ECLI:NL:RBLIM:2024:9661

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 4427
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. B.H.S. Brinkman, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Landgraaf, dat hen opdraagt hun woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 15 oktober 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning voor zes maanden gesloten moest worden vanwege de aangetroffen hard- en softdrugs tijdens een politieonderzoek op 24 juli 2024. De voorzieningenrechter oordeelt dat er op dit moment onvoldoende duidelijkheid is over de noodzaak en bevoegdheid van de sluiting. Hoewel er drugs zijn aangetroffen, is de hoeveelheid niet significant boven de gebruikershoeveelheid en is het mogelijk dat deze voor eigen gebruik waren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, omdat de belangenafweging in het voordeel van verzoekers uitvalt. De sluiting van de woning zou ernstige gevolgen hebben voor hun woonsituatie, vooral gezien hun financiële problemen en verslavingsproblematiek. De burgemeester moet het bestreden besluit schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar en is verplicht de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4427

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2024 in de zaak tussen

[namen] uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. B.H.S. Brinkman),
en

de burgemeester van de gemeente Landgraaf

(gemachtigde: mr. L.M.E. Embregts en C.G.E. Lauwers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening over het bezwaar wat verzoekers hebben gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 15 oktober 2024 (het bestreden besluit).
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 oktober 2024 heeft de burgemeester aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij de woning gelegen te Landgraaf moet sluiten en voor zes maanden gesloten moet houden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De burgemeester heeft de voorzieningenrechter desgevraagd laten weten dat hij bereid is om in afwachting van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker S.H.T. der Kinderen, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester verzoekster in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor zes maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter doet dat aan de hand van de gronden die verzoeker in deze procedure en in de procedure in bezwaar heeft aangevoerd
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de burgemeester de woning op dit moment niet mag sluiten. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
4. Verzoekers zijn huurders van de woning. Op 24 juli 2024 hebben medewerkers van de politie Eenheid Limburg een onderzoek verricht in de woning. Het binnentreden vond plaats naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek. Tijdens dit onderzoek werd in de woonkamer en in de slaapkamer een hoeveelheid softdrugs en harddrugs aangetroffen, te weten:
  • In de woonkamer: onder de salontafel stond een ijzeren kistje inhoudende 21 gram bruto hennep en 29 gram bruto hasjiesj, op de salontafel 6 gram bruto hasjiesj en 0,59 gram netto amfetamine;
  • In de slaapkamer van een van de verzoekers: 0,77 gram netto MDMA.
Daarnaast blijkt uit de op ambtseed opgemaakte bestuurlijke rapportage van 10 september 2024, dat van de volgende feiten en omstandigheden kan worden uitgegaan. Verzoekers hebben beide antecedenten op het gebied van de Opiumwet, waaronder handel, bezit en vervaardiging van soft- en harddrugs. Daarnaast zijn er ook handelsattributen aangetroffen zoals een weegschaal en enkele gripzakjes. Verder werd nog een spiegel aangetroffen met mogelijk resten van cocaïne. Verder is in een van de slaapkamers van verzoekers nog 1 gram verdoven middel gevonden, welke niet forensisch is onderzocht. Ook trof de politie daar een schoenendoos aan met een vlindermes en een survival mes. Verder zijn er nog een aantal overige feiten, namelijk dat vanaf augustus 2023 er reeds 5 MMA meldingen zijn geweest inzake mogelijke hennepteelt, handel in drugs en ondermijnende criminaliteit. Ook ligt het pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk en het ligt op korte afstand van de Duitse grens. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen plaatsvindt.
4.1.
De burgemeester heeft na ontvangst van de bestuursrechtelijke rapportage verzoekers op 13 september 2024 laten weten het voornemen te hebben de woning voor de duur van zes maanden te sluiten. Verzoekers hebben schriftelijk hun zienswijze kenbaar gemaakt op 30 september 2024 en deze aangevuld op 8 oktober 2024. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om de woning te sluiten voor zes maanden per 29 oktober 2024. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
5. Verzoekers hebben – kort samengevat – de bevoegdheid, noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluiting betwist. Er is geen sprake geweest van verkoop of handel in hard- of softdrugs vanuit de woning, en ook niet van toeloop of overlast gerelateerd aan drugshandel. De in de woning aangetroffen voorwerpen dienen niet voor de verkoop van drugs. Verzoekers kampen met een drugsverslaving, waardoor de aangetroffen hoeveelheden hard- en softdrugs voor eigen gebruik moeten worden opgevat. De aangetroffen weegschaal heeft verzoeker in het verleden als een geschenk mogen ontvangen en is volstrekt ongeschikt om te dienen als handelsattribuut. Daarnaast hebben verzoekers een aantal weken voorafgaand aan de binnentreding door de politie een bezoek gehad van het flexteam. Zij hebben hier volledige medewerking aan verleend om de woning te laten bekijken. Ten tijde van binnentreden was verzoeker bezig met het roken van een joint en stond de weegschaal ook al in de keuken. Ook zijn verzoekers niet aangehouden door de politie naar aanleiding van de aangetroffen gebruikershoeveelheden op 24 juli 2024. Verzoekers wonen vanaf 22 mei 2024 op het adres en hebben geen andere vervangende woonruimte ter beschikking. Daarnaast zijn er ook geen financiële middelen aanwezig gezien de schulden van verzoeker. Sluiting van de woning heeft tot gevolg dat de verhuurder buitengerechtelijk tot ontbinding van de woning kan overgaan, wat tot gevolg heeft dat verzoekers definitief hun huurwoning verliezen op grond van het besluit van de burgemeester. Ook komen ze de komende jaren niet in aanmerking voor een andere sociale huurwoning. Verzoekers achten hun belang bij het opschorten van de sluiting zwaarder dan dat van de burgemeester, gezien de onevenredige gevolgen en het gebrek aan zorgvuldige besluitvorming.
Is er een spoedeisend belang?
6. In artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, de rechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang aanwezig is. Het bestreden besluit houdt in dat de woning spoedig zal worden gesloten en heeft dus tot gevolg dat verzoekers de woning zullen moeten verlaten. De voorzieningenrechter vindt daarom dat sprake is van onverwijlde spoed.
De bevoegdheid en noodzakelijkheid
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit moment nog niet goed te beoordelen is of er sprake is van noodzaak en bevoegdheid om de woning te sluiten.
7.1.
De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij softdrugs is dat het geval als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen. Niet in geschil is dat de politie tijdens de doorzoeking hard- en softdrugs in de woning hebben aangetroffen die boven deze hoeveelheid zitten. Het betreft echter geen grote overschrijding van de gebruikershoeveelheid.
8. Verzoekers zijn van mening dat de aangetroffen hard- en softdrugs voor eigen gebruik dienen. Nu er een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, is het aan verzoekers om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs toch niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. De voorzieningenrechter kan gezien de jaren langen verslavingsproblematiek verzoekers dit betoog volgen. Het is echter nog aan verzoekers om dit met stukken nader te onderbouwen. Verzoekers hebben wel wat aanknopingspunten aangereikt waaruit dit zou blijken. Bijvoorbeeld het meewerken aan de eerdere controle, en het drugsgebruik toen (joint) en tijdens de doorzoeking (cocaïneresten op een spiegel). Ook hebben verzoekers gesteld dat de weegschaal die is aangetroffen niet werkte/geschikt was. Verder hebben verzoekers gewezen op het feit dat er slechts een beperkte hoeveel drugs is aangetroffen en geen contant geld. Hoewel het in eerste instantie aan verzoekers is om dit standpunt te onderbouwen, zijn er ook punten waarop de burgemeester voor meer duidelijkheid moet zorgen. Zo hebben verzoekers onweersproken gesteld dat het flexteam van de gemeente meerdere controles heeft uitgevoerd met betrekking tot hun woning, maar dat hieruit geen actie is voortgekomen. Van deze controles zijn geen rapportages overgelegd, waardoor de burgemeester heeft nagelaten een volledig beeld te schetsen over wat is gecontroleerd bij verzoekers. Nu verzoekers hebben gevraagd naar het verslag van de eerdere controles, welke onder de gemeente berusten, ligt het op de weg van de burgemeester om hiervoor zorg te dragen. Ook beroept de burgemeester zich op het feit dat er gripzakjes aanwezig waren. Uit het rapport blijkt echter niet hoeveel gripzakjes met “enkele” wordt bedoeld. Verder heeft de burgemeester gesteld dat sprake is van handel gelet op de MMA-meldingen die zijn gedaan. De burgemeester heeft slechts een kleine selectie van de MMA-meldingen inzichtelijk gemaakt. Kennelijk zijn er veel MMA-meldingen gedaan, waarbij het soms onduidelijk is of de MMA-meldingen zien op de woning van verzoekers, of de naastgelegen woning met hetzelfde nummer maar met toevoeging. Ook heeft de burgemeester erkend dat een deel van de MMA-meldingen waarover gesproken wordt, al is gedaan voordat verzoekers in het pand wonen. Daarnaast gaat het in de melding van 21 augustus 2024 enkel om een melding van overlast zonder dat sprake is van druggerelateerde feiten. Verzoekers hebben verder nog verklaard dat de buitenlandse kentekens waarover gesproken wordt in één van de meldingen te verklaren vallen doordat de buurman in het naastgelegen pand met hetzelfde nummer, een auto met buitenlands kenteken heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers terecht vraagtekens stellen bij wijze waarop de burgemeester tot dusverre de MMA-meldingen heeft gedeeld. Het is begrijpelijk dat de burgemeester niet volledig transparant kan zijn, gelet op het feit dat het hier om anonieme meldingen gaat. Dat neemt niet weg dat op dit moment onduidelijk is in hoeverre er sprake is van meldingen die echt concreet op verzoekers gericht zijn en zien op drugshandel. Immers als er sprake is van een patroon van meldingen, die al dateert van voordat eisers er wonen, en dat ook allerlei andere klachten omvat, of als de meldingen niet duidelijk tot verzoekers of hun buurman te herleiden is, legt dit niet hetzelfde gewicht in de schaal als wanneer hier meer duidelijkheid over bestaat. En hoewel volledige transparantie wellicht niet van de burgemeester kan worden gevergd, is wel van belang dat de burgemeester niet enkel van belastende informatie uitgaat, maar ook ontlastende informatie deelt met verzoekers.
9. Gelet op het voorgaande is op dit moment nog het een en ander onduidelijk. Het ligt op de weg van zowel verzoekers als de burgemeester om in bezwaar voor meer duidelijkheid te zorgen. Daardoor zal beter beoordeeld kunnen worden of er bevoegdheid en noodzaak bestaat voor het sluiten van het pand. Dat de burgemeester alsnog bevoegd blijkt te zijn om het pand te sluiten is dus niet uitgesloten. De burgemeester heeft immers terecht tegengeworpen dat bij verzoekers sprake is van antecedenten. Ook de noodzaak hiertoe valt niet uit te sluiten, gelet op onder meer het feit dat de woning een kwetsbare ligging heeft. Maar evenmin valt uit te sluiten dat de drugs aanwezig was voor eigen gebruik. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij juist bezig zijn hun leven te beteren, al lukt dat met het gebruik van drugs nog niet naar wens. De bezwaarprocedure is bij uitstek aangewezen om nadere onderbouwing van de verschillende standpunten te kunnen geven.
10. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter zich in deze voorlopige voorzieningen hangende bezwaar beperken tot een belangenafweging om te beoordelen of de gevraagde voorlopige voorziening moet worden toegewezen.
De belangenafweging
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van verzoekers uitvalt. De voorzieningenrechter acht daarvoor van belang dat in de woning van verzoeker slechts een beperkte hoeveelheid hard- en softdrugs is aangetroffen en dat verzoekers verklaard hebben dat dit bedoeld was voor eigen gebruik. Verzoekers moeten hun verslavingsproblematiek nog nader met stukken onderbouwen maar de geringe hoeveelheid aangetroffen drugs weegt in het voordeel van verzoekers mee. Terwijl de woningsluiting voor verzoekers wel zeer nadelige gevolgen zal hebben. Zo zal de huurovereenkomst ontbonden worden en zullen verzoekers definitief de woning moeten verlaten. Verzoekers zullen niet eenvoudig een nieuwe, zelfstandige woonruimte vinden. Dit is mede gelegen in het feit dat verzoekers met stukken hebben aangetoond dat zij onder bewind staan en dat zij financiële problemen hebben. De burgemeester heeft mogelijk ook een groot belang bij sluiten, als wel sprake zou zijn van handel. In dat geval kan de burgemeester echter ook na de bezwaarprocedure de woning alsnog sluiten. De belangenafweging valt daarom op dit moment van de procedure in het voordeel van verzoekers uit.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat de woning voorlopig open mag blijven.
13. De burgemeester moet ook het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden en de door hem gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde van € 875,00 per punt).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken nadat de burgemeester een beslissing op bezwaar heeft genomen;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024. .
griffier
voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 19 december 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.