ECLI:NL:RBLIM:2024:9513

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
03.203673.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een auto onder invloed van alcohol

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2024 in Heerlen een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, heeft geprobeerd het slachtoffer te doden door met zijn auto op hem in te rijden. De verdachte was onder invloed van alcohol en heeft het slachtoffer met zijn auto aangereden terwijl deze op de weg achter de auto stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte welbewust op het slachtoffer is ingereden, wat een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer met zich meebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 30 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en het strafblad van de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor verkeersdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.203673.24
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1987,
thans gedetineerd in [adres PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H. Sytema, advocaat kantoorhoudende te
‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 december 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer te doden door met een auto op hem in te rijden, enige tijd met het slachtoffer op de auto door te rijden en daarna opnieuw op hem in te rijden (
primair), dan wel op die wijze heeft geprobeerd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. In haar requisitoir heeft de officier van justitie onderscheid gemaakt tussen verschillende momenten. Op het eerste moment rijdt de verdachte op het slachtoffer [slachtoffer] in waarna hij snelheid maakt en gedurende een aanzienlijke afstand door rijdt, over een verkeersdrempel, terwijl het slachtoffer deels op de motorkap en deels op de voorruit ligt en zich vasthoudt aan de dakdragers. Op het laatste moment rijdt de verdachte opzettelijk met zijn auto achteruit in op het slachtoffer. Dit maakt de officier van justitie op uit de camerabeelden waarop het incident te zien is. Het slachtoffer heeft het handelen van de verdachte overleefd, maar er bestond volgens de officier van justitie ten aanzien van alle momenten een aanmerkelijke kans dat het handelen van de verdachte tot diens dood zou hebben geleid, welke kans de verdachte – naar de uiterlijke verschijningsvorm – bewust heeft aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft aangevoerd dat er geen aanwijzingen zijn voor boos opzet. Voorwaardelijk opzet kan evenmin worden bewezen, omdat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Dit kan niet uit zijn handelen worden opgemaakt: de verdachte wist niet dat [slachtoffer] zich achter zijn voertuig bevond toen hij achteruit reed. Hij kon hem ook niet zien, want [slachtoffer] had zijn rechter buitenspiegel stukgeslagen. Ook kan niet worden vastgesteld dat de kans op de dood aanmerkelijk was, aangezien, zoals door de beelden wordt bevestigd, de verdachte niet hard heeft gereden en geen abrupte zijwaartse bewegingen heeft gemaakt met zijn auto. Een verkeersongevallenanalyse ontbreekt in het dossier. Het letsel, dat een indicatie zou kunnen zijn voor een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat het slachtoffer zou komen te overlijden, viel bovendien mee.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank komt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bewijsmiddelen
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] van 23 juni 2024 vermeldt, voor zover hier van belang: [2]
Op zondag 23 juni 2024 waren wij, verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 1] , belast met een dienst in de openbare orde voor Heerlen centrum.
Omstreeks 01.19 zag ik, [naam verbalisant 2] , dat de Mercedes met de persoon bovenop de auto met volle snelheid, zonder remonderbreking naar de Groene boord reed. Ik zag dat de Mercedes voor het kruispunt met de Groene boord tot stilstand kwam. Ik zag dat de persoon van de Mercedes af klom en met kracht tegen de buitenspiegel aan de bijrijderszijde sloeg. Ik zag dat de persoon via de achterkant van de Mercedes de Gasthuisstraat op liep. Ik zag dat de achteruitrijverlichting van de Mercedes aan ging, dat de Mercedes met snelheid achteruit reed en dat de Mercedes tegen de persoon aan reed. Ik zag dat de persoon door de aanrijding door de lucht vloog en met een rollende beweging in de berm terecht kwam. Ik zag dat de persoon roerloos bleef liggen.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 3] van 23 juni 2024 vermeldt, voor zover hier van belang: [3]
Op 23 juni 2024 stelden verbalisanten die ten tijde van het incident ter plaatse
waren beelden veilig die voor ons beschikbaar waren. […]
Ik zag dat de opname van de camerabeelden van 23 juni 2024 de kruising weergaf tussen de Gasthuisstraat en de Groene Boord in Heerlen. […]
Ik zag dat de bestuurder van de Mercedes-Benz stopte voor het verkeerslicht. Ik zag dat de man met het lichte shirt zelfstandig van de Mercedes-Benz afstapte aan de zijde van de passagier. […] Ik zag dat de persoon van de M af klom en met kracht tegen de buitenspiegel aan de bijrijderszijde sloeg
Ik zag dat, toen de man met het lichte shirt zich achter de Mercedes-Benz bevond, de bestuurder van de Mercedes-Benz achteruit reed. Ik zag dat de bestuurder van de Mercedes-Benz instuurde in de richting van de man met het lichte shirt. Ik zag dat de man met het lichte shirt rechtsom draaide en ik zag dat de bestuurder van de Mercedes-Benz de man met het lichte shirt raakte. Ik zag dat de man met het lichte shirt zijn handen richting de Mercedes-Benz strekte. Ik zag dat de man met het lichte shirt met kracht achteruit werd geslingerd en ik zag dat hij in de struiken belandde naast de stoep. Ik zag dat de man met het lichte shirt hierna bleef liggen waar hij terecht kwam.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 23 juni 2024 vermeldt, voor zover hier van belang: [4]
Op zaterdag 22 juni 2024 was ik in café ’t Duvelke, te Heerlen.. In de kroeg waren twee onbekenden personen lastig. Ik liep met die twee personen naar buiten. […]
Ik zag dat die twee personen in de auto stapten, maar ik wist dat ze beide onder invloed van alcohol waren. Ik zag dat de bestuurder de auto startte. […] Ik zag dat de auto naar voren bleef rijden, waardoor ik op de motorkap terecht ben gekomen. Ik zag en ik voelde dat de auto met een behoorlijke snelheid richting de Groene Boord reed. Nabij de verkeerslichten voelde ik dat de auto afremde. Ik zat nog steeds op de motorkap. […] Ik zag dat de achteruitrijdverlichting werd ingeschakeld en ik zag dat de auto met een snelheid mijn kant op kwam. […] Ik zag en ik voelde dat de rechterachterband tegen mijn been aanreed. Ik voelde direct een hevige pijn.
De uitslag van de adamanalyse van 23 juni 2024, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten van verbalisant [naam verbalisant 4] , vermeldt als resultaat het volgende: [5]
Datum alcoholtest: 23 juni 2024, 01.43 uur tot 01.50 uur
Naam verdachte: [verdachte]
Ademonderzoek resultaat: 1295 μg/l
De verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik in Heerlen was op 23 juni 2024, ik bestuurde de Mercedes[de rechtbank begrijpt: de Mercedes van de beschreven beelden]
en ik had gedronken, behoorlijk ook. Ik heb gemerkt dat het slachtoffer op mijn auto lag en ik heb gezien dat hij bij het stoplicht van mijn auto afstapte. Hij sloeg mijn rechter buitenspiegel stuk en liep weg. Ik wilde hem vragen waarom hij dat deed, heb mijn auto in de achteruit gezet en ben achteruit gereden.
Bewijsoverweging
Het standpunt van de verdediging dat het slachtoffer, nadat deze de rechter buitenspiegel had stukgeslagen, voor de verdachte niet meer zichtbaar is geweest, volgt de rechtbank niet. Niet alleen heeft de verdachte moeten weten dat het slachtoffer zich achter hem bevond; hij heeft hem ook op enig moment in zijn achteruitkijkspiegel moeten kunnen zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat vaststaat dat de verdachte welbewust op het slachtoffer is ingereden. Door met een voertuig in te rijden op een voetganger ontstaat onder omstandigheden, gelet op de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam, de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de voetganger komt te overlijden. In het onderhavige geval is de verdachte achteruit op het slachtoffer ingereden. Deze was daardoor hierop niet bedacht, en had geen tijd zich hieraan te onttrekken of zich voor te bereiden op de impact die volgde. De verdachte heeft bij het achteruit rijden geen vaart geminderd en richting het slachtoffer gestuurd. Naast de rijbaan, waar het slachtoffer nog liep op het moment van de aanrijding, lag een betegelde stoep. Wanneer het slachtoffer, dat door de klap met een boog op die stoep terechtkwam, met zijn hoofd de stoep had geraakt, was het bepaald niet denkbeeldig geweest dat hij hierdoor was overleden. Gelet op deze omstandigheden bestond naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer als gevolg van de gedragingen van de verdachte. Deze waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De overige handelingen van de verdachte acht de rechtbank, hoe angstig deze ook voor het slachtoffer moeten zijn geweest, niet zozeer gericht op diens dood dat deze bijdragen aan de bewezenverklaring van de poging tot doodslag. Uit de beelden blijkt dat het slachtoffer op de auto van de verdachte is geklommen terwijl deze nog stilstond. Tijdens de rit die volgde, heeft het slachtoffer zich stevig kunnen vasthouden aan de dakliggers, en niet blijkt dat de verdachte met (bijvoorbeeld) abrupte stuurbewegingen of het plotseling vermeerderen of verminderen van zijn snelheid heeft getracht het slachtoffer ‘af te schudden’.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de bewezenverklaring als hieronder vermeld.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
op 23 juni 2024 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder, onder invloed van alcohol, met een personenauto, nadat die [slachtoffer] van die personenauto was gestapt en op de weg achter die auto stond, die personenauto in zijn achteruit heeft geschakeld en vervolgens tegen die [slachtoffer] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden, te verbinden aan de voorwaardelijke straf, heeft zij gevorderd aan de verdachte op te leggen: een meldplicht, verplichte ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en middelencontrole.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 24 maanden te ontzeggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit, eventueel aangevuld met een taakstraf. Met betrekking tot de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de verdediging bepleit deze op te leggen voor de duur van maximaal één jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte is, nadat het slachtoffer op zijn auto was geklommen, weggereden en is honderden meters doorgereden terwijl het slachtoffer op het dak en voorruit lag en zich met beide handen moest vasthouden aan de dakdragers om niet van de auto te glijden. De verdachte is met een aanzienlijke snelheid over een verkeersdrempel gereden, waardoor het slachtoffer dreigde zijn greep te verliezen. Toen de auto bij een stoplicht tot stilstand kwam en het slachtoffer zich uit zijn benarde positie wist te bevrijden en zich uit de voeten wilde maken, heeft de verdachte zijn auto in de achteruit gezet en het slachtoffer van achteren aangereden. Het is niet aan het handelen van de verdachte te danken dat het letsel van het slachtoffer beperkt is gebleven. Op het moment dat de verdachte de auto instapte, had hij een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken.
Doodslag is een van de ernstigste misdrijven die ons Wetboek van Strafrecht kent. Ook bij een poging tot doodslag past slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf neemt de rechtbank het strafblad van de verdachte in aanmerking, waaruit blijkt dat hij al meerdere malen is veroordeeld voor het rijden onder invloed en andere verkeersdelicten. Ook weegt de rechtbank mee dat op het moment van het gepleegde feit de verdachte zijn rijbewijs pas 3 weken weer in zijn bezit had na een eerdere ontzegging van de rijbevoegdheid. Gelet hierop en de omstandigheid dat de verdachte bij het plegen van dit feit met veel meer alcohol in zijn bloed dan wettelijk is toegestaan is gaan autorijden, acht de rechtbank naast een gevangenisstraf ook een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, en wel van langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Ten slotte neemt de rechtbank het advies van de reclassering over, en zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf passend van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan deze proeftijd zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en middelencontrole. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingehouden is geweest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf groot 6 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
veroordeelde meldt zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Rotterdam op het adres Marconistraat 2, 3029AK te Rotterdam of telefonisch op 088 17 85 210. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor (Ambulant Centrum Rotterdam) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Hermanides, voorzitter, mr. K.G. Witteman en mr. S.L.M. van Venrooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.V. Haring, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juni 2024 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder (onder invloed van alcohol) met een (personen)auto op die [slachtoffer] ingereden, waarna die [slachtoffer] op die (personen)auto is beland en/of geklommen, en/of (vervolgens) gedurende enig tijd met die [slachtoffer] op de auto, met behoorlijke snelheid heeft gereden, en/of (vervolgens), nadat die [slachtoffer] van die (personen)auto was gevallen en/of van die auto was gestapt en op de weg achter die auto stond, die (personen)auto in zijn achteruit heeft geschakeld en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] is aangereden;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2024 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder (onder invloed van alcohol) met een (personen)auto op die [slachtoffer] ingereden, waarna die [slachtoffer] op die (personen)auto is beland en/of geklommen, en/of (vervolgens) gedurende enig tijd met die [slachtoffer] op de auto, met behoorlijke snelheid heeft gereden, en/of (vervolgens), nadat die [slachtoffer] van die (personen)auto was gevallen en/of van die auto was gestapt en op de weg achter de auto stond, die (personen)auto in zijn achteruit heeft geschakeld en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] is aangereden; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2431-2024100745, gesloten d.d. 2 augustus 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 79.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2024, pagina’s 9 en 10.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2024, pagina’s 15 en 16.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juni 2024, pagina’s 17 en 18.
5.Uitslag adamanalyse d.d. 23 juni 2024, pagina 71.