ECLI:NL:RBLIM:2024:959

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10819933 \ CV EXPL 23-5243
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur in het kader van een overeenkomst van aanneming van werk

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], betaling van een factuur van € 1.370,00 van gedaagde, die een overeenkomst van aanneming van werk met eiser heeft gesloten. Eiser heeft gedaagde een offerte gestuurd voor de levering en montage van kozijnen, welke door gedaagde is goedgekeurd. Gedaagde heeft echter slechts een deel van de factuur betaald en betwist de hoogte van het resterende bedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst van aanneming van werk van toepassing is en dat gedaagde € 4.654,05 verschuldigd was voor de geleverde diensten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde in verzuim was en heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van dagvaarding. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.029,32. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10819933 \ CV EXPL 23-5243
Vonnis van 28 februari 2024 – bij vervroeging
in de zaak van
[eiser], voorheen handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 november 2023
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de akte vermindering van eis
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 januari 2024.
Op de op 29 januari 2024 ter griffie ontvangen producties van [eiser] heeft de kantonrechter geen acht kunnen slaan.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteerde onder de naam [handelsnaam] een onderneming in ramen en deuren. Op 21 maart 2021 heeft hij in dat kader aan [gedaagde] per e-mail het volgende geschreven:
Heb het genoegen gehad om voor u een offerte te maken, in de bijlage de offerte toegevoegd.
Heb hetzelfde systeem aangehouden, offerte is inclusief montage.
2.2.
De offerte van [eiser] betrof een offerte voor een kamerkozijn en een aantal opties voor openslaande deuren dan wel een schuifpui. [eiser] is vervolgens bij [gedaagde] langsgegaan een heeft de keuze van [gedaagde] vastgelegd op de offerte. [gedaagde] koos voor het kamerkozijn en de hefschuifpui. Op de offerte waren die vermeld voor een prijs van respectievelijk € 258,35 en € 3.587,97 exclusief btw. In de offerte is ook de btw vermeld. Na de keuze van [gedaagde] heeft [eiser] als totaalprijs op de offerte geschreven:
3846,32 ex 4654,05 incl.
2.3.
Op de offerte is ook handgeschreven vermeld:
3846,32
600,--montage!
2.4.
[gedaagde] heeft de offerte voor akkoord getekend.
2.5.
[eiser] heeft [gedaagde] een factuur gestuurd, gedateerd 3 juni 2021 en met nummer 202108. De factuur vermeldt het volgende:
Omschrijving
Aantal
Eenheid
Prijs
Totaal
Levering en monteren kozijnen
1
3.846,32
€ 3.846,32
Voor de details verwijzen wij u naar offerte met nummer WEB/21/0068224
Montage kozijnen
1
keer
600,00
€ 600,00
Totaal excl btw
€ 4.446,32
Btw hoog 21% (€ 4.446,32)
€ 933,73
Totaal te betalen
€ 5.380,05
2.6.
[gedaagde] heeft de factuur niet betaald. Zij heeft onder meer bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de factuur.
2.7.
Op 29 juni 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] een zogenoemde veertiendagenbrief gezonden. In die brief schrijft [eiser] onder meer:
Wij bieden u nog een laatste mogelijkheid om het totaalbedrag van€ 5.380,05plus incassokosten en rentebinnen vijftien dagen nadat deze aanmaning bij u is bezorgdover te maken (…)
Indien uw betaling niet binnen de hiervoor gestelde termijn door ons is ontvangen, dan worden de wettelijke toegestane incassokosten van€ 644excl. btwen rentebij u in rekening gebracht.
2.8.
Partijen hebben gecorrespondeerd over verschillende betalingsregelingen.
2.9.
Op 3 december 2023 heeft [gedaagde] € 4.654,05 betaald aan de gemachtigde van [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
Na vermindering van eis vordert [eiser] - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.370,00, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij een overeenkomst van opdracht met [gedaagde] heeft gesloten, dat hij die heeft uitgevoerd, zodat [gedaagde] de factuur dient te betalen. Aangezien zij inmiddels een deel van de factuur heeft betaald, vordert [eiser] nog het restantbedrag van de factuur en de kosten en rente die [gedaagde] door haar verzuim inmiddels verschuldigd is.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [eiser] de bestelde kozijnen heeft geleverd en geplaatst. De kantonrechter gaat uit van een overeenkomst van aanneming van werk en niet van opdracht.
[gedaagde] heeft weliswaar geklaagd over de uitvoering van het werk en over de mate waarin [eiser] bereikbaar was en (niet) communiceerde, maar zij heeft daar geen gevolgen aan verbonden, zodat de kantonrechter daar verder niet op in zal gaan. In beginsel rustte op [gedaagde] dan ook de verplichting om de overeengekomen prijs te betalen.
4.2.
[gedaagde] betwist echter dat zij het bedrag verschuldigd is dat [eiser] haar in rekening heeft gebracht. Zij stelt zich op het standpunt dat zij met [eiser] is overeengekomen dat de kozijnen geplaatst zouden worden voor het bedrag van € 4.654,05 en dat dat bedrag inclusief de montage was. Zij verwijst daarvoor naar het onder 2.1 genoemde e-mailbericht, waaruit dat blijkt. Zij benadrukt dat zij [eiser] herhaaldelijk heeft gevraagd of het bedrag dat hij op de offerte geschreven had (4654,05) het bedrag was dat zij diende te betalen en dat [eiser] haar dat heeft bevestigd. Volgens [gedaagde] heeft zij geen doorslag of kopie van de voor akkoord getekende offerte gekregen en heeft [eiser] de € 600,00 aan montagekosten nadien op de offerte geschreven.
4.3.
Dit standpunt betekent dat [gedaagde] de inhoud van de gestelde overeenkomst deels betwist en dat het aan [eiser] is, die zich op die overeenkomst beroept, om de inhoud ervan te bewijzen. [eiser] heeft echter slechts een algemeen bewijsaanbod gedaan, zodat de kantonrechter daaraan voorbij zal gaan. Daarmee is niet komen vast te staan dat partijen afwijkend van het aanbod dat in het onder 2.1 bedoelde e-mailbericht is vermeld, zijn overeengekomen dat additionele montagekosten verschuldigd zijn. Overigens lijkt ook uit de factuur van [eiser] (zie hiervoor onder 2.5) te volgen dat daarin twee keer montagekosten in rekening zijn gebracht.
4.4.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] € 4.654,05 verschuldigd was als prijs voor het aangenomen werk, welk bedrag zij pas op 3 december 2023, dus ruim na dagvaarding, heeft betaald.
4.5.
De wettelijke rente die [eiser] vordert, is toewijsbaar over dit bedrag. Nu [eiser] niet heeft gesteld vanaf welke datum [gedaagde] in verzuim was, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding.
4.6.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal de kantonrechter afwijzen, nu de onder 2.7 aangehaalde brief niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. In de brief is immers vermeld dat [gedaagde] binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief de hoofdsom plus de buitengerechtelijke kosten en de rente dient te betalen.
4.7.
[gedaagde] zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden vastgesteld op:
  • dagvaarding € 107,32
  • griffierecht 244,00
  • salaris gemachtigde 678,00 (2 x tarief € 339,00)
totaal € 1.029,32
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de wettelijke rente over € 4.654,05 vanaf 7 november 2023 tot de dag van betaling, 3 december 2023,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot heden vastgesteld op € 1.029.32,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.