In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 1 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de ongeldigverklaring van haar rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Eiseres had een onderzoek naar drugsgebruik opgelegd gekregen, maar heeft de opleggingskosten voor dit onderzoek niet tijdig voldaan. Het CBR verklaarde daarop haar rijbewijs ongeldig. Eiseres richtte haar beroepsgronden niet tegen de ongeldigverklaring zelf, maar tegen de eerdere beslissing om het onderzoek op te leggen. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht het rijbewijs ongeldig heeft verklaard, omdat eiseres niet heeft meegewerkt aan het onderzoek door de kosten niet te betalen. Hoewel de rechtbank vaststelt dat het CBR ten onrechte aannam dat de eerdere beslissing in rechte vaststond, leidt dit niet tot een andere uitkomst voor eiseres. De rechtbank bepaalt dat het CBR het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden, maar verklaart het beroep ongegrond. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen als zij het niet eens is met deze beslissing.