilofoon hun posities door. Op enig moment zagen wij de bewuste personenauto met daarachter politieauto's aan komen rijden over de N281, van Heerlen richting Kerkrade. Wij raakten vervolgens ook betrokken bij deze achtervolging. Het was afgelopen nacht heel slecht weer; het regende hard.
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [4] :
Op zaterdag 10 april 2021 waren wij, verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , belast met de
incidentenafhandeling te Heerlen. Wij verplaatsten ons in een opvallend dienstvoertuig. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , trad op als bestuurder van ons dienstvoertuig, ik [slachtoffer 1] , als bijrijder.
Wij, verbalisanten, zagen het voertuig in de verte linksaf slaan op de rotonde en de
N281 oprijden in de richting van Kerkrade. Wij reden eveneens de N281 op en konden weer aansluiten bij de achtervolging. Doordat het al een tijdje regende en het op dat moment nog harder begon te regenen was het zicht slecht. Dit kwam mede ook door de zogenoemde spray die vanaf de voorliggende voertuigen afkwam.
De verdachte verklaarde tijdens de terechtzitting van 4 december 2024als volgt:
Ik reed op 10 april 2024 in mijn auto en werd achtervolgd door meerdere politieauto’s.
Bewijsoverweging
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte op 10 april 2021 tijdens een achtervolging meerdere gevaarlijke verkeersmanoeuvres heeft uitgehaald om te proberen aan de politie te ontkomen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het politievoertuig waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] reden niet heeft ‘geramd’. Uit de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Rijdend op de N281 tijdens de achtervolging hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op enig moment met hun politievoertuig geprobeerd de verdachte te blokkeren/af te snijden zodat hij hen niet kon inhalen. Desondanks is de verdachte doorgereden en heeft hij het politievoertuig ingehaald. De verdachte heeft tijdens het inhalen van het politievoertuig het politievoertuig zijdelings over de gehele lengte van het politievoertuig geschampt. Hierna reed de verdachte vóór het politievoertuig waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] reden. Het politievoertuig probeerde de verdachte vervolgens weer in te halen. Dat lukte hen niet, omdat de verdachte slingerende stuurbewegingen maakte. Tijdens het slingeren van de verdachte, om te belemmeren dat het politievoertuig hem zou kunnen inhalen, heeft de verdachte het politievoertuig aan de voorzijde geraakt. De rechtbank is van oordeel dat tijdens deze twee incidenten geen gerichte geweldshandeling is toegepast door de verdachte, maar dat hij handelingen heeft uitgevoerd die gericht waren op het proberen te ontkomen aan de politie.
De rechtbank stelt ook vast dat de verdachte tegen het politievoertuig van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is gereden op de afslag van Kerkrade/Simpelveld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte rechtsaf wilde slaan, maar plots naar links stuurde waardoor hij het politievoertuig aan de rechterzijde heeft geraakt.
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te doden dan wel zwaar te verwonden. Zijn enige bedoeling was om weg te komen. Van vol opzet op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel is derhalve geen sprake.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood of zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de aanmerkelijke kans bestond dat dat gevolg zal intreden en de verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De rechtbank heeft bij de beantwoording van die vraag het volgende in overweging genomen.
Met een personenauto met hoge snelheid meermalen tegen een ook met hoge snelheid rijdend politievoertuig rijden, brengt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans mee dat dat politievoertuig van de weg raakt, kantelt of ergens tegenaan botst. Dergelijk rijgedrag veroorzaakt niet zelden een ongeval waarbij inzittenden van een voertuig dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel oplopen. De verdachte heeft in ieder geval door aldus te handelen de aanmerkelijke kans daartoe in het leven geroepen.
De vaststelling dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood is echter nog niet voldoende om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde opzet op de dood te kunnen concluderen. Daarvoor is ook nodig dat vaststaat dat de verdachte die aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. Daar is de rechtbank echter niet van overtuigd. Het is logisch dat de verbalisanten sommige momenten tijdens deze achtervolging als levensbedreigend hebben ervaren en daar achteraf over spreken met woorden als ‘rammen’. Uit de feitelijke gedragingen die zij hebben waargenomen en de uiteindelijke schades aan alle voertuigen, blijkt echter niet dat de verdachte zodanig op hen heeft ingestuurd dat dit als een geweldshandeling kan worden geduid. Hij heeft willen ontkomen en daarbij inhaalmanoeuvres gemaakt en geblokkeerd. De rechtbank kan buiten redelijke twijfel vaststellen dat hij heeft geaccepteerd dat daarbij iemand zwaargewond zou raken, maar niet dat hij het ook goed vond als iemand daarbij zou overlijden. Voor een zodanig ernstig verwijt zijn gerichtere acties nodig. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van poging tot doodslag.
De rechtbank acht als gezegd wel bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte wist dat hij werd achtervolgd door de politie. Desondanks is hij meerdere keren tegen het politievoertuig van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gereden. Daar komt bij dat het zicht slecht was door de regen en de daardoor veroorzaakte spray op de autoruiten. Hij heeft daarbij onaanvaardbare risico’s in het verkeer genomen, zoals het fors overschrijden van de maximum snelheid en het maken van slingerende bewegingen. De verdachte heeft daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel konden oplopen.
Feit 1 (03.098802.21)
Bewijsmiddelen
In het
proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [5] :
Op zaterdag 10 april 2021 waren wij, verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , belast met de
incidentenafhandeling te Heerlen. Wij verplaatsten ons in een opvallend dienstvoertuig. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , trad op als bestuurder van ons dienstvoertuig, ik [slachtoffer 1] , als bijrijder.
Wij hoorden dat de openbare orde patrouille van Heerlen, met roepnummer 2991, doorgaf dat zij doende waren met een achtervolging met een personenauto.
Wij besloten voor het voertuig uit te rijden op de Beersdalweg te Heerlen, de snelheid te evenaren en vervolgens snelheid te minderen om zodoende het voertuig tot stoppen de dwingen. Bij het oprijden activeerde ik, [slachtoffer 2] , het blauwe zwaailicht en stop politie aan de achterzijde van onze stoptransparant.
Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , zag op de snelheidsmeter van ons voertuig dat wij ongeveer 100 kilometer per uur reden en daarmee de snelheid van het verdachte voertuig geëvenaard hadden. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] begon de snelheid van ons dienstvoertuig te verlagen. Wij zagen dat het voertuig over de twee weghelften slingerde en zodoende probeerde om ons in te halen. Ik, [slachtoffer 2] , bleef deze acties kopiëren om zodoende het voertuig achter ons te houden. Ik, [slachtoffer 2] , zag in de spiegels dat het voertuig zich iets liet terugzakken en naar mijn idee bijna tot stilstand kwam. Ik, [slachtoffer 2] , verminderde eveneens de snelheid van ons dienstvoertuig tot ongeveer 30 tot 40 km/u. Ik, [slachtoffer 2] , zag in de binnenspiegel, dat het verdachte voertuig de snelheid verhoogde en ons snel naderde. Wij, verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voelden dat wij door het verdachte voertuig geramd werden aan de linkerachterzijde van ons dienstvoertuig. Wij voelden en zagen dat wij met hoge snelheid 1 of 2 keer om onze as tolde. Ik, [slachtoffer 2] , deed er alles aan om ons voertuig weg te houden van de middenberm en de aldaar geplante bomen. Wij konden op geen enkele manier de aanrijding voorkomen.
In het
proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 1] van 27 februari 2024staat het volgende gerelateerd [6] :
Op vragen van de raadsvrouw van de verdachte (A) verklaart [slachtoffer 1] (B) als volgt. A: Op pagina 92 in uw proces-verbaal heeft u verklaard dat u een melding kreeg en dat jullie het voertuig hebben gekeerd waardoor jullie voor het voertuig van de verdachte kwamen. Hoe verliep dit? (B) Wij kwamen voor hem uit of hij achter ons, het is hoe je het bekijkt. Hij wilde ons passeren. Mijn collega probeerde hem af te blokken waardoor wij op een gegeven moment een tik kregen van zijn voertuig en zijn gaan spinnen.
Bewijsoverweging
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte op 10 april 2021 geprobeerd heeft om aan de politie te ontkomen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden niet heeft ‘geramd’. Uit de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben met hun politievoertuig de verdachte proberen te blokken door snelheid te minderen zodat hij hen niet zou kunnen inhalen. Desondanks is de verdachte doorgereden en heeft hij het politievoertuig ingehaald. De verdachte heeft tijdens deze inhaalmanoeuvre het politievoertuig aan de linker achterzijde geraakt. Hierdoor is het politievoertuig gaan spinnen.
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar te verwonden. Zijn enige bedoeling was om weg te komen. Van vol opzet op zwaar lichamelijk letsel is derhalve geen sprake.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de aanmerkelijke kans bestond dat dat gevolg zal intreden en de verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. De verdachte wist dat het politievoertuig van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] probeerde hem tot stoppen te dwingen door snelheid te minderen. Nadat hij ogenschijnlijk aanstalten maakte te stoppen heeft hij gas gegeven, is hij dat voertuig gepasseerd en heeft hij daarbij het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden, geraakt. Dat voertuig begon te spinnen op een weg met aan weerszijden bomen. Door zo te rijden heeft de verdachte daarbij onaanvaardbare risico’s in het verkeer genomen om te proberen aan de politie te ontkomen. De verdachte heeft daarmee de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel konden oplopen.
Feit 3 (03.098802.21)
Bewijsmiddelen
In het
proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 6] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [7] :
In de nacht van zaterdag 10 april 2021 op zondag 11 april 2021 had ik nachtdienst. Ik had samen dienst met mijn collega [slachtoffer 7] . Wij surveilleerden in een opvallende politieauto en waren doende met een achtervolging van een personenauto. Ik, [slachtoffer 6] , heb met ons opvallende dienstvoertuig het voertuig van de verdachte klem
gezet. Ik ben naar de bestuurderszijde gelopen en ik zag dat de collega's de bestuurder op de grond gefixeerd hadden. Ik hoorde dat de verdachte luidkeels schreeuwde. Hij schreeuwde meerdere malen "Vuile kankerlijers en ik zal jullie krijgen, ik ga jullie in het gezicht spugen".
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [8] :
Op zaterdag 10 april 2021, waren wij, verbalisanten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] , belast
met de handhaving openbare orde in de omgeving van Heerlen. Wij reden in een opvallende dienstauto. Op bovengenoemde dag en datum, sloten wij aan bij de achtervolging die eindigde op de Sweijersgewanden te Simpelveld. Ik, verbalisant [slachtoffer 5] , zag dat de verdachte inmiddels aangehouden werd.
Wij hoorden de verdachte allerlei bedreigingen roepen waaronder:
"Jullie maken mij af, ik maak jullie de volgende keer af". Ik, verbalisant [slachtoffer 5] , probeerde de verdachte tot rust te brengen door op hem
in te praten. De verdachte keek mij meerdere malen aan en zei meerdere malen: "jij
bent de volgende keer van mij, ik maak je af als een hond".
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 11] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [9] :
Op zaterdag 10 april 2021 omstreeks 23:05 uur zag ik meerdere politievoertuigen deelnemen aan de achtervolging. Ik zag dat de verdachte werd aangehouden door verschillende collega's. Ik hoorde de verdachte schreeuwen “Laat me los. Jullie zijn begonnen. Ik maak jullie allemaal kapot vuile kankerwouten.”. Ik hoorde dat de verdachte riep “Ik kots jullie allemaal in de bek. Kut wouten. Ik maak jullie allemaal kapot.”.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. De uitingen zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de slachtoffers de redelijke vrees kon ontstaan dat de bedreigingen zouden worden waargemaakt.
Feit 2 (03.314601.22)
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het aan de verdachte tenlastegelegde feit op basis van de navolgende bewijsmiddelen.
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [10] :
Op zaterdag 10 april 2021 waren wij, verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , werkzaam voor de politie eenheid Limburg, basisteam Heerlen. We reden in een opvallende dienstauto.
We gaven de Opel in Heerlen op de Maasstraat, rijdende in de richting van de Kloosterweg, een stopteken middels de in het dienstvoertuig aanwezige stoptransparant. We zagen dat de Opel op de Zeswegenlaan, rijdende in de richting van de CBS-weg ten hoogte van de Carboonstraat abrupt remde en tot stilstand kwam. Wij stopten met ons dienstvoertuig naast de Opel. We zagen dat de bestuurder van de Opel zijn portierraam opende en in de auto bleef zitten. Ik, verbalisant [slachtoffer 6] , zag dat de bestuurder richting mijn collega [slachtoffer 7] spuugde. Ik zag dat een substantie door het luchtledige richting mijn collega vloog. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , zag dat de bestuurder naar mij spuugde. Ik weet niet of hij
mij raakte. Wij zagen dat de man het portierraam sloot en dat de Opel met hoge snelheid wegreed.
Wij, verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , zagen dat de Opel in Simpelveld vlak voor een lantaarnpaal tot stilstand kwam. Wij sloten de Opel met ons dienstvoertuig in. Ik, verbalisant, [slachtoffer 6] opende de bijrijdersdeur en wilde de bestuurder beletten het
voertuig opnieuw in gang te brengen. Ik was gekleed in politie uniform met het
daarbij horende gele opvallende veiligheidsvest met duidelijke opschrift ‘politie’.
Ik zag dat de bestuurder richting mij keek en naar mij spuugde. Ik voelde nattigheid in mijn gezicht. Ik voelde de substantie van mijn rechterwang aflopen. Ik voelde
mij enorm vies. Ik voelde mij in mijn goede eer en naam aangetast. Ik was direct bang voor corona of andere besmettelijke ziekten.
Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , opende het portier aan de bestuurderszijde en zag dat het
hoofd van de bestuurder richting verbalisant [slachtoffer 6] aan de bijrijderskant gericht
was. Ik zag dat spetters spuug op het gezicht van verbalisant [slachtoffer 6] kwamen.
In het
proces-verbaal van het verhoor van [slachtoffer 7] van 11 april 2021(in samenhang bezien met de bijgevoegde foto’s) staat het volgende gerelateerd [11] :
Op zaterdag 10 april 2021 was ik werkzaam met mijn collega genaamd, [slachtoffer 6] . Op enig moment bevonden wij ons naast het voertuig van de verdachte te weten een personenauto van het, merk Opel.
Ik zag dat de man, welke als bestuurder optrad, zijn hoofd uit het raam stak en ik hoorde vervolgens dat hij een rochelend geluid maakte en naar mij keek. Ik zag vervolgens dat een substantie uit zijn mond komen welke in mijn richting kwam, hij spuugde dus naar mij. Ik voelde mij naderhand vies en in mijn goede naam en eer aangetast. Vrijwel direct na dit spugen hoorde ik dat de motor van het voertuig accelereerde en zag dat de bestuurder met het voertuig snel weg reed.
Vanmorgen toen ik wakker werd attendeerde mijn vriendin mij op het feit van een vlek aanwezig op mijn polo shirt. Zij heeft hier foto’s van gemaakt. Deze foto’s zijn bijgevoegd bij deze aangifte. Gedurende de rest van onze dienst hebben wij geen meldingen/incidenten gehad die deze vlek zouden kunnen verklaren.
Feit 3 (03.314601.22)
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het aan de verdachte tenlastegelegde feit op basis van de navolgende bewijsmiddelen.
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [12] :
Op zaterdag 10 april 2021 hoorden ik, [slachtoffer 9] , en [slachtoffer 10] over de mobilofoon dat collega's in een achtervolging zaten met een personenauto. Wij hebben samen met de andere patrouilles de achtervolging opgenomen. Toen eenmaal de personenauto tot stilstand was gekomen in Simpelveld, hebben wij geholpen de verdachte te overmeesteren en te boeien nadat deze door collega's uit het voertuig was getrokken.
Ik, [slachtoffer 9] , ben bovenop de verdachte gaan zitten en heb hem met hulp van enkele andere collega's geboeid, hiertoe heb ik de meer dan geringe kracht uitgeoefend op de verdachte teneinde hem onder controle te krijgen en te houden totdat transport ter plaatse was. Terwijl ik, [slachtoffer 9] , de verdachte onder controle hield bleef deze zich hevig verzetten om mij van hem af te krijgen door met de benen te schoppen en met proberen omhoog te komen. Ik, [slachtoffer 9] , heb om dit verzet te breken samen met andere collega's zijn rechterbeen in een beenklem gezet en zijn hoofd tegen de grond gedrukt.
In het
proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] van 11 april 2021staat het volgende gerelateerd [13] :
Wij verbalisanten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 13] , werden op 10 april 2021 opgeroepen om het arrestantentransport te verzorgen vanuit Simpelveld. Tijdens het transport werd de verdachte lastig in de bus. Hij sloeg met zijn hoofd tegen de wand en ook met zijn vuisten en voeten werden de wanden van de bus getest. Het voertuig is namelijk voorzien van camerabeelden waarbij ik. [slachtoffer 1] , zicht heb op wat de verdachte doet in het afgesloten gedeelte alwaar de verdachte zich bevind. De bewegingen van de verdachte waren dermate dat de bus regelmatig op de autoweg schommelde van de bewegingen van de arrestant.
De verdachte verklaarde tijdens de terechtzitting van 4 december 2024als volgt:
Ik reed op 10 april 2024 in mijn auto en werd achtervolgd door meerdere politieauto’s. Ik ben in Simpelveld aangehouden. Tijdens de aanhouding hielden de verbalisanten mij stevig vast. Ik lag niet goed en had pijn. Het is normaal dat ik dan beweeg.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03.098802.21
Feit 1
op 10 april 2021 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, rijdend in een personenauto is ingereden op een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2, subsidiairop 10 april 2021 in de provincie Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf aan om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (telkens) rijdend in een personenauto, met (zeer) hoge snelheid, tegen een (met zeer hoge snelheid rijdend) politievoertuig is gereden, waarin die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3op 10 april 2021 in de gemeente SimpelveldP. [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] , allen werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Ik zal jullie krijgen" en
- " Jullie maken mij af, ik maak jullie de volgende keer af" en
- " Jij bent de volgende keer van mij. ik maak je af als een hond" en
- "Ik maak jullie allemaal kapot, vuile kankerwouten";
03.314601.22
Feit 2op 10 april 2021 in de gemeenten Heerlen en Simpelveld, opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [slachtoffer 6] op zijn gezicht te spugen en die [slachtoffer 7] op zijn kleding te spugen;
Feit 3op 10 april 2021 in de gemeente Simpelveld zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] , allen werkzaam bij politie, Eenheid Limburg werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten, ter aanhouding van verdachte, door (telkens) (met kracht) (proberen) los te rukken en zijn armen, en hoofd en lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die opsporingsambtenaren verdachte trachtten) te bewegen en (proberen) te schoppen met zijn benen en (proberen) zijn hoofd op te tillen en op te (willen) staan en ter transport van verdachte, door (telkens) (met kracht) met zijn hoofd en vuisten en voeten tegen de binnenkant en wand van de bus te rammen en/of slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03.098802.21
Feit 1
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
Feit 2, subsidiair
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
03.314601.22
Feit 2
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Feit 3
wederspannigheid, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
T.a.v. de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan pogingen tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, bedreiging, belediging van politieambtenaren en wederspannigheid. Met name de pogingen tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft meerdere stoptekens genegeerd waarna de politie de achtervolging inzette. Tijdens die achtervolging heeft de verdachte een aantal zeer gevaarlijke verkeersmanoeuvres uitgehaald. Hij heeft met hoge snelheid meermalen tegen een rijdend politievoertuig gereden. De verdachte heeft aan een aanhouding willen ontkomen en heeft dit zwaarder laten wegen dan de veiligheid van de betrokken politieambtenaren en andere weggebruikers.
De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat het handelen van de verdachte gericht was tegen politieambtenaren. Het is immers van groot maatschappelijk belang dat politieambtenaren hun werkzaamheden kunnen doen en niet worden tegengewerkt of belemmerd in de uitoefening van hun functie. De verdachte heeft door zijn gedragingen het gezag en respect dat de politie toekomt in ernstige mate miskend. Niet alleen door gevaarlijke manoeuvres uit te halen tijdens een achtervolging, maar ook door zich te verzetten tegen de betrokken politieambtenaren bij de aanhouding en ze daarna te bedreigen en te beledigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorval een grote impact heeft gehad op de betrokken politieambtenaren. Zij hebben zich in een zeer bedreigende, hectische en zeer stressvolle situatie bevonden. Hier hebben zij tot de dag van vandaag last van.
De verdachte heeft op geen enkel moment getoond het kwalijke van zijn handelen in te zien. Tijdens de terechtzitting heeft hij, net als tijdens het plegen van de strafbare feiten, vooral voor zijn eigen belangen oog gehad. Hij heeft op de voorgrond gezet hoe zwaar hij de achtervolging en aanhouding heeft ervaren. Hij heeft benoemd dat op hem werd gejaagd en dat hij degene was die bang was voor zijn leven. Hij verweet de politie ondeskundig handelen. Hij gaat daarbij volstrekt voorbij aan het feit dat zijn eigen gedrag de oorzaak was van de (voortduring van de) achtervolging. Hij had op meerdere momenten zijn dollemansrit kunnen staken, maar heeft daar niet voor gekozen.
Hoewel de verdachte ter terechtzitting nog wel benoemde respect te hebben voor de politie, lijkt dat een sociaal wenselijke uitlating te zijn nu zijn gedrag of houding zich moeilijk als respectvol laat bestempelen. De rechtbank baart dat alles ernstige zorgen.
T.a.v. de persoon van de verdachte en de adviezen van de reclassering
Uit het strafblad van de verdachte van 12 november 2024 blijkt dat hij meermalen veroordeeld is voor soortgelijke feiten. Slechts enkele weken vóór onderhavige strafbare feiten is de verdachte veroordeeld voor geweldpleging tegen de politie. Desondanks heeft dat hem er niet van weerhouden zich opnieuw, tijdens een nog lopende proeftijd, schuldig te maken aan deze strafbare feiten.
De verdachte heeft in onderhavige zaak in voorlopige hechtenis gezeten. De voorlopige hechtenis is in deze zaak tweemaal geschorst , maar de verdachte heeft zich niet aan de voorwaarden weten te houden waardoor de schorsing telkens is opgeheven. Op 15 september 2024 is de voorlopige hechtenis opgeheven omdat door het tijdsverloop meer gewicht toekwam aan de persoonlijke belangen van de verdachte dan aan het strafvorderlijk belang.
De rechtbank heeft acht geslagen op reclasseringsrapporten van 5 april 2022, 9 juli 2024 en 20 november 2024. Daarin heeft de reclassering steeds gerapporteerd dat het risico op recidive ingeschat wordt als hoog. De verdachte heeft een erg gesloten en ontkennende houding. Daarnaast is de reclassering gebleken dat er enkele leefgebieden zijn die een risicofactor vormen voor delictgedrag. De verdachte heeft een beperkt inkomen en geen structurele dagbesteding. Daarbij schat de reclassering in dat vooral het middelengebruik, het psychosociaal functioneren en de houding van de verdachte risicofactoren voor delictgedrag vormen. Middelengebruik loopt als een rode draad door het leven van de verdachte en is in het verleden duidelijk delictgerelateerd gebleken. Wat betreft het psychosociaal functioneren werd de verdachte in het verleden onder andere gediagnosticeerd met ADHD, waren er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek en zou er sprake zijn van een beneden gemiddeld functioneren.
Vanuit de verdiepingsdiagnostiek van Radix van 21 februari 2022, die in het kader van de proeftijd van een eerdere veroordeling heeft plaatsgevonden, komt eveneens naar voren dat zij geen intrinsiek gemotiveerde man zien om met zaken aan de slag te gaan en derhalve geen aanknopingspunten voor een behandeltraject zien. De verdachte heeft gedurende het toezicht laten zien dat hij zijn eigen plan blijft trekken. Hij is vriendelijk in contact , echter heeft hij een sterke eigen mening, lijkt met regelmaat geen openheid van zaken te geven en laat zich ook niet een andere kant op sturen. Dit, in combinatie met het niet hebben van een hulpvraag noch de aanwezigheid van een intrinsieke motivatie om zaken anders aan te pakken, maakt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om interventies gericht op middelengebruik en/ of delictgedrag in te zetten. De reclassering adviseert daarom oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De gesloten en ontkennende houding van de verdachte is de rechtbank ook gebleken tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting. De verdachte ervaart zaken op een geheel eigen wijze, meent dat alleen het negeren van een stopteken dom van hem was, verwijt de politie ondeskundig handelen tijdens de achtervolging en is van mening dat hij alles overigens voldoende op orde heeft.
De houding van de verdachte maakt dat oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Bovendien valt niet te verwachten dat door oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf de houding van de verdachte zal veranderen of dat hem dat zal weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De enige vorm van recidivevermindering kan dan worden gevonden in de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal daarom een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 2 jaren. Deze straf is veel lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank geen poging tot doodslag bewezen acht en haar oordeel in de kern baseert op een ander scenario. Waar de officier van justitie zes ‘ramincidenten’ zag die gerichte ‘aanslagen op het leven’ waren, ziet de rechtbank een man die risicovolle inhaalmanoeuvres heeft gemaakt en geblokkeerd om te ontkomen. Dat was meer dan gevaarlijk rijgedrag en is dus twee keer gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling, maar het is een ander soort achtervolging geweest dan die waarop de officier van justitie zijn strafeis heeft gebaseerd.
Daarnaast acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren op haar plaats, omdat de verdachte de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 943,- bestaande uit immateriële schade ter zake van feit 2 onder parketnummer 03.098802.21.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 925,- bestaande uit immateriële schade ter zake van feit 2 onder parketnummer 03.098802.21.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 925,- bestaande uit immateriële schade ter zake van feit 1 onder parketnummer 03.098802.21.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 943,- bestaande uit immateriële schade ter zake van feit 1 onder parketnummer 03.098802.21.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 175,- bestaande uit immateriële schade ter zake van feit 3 onder parketnummer 03.098802.21.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 600,- bestaande uit immateriële schade ter zake van feit 3 onder parketnummer 03.098802.21 en feit 2 onder parketnummer 03.314601.22.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 600,- bestaande uit immateriële schade ter zake van feit 3 onder parketnummer 03.098802.21 en feit 2 onder parketnummer 03.314601.22.
De benadeelden hebben allen verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van alle vorderingen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd en de gevorderde schades vloeien rechtstreeks voort uit de tenlastegelegde feiten.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vorderingen die voortvloeien uit de feiten waarvoor zij vrijspraak heeft bepleit. Over de overige vordering heeft de verdediging geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen hebben allen vergoeding van immateriële schade gevorderd. Ten aanzien van alle vorderingen is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten. De vorderingen komen de rechtbank overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal om die reden de gevorderde bedragen geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen, wordt vastgesteld op de dag waarop de schade bij de benadeelde partij is ingetreden, zoals hieronder in het dictum weergegeven. Ter bevordering dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen alleen geheel zullen worden toegewezen, zal de verdachte tot slot worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 180, 266, 267, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
T.a.v. 03.314601.22 feit 1 (primair en subsidiair):
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover die ziet op het tenlastegelegde onder feit 1 (primair en subsidiair) onder parketnummer 03.314601.22;

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 2 (primair) onder parketnummer 03.098802.21 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 3] , feit 2 (subsidiair) onder parketnummer 03.098802.21
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en veroordeelt de verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van deze benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom, dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 4] , feit 2 (subsidiair) onder parketnummer 03.098802.21
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en veroordeelt de verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van deze benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom, dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 1] , feit 1 onder parketnummer 03.098802.21
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en veroordeelt de verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van deze benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom, dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 2] , feit 1 onder parketnummer 03.098802.21
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en veroordeelt de verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van deze benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom, dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 5] , feit 3 onder parketnummer 03.098802.21
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en veroordeelt de verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van deze benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom, dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 6] , feit 3 onder parketnummer 03.098802.21 en feit 2 onder parketnummer 03.314601.22
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en veroordeelt de verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van deze benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom, dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 7] , feit 3 onder parketnummer 03.098802.21 en feit 2 onder parketnummer 03.314601.22
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en veroordeelt de verdachte in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van deze benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom, dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en mr. K.J.P. Weitmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.R.C. Custers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2024.
Buiten staat
Mr. N.P.J. van de Pasch is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
03.098802.21
Feit 1hij op of omstreeks 10 april 2021 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, rijdend in een (personen)auto, is ingereden op een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 10 april 2021 in de gemeente Heerlen en/of Kerkrade, in elk geval in de provincie Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (telkens), rijdend in een (personen)auto, met (zeer) hoge snelheid, tegen een (met zere hoge snelheid rijdend) politievoertuig is gereden, waarin die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2021 in de gemeente Heerlen en/of Kerkrade, in elk geval in de provincie Limburg,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf aan om [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, (telkens), rijdend in een (personen)auto, met (zeer) hoge snelheid, tegen een (met zere hoge snelheid rijdend) politievoertuig is gereden, waarin die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op of omstreeks 10 april 2021 in de gemeente Simpelveld, in elk geval in de provincie Limburg, [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] , allen werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Ik zal jullie krijgen" en/of
- " Jullie maken mij af, ik maak jullie de volgende keer af" en/of
- " Jij bent de volgende keer van mij. ik maak je af als een hond" en/of
- " Ik maak jullie allemaal kapot, vuile kankerwouten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
03-314601-22Feit 1hij op of omstreeks 10 april 2021 in de gemeente Heerlen, te weten op de Beersdalweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, opzettelijk van het leven te beroven, rijdend in een (personen)auto, met (zeer) hoge snelheid, tegen een met (zeer) hoge snelheid rijdend politievoertuig is gereden en/of dat politievoertuig heeft geramd, in elk geval ertegen aan is gebotst, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2021 in de gemeente Heerlen, te weten op de Beersdalweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, rijdend in een (personen)auto, met (zeer) hoge snelheid, tegen een met (zeer) hoge snelheid rijdend politievoertuig is gereden en/of dat politievoertuig heeft geramd, in elk geval ertegen aan is gebotst, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 10 april 2021 in de gemeenten Heerlen en/of Simpelveld en/of Kerkrade, opzettelijk (een) ambtena(a)ren, te weten [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , beiden werkzaam bij politie, Eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [slachtoffer 6] in/op zijn gezicht te spugen en/of die [slachtoffer 7] op zijn kleding en/of lichaam te spugen;
Feit 3
hij op of omstreeks 10 april 2021 in de gemeente Simpelveld, althans in de provincie Limburg, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)ren, [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] , allen werkzaam bij politie, Eenheid Limburg werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten, ter aanhouding van verdachte, door (telkens) (met kracht) (proberen) los te rukken en/of zijn armen, en/of hoofd en/of lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te bewegen en/of (proberen) te schoppen met zijn benen en/of (proberen) zijn hoofd op te tillen en/of op te (willen) staan; en/of ter transport van verdachte, door (telkens) (met kracht) met zijn hoofd en/of vuisten en/of voeten en/of andere lichaamsdelen tegen de binnenkant en/of wand van de bus te rammen en/of slaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R021039, gesloten d.d. 27 juli 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 223.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van 11 april 2021, pagina 48 en 49.
3.Het proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 3] van 11 april 2021, pagina 83 en 84.
4.Het proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van 11 april 2021, pagina 51 tot en met 53.
5.Het proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van 11 april 2021, pagina 51 tot en met 53.
6.Het proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 1] van 27 februari 2024.
7.Het proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 6] van 11 april 2021, pagina 72 en 74.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] van 11 april 2021, pagina 97.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 11] van 11 april 2021, pagina 56 en 57.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] van 11 april 2021, pagina 41 tot en met 44.
11.Het proces-verbaal van het verhoor van [slachtoffer 7] van 11 april 2021, pagina 76 tot en met 79.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] van 11 april 2021, pagina 46 en 47.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] van 11 april 2021, pagina 71.