3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bewijsmiddelen
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] van 23 juni 2024 vermeldt, voor zover hier van belang:
Op zondag 23 juni 2024 waren wij, verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 1] , belast met een dienst in de openbare orde voor Heerlen centrum.
Omstreeks 01.19 zag ik, [naam verbalisant 2] , dat de Mercedes met de persoon bovenop de auto met volle snelheid, zonder remonderbreking naar de Groene boord reed. Ik zag dat de Mercedes voor het kruispunt met de Groene boord tot stilstand kwam. Ik zag dat de persoon van de Mercedes af klom en met kracht tegen de buitenspiegel aan de bijrijderszijde sloeg. Ik zag dat de persoon via de achterkant van de Mercedes de Gasthuisstraat op liep. Ik zag dat de achteruitrijverlichting van de Mercedes aan ging, dat de Mercedes met snelheid achteruit reed en dat de Mercedes tegen de persoon aan reed. Ik zag dat de persoon door de aanrijding door de lucht vloog en met een rollende beweging in de berm terecht kwam. Ik zag dat de persoon roerloos bleef liggen.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 3] van 23 juni 2024 vermeldt, voor zover hier van belang:
Op 23 juni 2024 stelden verbalisanten die ten tijde van het incident ter plaatse
waren beelden veilig die voor ons beschikbaar waren. […]
Ik zag dat de opname van de camerabeelden van 23 juni 2024 de kruising weergaf tussen de Gasthuisstraat en de Groene Boord in Heerlen. […]
Ik zag dat de bestuurder van de Mercedes-Benz stopte voor het verkeerslicht. Ik zag dat de man met het lichte shirt zelfstandig van de Mercedes-Benz afstapte aan de zijde van de passagier. […] Ik zag dat de persoon van de M af klom en met kracht tegen de buitenspiegel aan de bijrijderszijde sloeg
Ik zag dat, toen de man met het lichte shirt zich achter de Mercedes-Benz bevond, de bestuurder van de Mercedes-Benz achteruit reed. Ik zag dat de bestuurder van de Mercedes-Benz instuurde in de richting van de man met het lichte shirt. Ik zag dat de man met het lichte shirt rechtsom draaide en ik zag dat de bestuurder van de Mercedes-Benz de man met het lichte shirt raakte. Ik zag dat de man met het lichte shirt zijn handen richting de Mercedes-Benz strekte. Ik zag dat de man met het lichte shirt met kracht achteruit werd geslingerd en ik zag dat hij in de struiken belandde naast de stoep. Ik zag dat de man met het lichte shirt hierna bleef liggen waar hij terecht kwam.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 23 juni 2024 vermeldt, voor zover hier van belang:
Op zaterdag 22 juni 2024 was ik in café ’t Duvelke, te Heerlen.. In de kroeg waren twee onbekenden personen lastig. Ik liep met die twee personen naar buiten. […]
Ik zag dat die twee personen in de auto stapten, maar ik wist dat ze beide onder invloed van alcohol waren. Ik zag dat de bestuurder de auto startte. […] Ik zag dat de auto naar voren bleef rijden, waardoor ik op de motorkap terecht ben gekomen. Ik zag en ik voelde dat de auto met een behoorlijke snelheid richting de Groene Boord reed. Nabij de verkeerslichten voelde ik dat de auto afremde. Ik zat nog steeds op de motorkap. […] Ik zag dat de achteruitrijdverlichting werd ingeschakeld en ik zag dat de auto met een snelheid mijn kant op kwam. […] Ik zag en ik voelde dat de rechterachterband tegen mijn been aanreed. Ik voelde direct een hevige pijn.
De uitslag van de adamanalyse van 23 juni 2024, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten van verbalisant [naam verbalisant 4] , vermeldt als resultaat het volgende:
Datum alcoholtest: 23 juni 2024, 01.43 uur tot 01.50 uur
Naam verdachte: [verdachte]
Ademonderzoek resultaat: 1295 μg/l
De verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik in Heerlen was op 23 juni 2024, ik bestuurde de Mercedes[de rechtbank begrijpt: de Mercedes van de beschreven beelden]
en ik had gedronken, behoorlijk ook. Ik heb gemerkt dat het slachtoffer op mijn auto lag en ik heb gezien dat hij bij het stoplicht van mijn auto afstapte. Hij sloeg mijn rechter buitenspiegel stuk en liep weg. Ik wilde hem vragen waarom hij dat deed, heb mijn auto in de achteruit gezet en ben achteruit gereden.
Bewijsoverweging
Het standpunt van de verdediging dat het slachtoffer, nadat deze de rechter buitenspiegel had stukgeslagen, voor de verdachte niet meer zichtbaar is geweest, volgt de rechtbank niet. Niet alleen heeft de verdachte moeten weten dat het slachtoffer zich achter hem bevond; hij heeft hem ook op enig moment in zijn achteruitkijkspiegel moeten kunnen zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat vaststaat dat de verdachte welbewust op het slachtoffer is ingereden. Door met een voertuig in te rijden op een voetganger ontstaat onder omstandigheden, gelet op de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam, de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de voetganger komt te overlijden. In het onderhavige geval is de verdachte achteruit op het slachtoffer ingereden. Deze was daardoor hierop niet bedacht, en had geen tijd zich hieraan te onttrekken of zich voor te bereiden op de impact die volgde. De verdachte heeft bij het achteruit rijden geen vaart geminderd en richting het slachtoffer gestuurd. Naast de rijbaan, waar het slachtoffer nog liep op het moment van de aanrijding, lag een betegelde stoep. Wanneer het slachtoffer, dat door de klap met een boog op die stoep terechtkwam, met zijn hoofd de stoep had geraakt, was het bepaald niet denkbeeldig geweest dat hij hierdoor was overleden. Gelet op deze omstandigheden bestond naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer als gevolg van de gedragingen van de verdachte. Deze waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De overige handelingen van de verdachte acht de rechtbank, hoe angstig deze ook voor het slachtoffer moeten zijn geweest, niet zozeer gericht op diens dood dat deze bijdragen aan de bewezenverklaring van de poging tot doodslag. Uit de beelden blijkt dat het slachtoffer op de auto van de verdachte is geklommen terwijl deze nog stilstond. Tijdens de rit die volgde, heeft het slachtoffer zich stevig kunnen vasthouden aan de dakliggers, en niet blijkt dat de verdachte met (bijvoorbeeld) abrupte stuurbewegingen of het plotseling vermeerderen of verminderen van zijn snelheid heeft getracht het slachtoffer ‘af te schudden’.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de bewezenverklaring als hieronder vermeld.